Erasmus is meer dan zijn ”Lof der Zotheid”
Er is een enorme schroom om het over Erasmus’ geloof te hebben. Hij wordt toch vooral gepresenteerd als humanist. Niettemin was hij in de eerste plaats een gelovige theoloog voor wie Jezus centraal stond.
Op gezette tijden wordt nationaal icoon Desiderius Erasmus extra in het zonnetje gezet. Zijn geboortedag, 28 oktober, werd uitbundig gevierd in Rotterdam en Gouda. Daarbij stond Erasmus’ beroemdste werk, ”Lof der Zotheid”, centraal. In Rotterdam reikte burgemeester Carola Schouten tijdens de Erasmusweek de Lof der Zotheidspeld uit aan Arjen Lubach. Daarnaast vierde Gouda een zonovergoten Zotte Zaterdag. Erasmus is dan wel niet in Gouda geboren, maar hij ging er wel naar school.
Wat mij bij alle festiviteiten en eerbetoon opvalt, is de enorme schroom om het over Erasmus’ geloof te hebben. Erasmus wordt toch vooral gepresenteerd als humanist. Alsof deze ”prins der humanisten”, die leefde rond 1500, op de maat van de seculiere 21e eeuw moet worden gesneden. Zijn christelijk geloof brengt men maar liever niet ter sprake tijdens publieke manifestaties; dat geeft vast gedoe.
Nieuwe Testament
Welnu, Erasmus is veel meer dan een door tolerantie voortgedreven wetenschappelijk geïnteresseerde filosoof van de verlichting, al begon de periode van de verlichting pas ongeveer anderhalve eeuw later. Erasmus was in de eerste plaats een gelovige theoloog voor wie Jezus centraal stond. Jezus was voor hem het grote voorbeeld ter navolging in het leven van alledag.
Zeker, Erasmus was als humanistisch christen ook een gematigd man van het midden, een man van beschaving, tolerantie en dialoog. Hij hechtte belang aan de ”studia humanitatis”, de opleiding in talen en geschiedenis. Hij werd daarbij geïnspireerd door het in zijn tijd tot bloei gekomen renaissance-humanisme. Een stroming die geloof en humanisme met elkaar verbond en terugverlangde naar de gezuiverde bronnen van de Griekse en Romeinse oudheid. Erasmus genoot dankzij de renaissance van de herontdekte Griekse filosoof Plato (inclusief diens leermeester Socrates) en van andere dichters en denkers uit de antieke oudheid. Echter, de gezuiverde bronnen waar het Erasmus zelf primair om ging, waren toch de Bijbel en de kerkvaders.
Niet ”Lof der Zotheid” maar ”Novum Testamentum” (Nieuwe Testament) zag Erasmus als zijn grootste prestatie. In dit megaproject, waarvan tijdens zijn leven maar liefst vijf edities verschenen, poogde Erasmus het Nieuwe Testament te ontdoen van allerlei latere aanslibsels. Op wetenschappelijk verantwoorde en controleerbare wijze. Met een op die manier gezuiverde Bijbelse bron kon hij de Rooms-Katholieke Kerk van zijn dagen bekritiseren ten aanzien van een teveel aan dogma’s en rituelen. Maar even belangrijk was dat hij zijn medegelovigen zo kon oproepen tot een zuivere en vrome christelijke levensstijl. Ook daarin was hij een kind van het renaissance-humanisme: wie goede, gezuiverde teksten tot zich neemt, léést niet alleen beter maar lééft ook beter.
Moreel richtsnoer
Voor de goede orde: niemand hoeft van mij tot geloof gebracht te worden tijdens een Erasmusviering, maar laten we Erasmus’ geloof niet langer onder het tapijt vegen en doen alsof dat voor hem eigenlijk maar bijzaak was. Zijn combinatie van geloof en humanisme zou namelijk veel kunnen opleveren voor een respectvolle dialoog tussen wie zich wel en wie zich niet gelovig noemt. Een dialoog over levensbeschouwing en zingeving en over het belang van waarden als moreel richtsnoer en houvast. En, zeer in de lijn van Erasmus, over de vraag hoe je enerzijds in je levensbeschouwing aan een onopgeefbare kern kunt vasthouden en anderzijds toch in vrede kunt samenleven met naasten die andere accenten leggen in geloof en levensbeschouwing.
Dwaasheid
Volgend jaar vieren Gouda en Rotterdam opnieuw Erasmus’ geboortedag. Laten we ons nationale icoon dan recht doen en het over meer hebben dan alleen ”Lof der Zotheid”. Trouwens, wie het gelezen heeft, weet dat Erasmus ook dit (aan de gelovige medehumanist Thomas More opgedragen) werk met een opvallend godsdienstige passage afsluit. Na alles en iedereen op een geestig-spottende, zelfs bijtende manier op de hak te hebben genomen, wijst Erasmus op de góddelijke dwaasheid. De dwaasheid die door de apostel Paulus in zijn eerste brief aan de Korinthiërs wordt genoemd. Deze goddelijke zotternij is eigenlijk de hoogste vorm van wijsheid, al lijkt die wijsheid in menselijke ogen nog zo vreemd. Het is de dwaasheid van de Bergrede, van een koning die in een nachtverblijf ter wereld komt. Ja, het is de dwaasheid van kruis en opstanding. Wees eens wat minder wereldgelijkvormig, lijkt de auteur van ”Lof der Zotheid” Vrouwe Dwaasheid in de mond te leggen, dan zul je deze dwaasheid van levensbelang wellicht verstaan. Tja, ook dit is ”Lof der Zotheid”. Wie Erasmus werkelijk wil eren, moet niet alleen zijn humanisme maar ook zijn geloof ter sprake brengen. Het brengt ons vast en zeker verder in een levensbeschouwelijke dialoog die niet alleen in Gouda en Rotterdam, maar in heel Nederland zou moeten worden gevoerd.
De auteur schreef het boek ”Erasmus en de vrije wil. Christendom en humanisme: hun onlosmakelijke band”.