Geen oprechte staatsrechtelijke zorgen maar algemene politieke beschietingen
Deze week sprak ik een collega die zei: „Als ik ooit nog een keer een klus te doen heb waarbij 86 keer hetzelfde gedaan moet worden, dan vraag ik Schoof.”
De week van Prinsjesdag is een bijzondere week in het parlementaire jaar. Dit jaar waren Relinde en ik voor het eerst aanwezig bij de Troonrede en alles wat daaromheen gebeurt. Er hangt een feestelijke sfeer en vrijwel iedereen geniet van de mooie en waardevolle tradities.
Het contrast met de twee dagen daarna is enorm. De Algemene Politieke Beschouwingen hadden dit jaar nog meer dan anders het karakter van algemene politieke beschietingen.
Toegegeven, de eerste dag ging het eigenlijk best redelijk goed. De meeste fractievoorzitters slaagden erin er een beschouwing op het nieuwe jaar van te maken. Op de toekomst van ons land. Die varieerde van een lofzang op de eigen resultaten tot een aanval op de plannen van anderen.
„Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven”, zo klonk het volle Evangelie in de plenaire zaal uit de mond van SGP-leider Stoffer. Ik zal de neiging onderdrukken om zijn bijdrage verder uit te diepen. Hoe dan ook, het was een baken van echte rust in een verder woelige eerste dag en het bracht de premier tot de opmerking dat hij bijna de neiging kreeg om de Bijbel te gaan lezen. Enigszins aangepast zou ik met Paulus zeggen: „Ik wenste wel van God, dat, en bijna en geheellijk, niet alleen gij maar ook allen die dit gehoord hebben…”
Veel lelijker was de tweede dag. Van ’s morgens vroeg tot diep in de nacht stond premier Schoof voor zijn troepen in vak K de verbale beschietingen te doorstaan. Waar het debat over problemen op de woningmarkt en in de landbouw of over de enorme bezuinigingen op ontwikkelingshulp had moeten gaan, was de rode draad een andere. Noodwet, artikel 110 en 111, termen waarvan ik wil dat ik geturfd had hoe vaak ze langskwamen. Zonder overdrijven, dezelfde vraag werd 86 keer gesteld en evenzoveel keer op dezelfde manier beantwoord door de premier. De intensiteit nam alleen maar toe toen er zwartgelakte documenten verstrekt werden aan de Kamer én later zelfs de zwarte lak moest verdwijnen.
Samengevat bleef er een behoorlijk ontluisterend beeld over van die tweede dag. Allereerst heeft het kabinet-Schoof dat aan zichzelf te wijten. Hoewel de problemen rond migratie groot zijn, is het gebruik van noodwetgeving onnodig en onverstandig. Het parlement is geen lichtknopje dat je aan en uit kunt zetten. En zoals staatsraad Kees van der Staaij zei: „Er is hier geen sprake van overmacht, maar van onmacht.” Anderzijds heb ik ook meerdere fractievoorzitters gezien die naar mijn mening meer vanuit politiek gewin tekeergingen, met soms diepe verbale uitglijders, dan vanuit oprechte staatsrechtelijke zorgen.
Onze parlementaire democratie is de echte verliezer van deze algemene politieke beschietingen. Een ministersploeg die beschadigd is en een Kamer die zich heeft laten gaan in electoraal gedreven ruziemakerij beschadigen het gezag en aanzien van instituties. Het vertrouwen van de kiezer waar veel politici zo naar snakken, heeft opnieuw een deuk opgelopen. Het is veelzeggend dat zelfs voormalig D66-leider Alexander Pechtold opmerkte dat dit kabinet een kans moest krijgen zolang het binnen de Grondwet blijft. Zonder de pretentie te willen uitstralen de wijsheid in pacht te hebben, zou je alle Kamerleden en het kabinet toewensen dat zij meer waarde zouden hechten aan de ogen van de Nederlander die op hen gericht zijn, en die om oplossingen vragen, dan aan de draaiende camera’s van de media.
Zolang politici sneller afgeschreven worden dan een paar schoenen zal de golfbeweging van de kiezersgunst steeds grilliger worden. Ironisch genoeg zal dit gelijk opgaan met een diepe erosie van het vertrouwen in de overheid. Alleen al daarom zou je de Haagse politiek meer rust gunnen, echte rust…
De auteur is lid van de Tweede Kamer voor de SGP.