Tonke Dragt schreef een halve eeuw geleden al over een wereld beheerst door techniek
Deze zomer, na het overlijden van schrijfster Tonke Dragt, herlas ik een paar van haar jeugdboeken. En ik vond het bijna huiveringwekkend hoe ze de problemen van onze huidige maatschappij zo’n vijftig jaar geleden al voorzag.
Tonke Dragt (1930-2024) is oud geworden, en ze heeft tijdens dat lange leven veel kinder- en jeugdboeken geschreven. De bekendste daarvan is, zonder enige twijfel, ”De brief voor de koning” (1962), een verhaal dat zich afspeelt in een middeleeuws aandoende, fictieve wereld met kastelen, duistere wouden, ridders, kluizenaars, zwaarden en schilden. Hoofdpersoon is een jongen die een moeilijke opdracht moet vervullen, zichzelf moet wegcijferen, zijn plicht moet doen en zijn vaderland redden.
Meer dan vijftig drukken kreeg dat verhaal, het werd in 34 talen vertaald en kreeg in 2004 zelfs de Griffel der Griffels voor het allerbeste kinderboek dat in de voorafgaande vijftig jaren in Nederland verschenen was. Dat alles leidde uiteindelijk tot een verfilming voor Netflix, waardoor het verhaal nog altijd verder verspreid wordt, wereldwijd.
Maar ik wil het hier niet hebben over ”De brief voor de koning”. Ik herlas deze zomer twee andere boeken van Tonke Dragt: het wat minder bekende tweeluik ”Torenhoog en mijlen breed” (1969) en ”Ogen van tijgers” (1982). Dat kun je geen kinderboeken meer noemen, dat zijn eigenlijk romans voor jongvolwassenen – bij tijden soms behoorlijk ingewikkeld om te lezen. Duisterder ook dan ”De brief voor de koning” met zijn duidelijk afgetekende, positieve boodschap.
Beide boeken spelen zich af in een mogelijke toekomst, waarin de aarde één grote stad is geworden (die toepasselijk Nieuw Babylon heet). De bossen en velden zijn verdwenen, veel dieren zijn uitgestorven en de mensen hebben het leven via de techniek vergaand naar hun hand gezet. Ze wonen in woontorens die tot de hemel reiken, verplaatsen zich via ”rolstoepen”, eten kunstmatig voedsel en hebben persoonlijke huisrobots die al het vervelende werk doen. Zelfs het weer kunnen ze beheersen. De wijdvertakte Dienst Algemeen Welzijn ziet er intussen op toe dat niemand tekortkomt of ongelukkig is. Iedereen kan tot op zekere hoogte zichzelf zijn, met passend werk en keuze uit diverse soorten relaties en geaardheden.
In die gecontroleerde wereld zijn bijna nergens meer rafelrandjes te vinden. Kunst is overbodig geworden, want kunstmatige intelligentie en techniek leveren veel mooiere en harmonieuzere afbeeldingen dan mensen kunnen maken. Lezen kunnen de meeste mensen niet meer, want je kunt alle mogelijke informatie via afbeeldingen, filmpjes en ”luisteroorknoppen” tot je nemen, en rekenen heb je eigenlijk ook nooit nodig: dat doet de computer wel. Je moet vooral weten hoe je als mens tussen al die informatiestromen door kunt laveren en intussen een goed en gelukkig leven kunt leiden, zonder armoede, depressie of conflict.
De keerzijde is dat niemand aan de controle van de oppermachtige Dienst Algemeen Welzijn kan ontsnappen, dat alle bewegingen van iedereen geregistreerd worden en dat natuur en vrijheid bijna iets onbereikbaars geworden zijn. Alleen de zeer rijken kunnen het zich nog veroorloven om een dagexcursie te boeken naar een natuurreservaat, waar ze dan –onder toezicht uiteraard– nog eens een échte bloem of vogel kunnen zien of door de golven van de échte zee kunnen waden. Of, en dat doet een enkeling, je kunt als planeetonderzoeker naar de gevaarlijke planeet Venus gaan, waar nog wél geheimzinnige wouden zijn.
Tonke Dragt, zo blijkt uit interviews, zat er in latere jaren mee dat sommige feiten in haar verhalen achteraf niet klopten. Dat de planeet Venus onbewoonbaar was gebleken bijvoorbeeld. Dat heb je met verzonnen werelden en niet-realistische verhalen. Maar deze zomer, bij het herlezen, dacht ik toch: hoe kán het dat ze veertig, vijftig jaar geleden al zo precies de problemen en risico’s voorzag waarmee we vandaag te kampen hebben?
In een tijd waarin niemand nog een mobiele telefoon had of over internet beschikte, voorspelde zij een wereld vol digitalisering, ontlezing, verstedelijking, robotisering en een eindeloos streven naar controle en beheersing van het leven. Vooral in het boek ”Ogen van tijgers” kan uiteindelijk niemand nog ongemerkt zijn gang gaan, of zomaar afwijken van wat de samenleving wenst of goed acht. En meer dan allerlei analyses en opiniestukken maakt dit ene jeugdboek duidelijk hoe gevaarlijk dat kan zijn.
Het is een benauwende wereld, die Dragt in haar verhalen oproept. Maar het hoopvolle is toch dat haar hoofdpersonen zich er niet bij neerleggen. Ze zijn maar enkelingen zonder veel overwicht of invloed, ze worden eruit gewerkt door machtige organisaties, ze lopen gevaar. Maar ze blijken uiteindelijk het sterkst doordat ze geloven in de échte, tastbare dingen: regen op je gezicht, wouden waar het leven onvoorspelbaar is, een papieren boek, schilderijen die eigenhandig met verf en doek gemaakt worden. Menselijkheid. Liefde. Echtheid. En manieren van communiceren waar robots of computers geen grip op hebben.
Tonke Dragt is geen christelijke schrijfster, en de personages uit ”Torenhoog en mijlen breed” en ”Ogen van tijgers” leven in alle opzichten in een moderne wereld, met modern vormgegeven relaties en opvattingen. Maar voor wie tussen de regels door kan lezen, schemert in deze verhalen toch voortdurend iets door van een waarheid, goedheid, schoonheid en liefde die reëler zijn dan alle kunstmatige verworvenheden bij elkaar. Sterker nog, de auteur suggereert dat dát uiteindelijk is waarnaar ieder mens, bewust of onbewust, op zoek is. Het maakt dat Tonke Dragts boeken nog steeds indruk maken.
De auteur is schrijver en journalist.