Wat zegt recent verschenen sciencefiction over de toekomst?
Toekomstromans gaan over, nou ja, de toekomst. Maar naarmate de tijd verstrijkt, komen hun schrikbeelden bijna ongemerkt dichterbij.
Nederland, ergens begin 2100. De zeespiegel is zo hoog gestegen dat Amsterdam onder water is verdwenen. In een andere omgeving, ergens ter hoogte van Staphorst, is een nieuwe stad gesticht. Bovengronds is nauwelijks meer verkeer te vinden: inwoners verplaatsen zich via een systeem van vacuümbuizen in ijltempo van A naar B. Buitenlanders –ook Belgen– zijn niet meer welkom. Een deel van de bevolking is bovendien niet helemaal biologisch, maar het product van experimentele voortplantingstechnieken.
Welkom in de wereld van ”Niemand houdt mij tegen”, een toekomstroman uit 1991. In de dertig jaar nadat het boek verscheen, verdween Amsterdam weliswaar nog niet onder water maar werden verschillende andere hersenspinsels van auteur Evert Hartman wel werkelijkheid. Neem de vacuümbuizen: geïnspireerd door een wild idee van ondernemer en visionair Elon Musk werken wetenschappers en bedrijven sinds een jaar of tien aan de ”hyperloop” – een buizenstelsel waarin burgers zich via zogenaamde ”pods” (gondels met zitplaatsen) kunnen verplaatsen. Volgend jaar beginnen bij het Groningse Veendam de eerste tests met het systeem. Op termijn moeten burgers boven- of ondergronds met een snelheid van 1000 kilometer per uur door zo’n buizenstelsel kunnen reizen – ofwel: in een halfuurtje van Amsterdam naar Parijs.
Ook de verbanning van auto’s uit stadscentra krijgt steeds vastere vormen. Nadat Utrecht in 2007 zijn eerste milieuzone opende om vervuilende voertuigen te weren, volgden al snel andere grote steden. Toegegeven, het klonen van burgers, zoals in Hartmans verhaal gebeurt, is nog niet toegestaan. Maar het is dan ook nog geen 2100. Er kan nog van alles gebeuren.
Anno 2023 is de „verre samenleving” uit de toekomstroman uit 1991 dus een stuk dichterbij gekomen. Dat is, zo laat de geschiedenis zien, vaker het geval bij sciencefictionverhalen. Nu de machtsbalans tussen naties kantelt, bedrijven investeren in technologieën om chips in mensen te implanteren en back-ups van hun brein te maken, en klimaatverandering zowel onloochenbaar als controversieel is, blijkt sciencefiction soms bijna profetisch.
Doorbraak
Toekomstromans hebben oude papieren. Al in 1813 schreef Willem Bilderdijk een kort verhaal over een „aanmerkelijke luchtreis en nieuwe planeetontdekking”. De bekende dichter-advocaat roemt in ”Luchtreis” het nut van vliegtuigen in oorlogstijd en bij het verkennen van landschappen. Daarna beschrijft hij hoe hij in een ingenieus toestel op een vreemde planeet belandt. Bilderdijk was zijn tijd ver vooruit met zijn fantasieverhaal: nadat het werd uitgegeven, zou het nog bijna honderd jaar duren totdat het eerste gemotoriseerde vliegtuig de lucht in ging. De eerste raket vertrok weer vijftig jaar later.
Niettemin bevat ”Luchtreis” typische kenmerken van wat later sciencefiction zou gaan heten. Net als in veel toekomstromans beschrijft Bilderdijk een fictieve situatie in een (verre) toekomst, waarin technologische of maatschappelijke doorbraken het wereldbeeld en de menselijke mogelijkheden danig op hun kop hebben gezet.
Toekomstverkenning
Naarmate er meer toekomstverhalen verschenen, dijde het genre van sciencefictionboeken uit als een schier oneindig universum. Er zijn romans die zich afspelen in een vreemd sterrenstelsel, boeken waarin alle wetten van de fysica worden getart en verhalen die zich afspelen in een herkenbare maar toch radicaal andere samenleving. Toch bevatten ze vaak terugkerende –en herkenbare– thema’s.
Hoofdpersonen ondervinden de gevolgen van keuzes uit het verleden, of die nu positief of negatief waren. Vaak worden ze geconfronteerd met klimaatverandering, overbevolking, ontwrichtende politieke ideeën en technologische revoluties.
Sciencefictionverhalen zijn daarmee niet per se uit de lucht gegrepen. Vaak vormen ze een toekomstverkenning waarbij bestaande situaties tot in het extreme worden doorgetrokken. „Het grootste belang van sciencefictionboeken voor de mensheid is misschien dat ze gedachte-experimenten vormen, en pogingen om in de toekomst grote schokken te minimaliseren, en overpeinzingen vormen over alternatieve bestemmingen”, schreef fysicus Carl Sagan –zelf een fervent sciencefictionlezer– in 1978 in de New York Times.
Toekomstromans nopen lezers dus tot bezinning. Apocalyptische en postapocalyptische werelden, dystopische samenlevingen en ogenschijnlijk gewone technische ontwikkelingen met ernstige gevolgen stellen hen voor vragen als: Welke gebeurtenissen in het hier en nu kunnen tot deze situatie leiden? en: Is dit een samenleving waarin ik wil leven?
Schokeffect
Intussen lijken sciencefictionauteurs soms over voorspellende gaven te beschikken. Honderd jaar nadat de Tsjechische auteur en toneelschrijver Karel Čapek (1890-1938) een ”robot” bedacht, krijgt deze –letterlijk– handen en voeten. Tesla-ingenieurs werken sinds enkele jaren aan de Optimus Prime, een robot in mensengedaante. Ook bedrijven als Honda en Hanson Robotics steken veel geld in de ontwikkeling van humanoïde robots, die qua uiterlijk en denkvermogen steeds meer op mensen gaan lijken. In diverse landen wordt inmiddels geëxperimenteerd met de zelfrijdende auto – in 1964 voorspeld door sciencefictionauteur Isaac Asimov (1920-1992). En tal van bedrijven werken aan een vliegende auto, een concept dat de Britse auteur Aldous Huxley (1894-1963) in 1932 beschreef in zijn wereldberoemde dystopische roman ”Brave New World” (in het Nederlands vertaald als ”Heerlijke nieuwe wereld”). Het Nederlandse bedrijf Pal-V heeft plannen om vanaf 2024 een auto met inklapbare propeller op de markt te brengen, die inzittenden over de weg en door de lucht kan vervoeren.
De gedachte-experimenten van toen zijn dus niet zo onrealistisch als ze destijds leken. Toekomstfantasieën en de bestaande werkelijkheid liggen blijkbaar minder ver uit elkaar dan je je kunt voorstellen.
In het denken dat sciencefictionideeën niet haalbaar zijn, schuilt een gevaar. Het risico bestaat dat ze dan onderschat worden. Als tijd en technologie de boodschap van toekomstromans inhalen, was het schokeffect blijkbaar niet groot genoeg.