Mens & samenlevingHet gesprek
Verhalen van prostituees raken Jolanda van der Maas: „Ik wil licht brengen in de heggen en steggen”

Ze heeft hart voor kwetsbare mensen. De zorg voor hen vormt een rode draad in het leven van Jolanda van der Maas (50). Zo zette de ooit recalcitrante Zeeuwse tiener zich enkele jaren in voor weeskinderen in Nigeria. Nu geeft ze leiding aan een organisatie die hulp biedt aan vrouwen die in de prostitutie werken. „Als ik hen in de ogen kijk, ontdek ik: het zijn mensen zoals jij en ik.”

Jolanda van der Maas. beeld Cees van der Wal
Jolanda van der Maas. beeld Cees van der Wal

Tijdens het straatwerk ontmoette Van der Maas een jonge prostituee uit Hongarije. „Ze was heel verdrietig en ervoer dat haar situatie uitzichtloos was. Ze vertelde me dat degene voor wie ze werkte tegen haar had gezegd: „Dit is het enige werk waar jij goed in bent.” Als je dat als vrouw meekrijgt, los van je persoonlijkheid en de talenten die je hebt… Dat heeft me echt geraakt.”

Van der Maas vertelt het op de bank in de woonkamer van haar appartement in Waddinxveen, waar koffie en gevulde koeken op tafel staan. Ze heeft ingestemd met een interview omdat ze daarin ook iets over haar werk kwijt kan. Daarover praat ze liever dan over zichzelf, zegt ze. Sinds een jaar is ze directeur van Stichting De Haven, een christelijke organisatie die in Den Haag en Rotterdam „mensen in de seksindustrie écht wil zien, en herstel en hoop wil bieden”.

Uw levensloop kenmerkt zich door zorg voor kwetsbaren. Kreeg u dat van huis uit mee?

„Ik ben met vier zussen en een broer opgegroeid op een boerderij in Geersdijk, een dorpje in de toenmalige gemeente Wissenkerke, op Noord-Beveland. Daar ging ik naar de School met de Bijbel, een klein dorpsschooltje. Mijn ouders hadden een fruitteelt- en landbouwbedrijf. Als kind had ik veel vrijheid en ruimte. Ik ben een echt buitenmens, dus dat was ideaal voor mij.

Omzien naar de ander kreeg ik van huis uit mee. Mijn ouders hadden oog voor mensen met ziekte en zorgen, in de kerkelijke gemeente, maar ook daarbuiten, in de dorpsgemeenschap waarvan we deel uitmaakten. Als iemand in nood is, dan help je. Dat was vanzelfsprekend. Zo gaven mijn ouders soms fruit of groenten van het land aan mensen die dat nodig hadden. Dat zag ik als kind, en die houding heb ik overgenomen.”

Wat stempelde het geestelijk klimaat waarin u opgroeide?

„We gingen naar de gereformeerde gemeente in Kortgene. Mijn ouders waren veel bezig met het geloof. Dat merkte je aan het thuis napraten over de preken, maar ook in hun gebed. Ze leefden in afhankelijkheid van de Heere. Het geloof was niet alleen iets voor de zondag, maar was met het hele leven verweven. Ik kreeg ook een grote liefde voor de zending mee. Als kind maakte ik bijvoorbeeld een kijkdoos en ging ik langs de deuren om geld op te halen voor kinderen in Afrika.”

Wat waren uw jeugddromen?

„Als klein meisje zei ik dat ik later de zending in wilde, al gingen mijn gedachten op andere momenten uit naar het conservatorium of een baan als dierenarts. Maar zending en ontwikkelingswerk kwamen wel steeds terug. Mijn vader luisterde graag naar preken van ds. L. Huisman, zendingspredikant van de Gereformeerde Gemeenten. Dat heeft mij onbewust beïnvloed. Later werd Leunie Commelin, die in Nigeria had gewerkt, lid van onze gemeente en raakte bevriend met mijn ouders. Ook daardoor kwam zending voor mij heel dichtbij.”

Wanneer kreeg het christelijk geloof voor u persoonlijk betekenis?

„Als kind was ik al bewust met het geloof bezig. Mijn moeder was een paar keer behoorlijk ziek. Ik was bang dat ze zou sterven, bad om genezing en die gaf de Heere ook. Dat voedde mijn vertrouwen in God. Als puber was ik aan de buitenkant behoorlijk recalcitrant. Ik had de neiging grenzen op te zoeken, nam niet zo snel genoegen met ”Dit is niet goed” of ”Dat mag niet”, maar wilde zelf ontdekken of ik iets wel of niet oké vond, bijvoorbeeld in het uitgaansleven. Al zette ik me af tegen sommige regels, het geloof was altijd wel op een bepaalde manier aanwezig, ook in mijn puberteit.

„Toen er in onze kerkelijke gemeente een conflict was ontstaan, dacht ik: als dit de kerk is, hoeft het voor mij niet meer” - Jolanda van der Maas, directeur Stichting De Haven

Mijn eerste geloofscrisis maakte ik mee toen ik een jaar of twintig was. In onze kerkelijke gemeente was een conflict ontstaan. Ik dacht: als dit de kerk is, hoeft het voor mij niet meer. Kort daarna, toen ik mijn opleiding agogisch werk had afgerond, ging ik voor drie maanden naar Hongarije. Daar, ver weg van mijn ouders en van de kerk, ontdekte ik: ik heb God heel hard nodig in mijn leven. Ik kon het geloof in de Heere toen ook los zien van wat er in de kerk was gebeurd.

