Toekomstboeken voor de jeugd: van hittelockdown tot machtige multinationals
Een lockdown vanwege verzengende hittegolven. Een grote oorlog in Europa. Allesverslindende overstromingen als gevolg van klimaatveranderingen. Welkom in de (nabije) toekomst.
Zomer 2032. Polly mag haar appartement in de Britse kustplaats Brighton al weken niet uit, omdat de temperatuur de 42 graden is gepasseerd. Een noodwet. Zuidoostelijker, ergens in België, en ruim honderd jaar later, krijgt de familie van Roosmarijn een brief: ze moet onderdak bieden aan een gewonde soldaat, net als anderen in het dorp. Op hun boerderij valt een van de soldaten van de ene verbazing in de andere: hoe kunnen ze hier kippen houden en kampvuurtjes stoken, ondanks de Minderwet, die tot in detail bijhoudt of iemand het klimaat niet te erg belast?
”De onderwaterpoort” van Emma Carroll en ”Eenbeen” van Thijs Goverde –uit die twee boeken komen de genoemde situaties– schetsen een toekomst die niet eens zo ver van de werkelijkheid af zou hoeven staan. Hetzelfde geldt, in iets mindere mate, voor twee andere jeugdboeken die dit jaar verschenen: ”De macht van Algas” van Marco Kunst en ”De Grote Vloed” van Sjoerd Kuyper. Waar je bij termen als ”sciencefiction” en ”dystopische roman” –labels die toekomstboeken vaak krijgen– denkt aan dramatische scenario’s die toch nooit werkelijkheid zullen worden, krijg je bij deze boeken een ander gevoel.
In ”De onderwaterpoort” gaat Polly vanwege een hittelockdown bij haar tante op het platteland logeren. In een nabijgelegen meer stuit ze op een verzonken stad en zo komt ze terecht in de wereld van 1952. Doordat een groot deel van het boek zich in dat jaar afspeelt, ligt de nadruk niet op de klimaatkwestie. Maar de geschetste verzengende hitte is nu al niet ondenkbaar.
Kwinkels
In ”De Grote Vloed” val je juist met je neus in een enorme catastrofe. Het is 2029 en de grote overstroming is gekomen. Hoofdpersoon Moos heeft een vlot klaarliggen. Met daarop de auto van zijn opa bij wie hij woont, plus twee kabouters die zijn meegelift – wat meteen al de absurdistische inslag van het boek duidelijk maakt. Samen met professor Beck en de burgemeester beleven ze een bizarre tocht: er zijn afgebeten ledematen, champagne drinkende kabouters, propvolle schepen met vluchtelingen die wifi eisen en vliegtuigen die nergens meer kunnen landen (wat natuurlijk doet denken aan de duif bij Noach). Uiteindelijk bereikt het viertal Atlantis: een stad die niet verdronken blijkt.
De om wifi roepende drenkelingen laten al zien dat Sjoerd Kuyper allerlei maatschappijkritiek in het verhaal verwerkt. De burgemeester is „niet dik, het was erger, hij was enorm” is natuurlijk een sneer naar de discussie rond politiek correct taalgebruik in boeken van onder anderen Roald Dahl. De uitgemergelde vluchtelingen die het ontwikkelde Atlantis niet in mogen, spreken boekdelen. En praten is in deze tot in de puntjes gecontroleerde stad niet toegestaan: communicatie verloopt via „kwinkels” op de telefoon. Bovendien zijn er nog de pijnlijk herkenbare passages waarin duidelijk wordt wat er misging in de jaren voor de vloed. Hoe in vergaderingen levensgrote problemen werden benoemd en iedereen vervolgens lekker ging slapen, bijvoorbeeld.
Zeeland
In ”De macht van Algas” en ”Eenbeen” leven de personages in een maatschappij die al drastisch veranderd ís door de opwarming van de aarde. In ”Eenbeen” komt daar nog de uitbraak van een grote oorlog bij, in ”De macht van Algas” de vergaande macht van een bedrijf. In dat laatste boek is Walcheren het enige stukje Zeeland dat nog bestaat. Tijdens de storm van 2317 staat ook het voortbestaan van dat eiland op het spel. Algas, een bedrijf dat gas maakt uit algen, schiet te hulp, maar dat heeft gevolgen. De vergaande macht van zo’n multinational van de toekomst is een spiegel voor de lezer van nu, juist ook voor christenen voor wie de natuur immers schepping van God is. In dit boek zijn het uiteindelijk, zoals het gaat in een klassiek avonturenboek, de dappere kinderen die met hulp van vrijdenkende volwassenen vechten voor hun eiland. Iets wat in ”De Grote Vloed” trouwens ook gebeurt.
In ”Eenbeen”, dat zich afspeelt rond 2136, is het toekomstbeeld misschien nog wel voorstelbaarder. De oorlog in Europa, die volgens het boek in 2029 werd ontketend door Euraziatische landen, is er in feite ook in de echte wereld al. De auteur verontschuldigt zich daar in het voorwoord zelfs voor: hij had de oorlog in het boek –dat begin dit jaar verscheen– al beschreven voordat Poetin Oekraïne binnenviel.
”Eenbeen” speelt zich grotendeels af op het platteland, waar eenvoudig wordt geleefd. Wel heeft iedereen een checkbox – een soort smartphone. Al sinds 2037 is er de Minderwet, die via een plus-en-minsysteem ervoor zorgt dat mensen minder energie en spullen verbruiken. De nieuwe samenleving wordt gaandeweg het boek via allerlei fictieve bronnen, zoals schooltoetsen en krantenartikelen, toegelicht. Maar het zwaartepunt van het verhaal ligt ergens anders: bij Roosmarijn, die hoteldebotel is van de soldaat van haar buren.
Uiteindelijk vormen de futuristische omstandigheden in deze jeugdboeken slechts het decor van een verhaal dat méér wil dan angstaanjagende toekomstscenario’s schetsen. En juist omdat er geen invasies van aliens in voorkomen en er geen superapen of robots klaarstaan om de macht over te nemen, komt de boodschap –die er zeker in zit– sterker over. Wie zegt dat er over een paar decennia inderdaad geen hittelockdowns nodig zijn? Daardoor komen de boeken, hoe absurd ze soms ook zijn, oncomfortabel dichtbij.