„Lach en men lacht met je mee, snurk en je slaapt alleen…” Dit citaat van de Britse schrijver Anthony Burgess kwam bij me op toen ik de reactie van de Raad van State zag op het initiatief voor het wetsvoorstel van SGP, CDA en ChristenUnie rond rouwverlof. Ik geef toe, het is een wat crue associatie –zo werkt het menselijk brein kennelijk– maar treffend is ze wel. Is er blijdschap of valt er wat te vieren, dan is het vaak druk en is er veel betrokkenheid. Mensen doen dan graag mee en stellen hun tijd, geld of inzet beschikbaar. Dat gaat de meesten ook goed af.
Verdriet of ellende roept veel vaker ongemak en vermijding op, hoewel het vele goede wat er gebeurt in de hulp en ondersteuning in moeilijke perioden niet onvermeld mag blijven. Goed nieuws maakt ons kennelijk zelf ook blij, terwijl slecht nieuws en verdriet ons somber of onrustig lijken te maken. Bij de dood is dat nog wat sterker. In 2022 was er een SIRE-campagne: ”De dood. Praat erover, niet eroverheen!” Een treffende en bijna reformatorisch aandoende oproep. De dood hoort niet bij het leven, dat voel je bij een sterfbed. Doodgewoon is dan ook een heel raar woord…
Zou dat de verklaring ervoor zijn dat er al lang riante regelingen zijn voor kersverse moeders en vaders, terwijl in het geval van een overlijden de nabestaande in principe de dag na de begrafenis weer op het werk verwacht wordt? Zwangerschapsverlof heeft nog een fysieke component, maar geboorteverlof en ouderschapsverlof lijken toch vooral verworvenheden waardoor kersverse ouders elkaar kunnen helpen en genieten van de gezinsuitbreiding. Van harte gegund overigens, want naast het geluk dat de aanwezigheid van zo’n lief klein kindje met zich meebrengt, is het naast de gebroken nachten behoorlijk wennen voor het nieuwbakken gezinnetje.
Hoe anders is dat bij het verlies van een dierbare? Hoe nauwer de (familie)relatie, hoe moeilijker het is om het gewone leven weer op te pakken. Op de meest onverwachte momenten kan het verlies hen overvallen en weg zijn de concentratie en de energie die nodig zijn om het werk goed te doen. Uit een onderzoek in 2019 bleek dat driekwart van de rouwenden langere tijd niet goed kon functioneren, een derde was zelfs langere tijd ziek en een kwart kampte met aan burn-out gerelateerde klachten. Dat laat zien hoe ingrijpend rouw en verlies zijn.
Des te vreemder is het dat er tot op de dag van vandaag geen regeling is om betaald verlof op te nemen. Gelukkig is de praktijk zo dat verreweg de meeste werkgevers zich heel warm opstellen en de medewerker ruimhartig de gelegenheid bieden om met het verlies te leren leven en functioneren. Toch heeft 40 procent van de rouwenden daarvoor onvoldoende ruimte gevoeld op het werk.
Helemaal niet overbodig dus dat door Chris Stoffer en anderen gewerkt wordt aan een wet die dit regelt. De wet regelt een minimumvariant. Iemand die een partner of een minderjarig kind verliest krijgt een rouwverlof van vijf werkdagen. In die vijf dagen is natuurlijk niet alles opgelost. Maar het feit dat er een wettelijk recht op betaald rouwverlof komt is al een erkenning van het feit dat we niet alleen tijd voor onszelf nodig hebben bij gezinsuitbreiding, maar juist ook bij gezinsinkrimping. En rouw is maatwerk, dus boven op die regeling zullen werkgevers en werknemers er samen moeten uitkomen als er meer nodig is. Ruimte bieden aan rouw leidt tot minder verzuim later.
De kritiek van de Raad van State is dan ook een tegenvaller maar geen blokkade. Ja, natuurlijk is het arbitrair waarom de wet alleen zou moeten gelden bij het verlies van een partner of een minderjarig kind en ook de vijf dagen zijn willekeurig. Naast nog wat procedurele opmerkingen is er vooral sprake van aansporingen om verder te gaan en de wet nog beter te maken. Want dat er behoefte is aan ruimte om te rouwen is duidelijk. Rouwen is belangrijk om verder te kunnen en bepaalt ons daarnaast bij de eindigheid van het leven.
Daarom sluit ik af met de wijze woorden van Salomo: „Het is beter te gaan in het klaaghuis dan te gaan in het huis des maaltijds; want in hetzelve is het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn hart” (Prediker 7:2).
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de SGP.