In Hongarije bezocht ik een kleine christelijke gemeente met een oude predikant. Op zondag kwamen er zes tot tien gemeenteleden, vooral vrouwen. In de maanden dat ik daar was, groeide het verlangen om belijdenis van mijn geloof af te leggen. Ik wilde echt voor de Heere leven.”

In 2004 ging u naar Nigeria. Hoe kwam u daar terecht?

„Na de mbo-opleiding agogisch werk ging ik aan de slag in een schippersinternaat. Intussen deed ik de hbo-opleiding sociaal-pedagogische hulpverlening, want ik dacht: als ik ooit ontwikkelingswerk wil doen, heb ik een hbo-opleiding nodig. Na afronding daarvan kwam ik uiteindelijk in contact met Coby van Rossum van Elim Nigeria. Zij wist dat ze bij weeshuis Bethesda al langere tijd op zoek waren naar iemand die zendingszuster Dini Sonneveld voor een langere periode kon ondersteunen.

Ik schreef een brief naar het weeshuis en had een gesprek met iemand van het deputaatschap Bijzondere Noden van de Gereformeerde Gemeenten. Dat wilde mijn verblijf in Nigeria voor vijf jaar bekostigen. Mijn opdracht was het ontwikkelen van nieuw beleid voor de opvang van weeskinderen in Igede. Dat leidde ertoe dat een kind uiteindelijk maar zes weken –in plaats van twee jaar– in het weeshuis verbleef, samen met een oma of tante die werd getraind om het vervolgens zelf te kunnen verzorgen in hun eigen dorp.”

„Ik kan me identificeren met Martha, die altijd bezig is, en zou wel meer willen lijken op Maria, die aan de voeten van de Heere Jezus zit” - Jolanda van der Maas, directeur Stichting De Haven

Wat bleef u vooral bij van de vijfenhalf jaar in Nigeria?

„Het leven in een primitieve omgeving maakt je afhankelijk. Zo herinner ik me dat er altijd gebeden werd voor Gods bescherming tijdens de reis, voordat je met de auto ergens heen ging. Ik kan nog weleens verlangen naar de rust en eenvoud van het leven in Nigeria: opstaan, werken, ’s avonds eten en dan was de dag bijna voorbij. Het leven daar was veel minder gejaagd dan hier. Door de rust en regelmaat kon ik daar makkelijker stille tijd houden. Dat vind ik hier in Nederland veel moeilijker. Ik kan me wel identificeren met Martha, die altijd bezig is, en zou meer willen lijken op Maria, die aan de voeten van de Heere Jezus zit.

De veerkracht van de mensen in Nigeria blijft me eveneens bij, hoe ze in het leven stonden ondanks tegenslagen. Het leven was voor velen moeilijk en de dood was sterk aanwezig. Veel van mijn Nigeriaanse collega’s hadden familie verloren, niet alleen ouders, maar bijvoorbeeld ook een broer of zus. Het leven was bovendien rauw. Ik denk aan een oudere vrouw uit een ander dorp die werd gezien als heks. Ze werd toegetakeld door dorpsjongens, belandde in het ziekenhuis en overleed aan haar verwondingen.”

Kwam u anders terug uit Nigeria dan u erheen ging?

„Niet per se anders, wel verrijkt. Ik leerde eigen gewoonten en tradities te relativeren. In Nigeria zijn mensen bijvoorbeeld heel gastvrij. Ze nodigen je meteen uit voor de maaltijd, ook al hebben ze amper geld om te leven. Ik nodig nu ook eerder dan voorheen mensen uit om mee te eten.”

Met een lach: „Toen ik terugkwam in Nederland kon ik tijdens de kerkdiensten enorm genieten van de gemeentezang en het orgelspel. Tegelijk miste ik de expressie die ik bij christenen in Nigeria zag. Onze diensten zijn veel statischer. Als we een lofpsalm zingen, zou ik het liefst gaan staan, maar dat is niet gebruikelijk. Het is mooi als je in de kerk een bepaalde vrijheid hebt om uiting te geven aan je emotie.”

Uw werk bij Stichting De Haven is uw vijfde functie na uw terugkeer uit Nigeria in 2009. Houdt u van verandering?

„Ik heb inderdaad nooit langer dan een jaar of zeven op dezelfde plek gewerkt. Na een aantal jaren voel ik een zekere onrust. Ik heb ontwikkeling nodig, uitdaging. Ik vind het heerlijk om me op nieuwe dingen te storten, of dat nu een andere baan is of een studie.

Het was voor mij in 2009 heel spannend om terug te gaan naar Nederland, want het was midden in de crisistijd. Ik had geen huis, geen baan, geen inkomen, helemaal niks. Toen ik dat in gebed bracht, kwamen de woorden van de Heere Jezus heel duidelijk naar me toe: „De hemelse Vader weet wat je nodig hebt.” Dat gaf me rust.

Direct nadat ik eind juni terugkwam in Nederland heb ik Stichting Ontmoeting gebeld, waar ik eerder vrijwilligerswerk had gedaan. Er was een vacature voor zorgcoördinator waarvoor de gesprekken al gepland stonden, maar ik mocht alsnog komen. De volgende dinsdag ging ik op gesprek en donderdag hoorde ik dat ik was aangenomen. Ik heb het als gebedsverhoring en de zorg van de Heere ervaren dat ik zo snel een baan vond.”

Een paar jaar later ging u onder prostituees in Amsterdam werken. Wat spreekt u aan in die doelgroep?

„Ik werd geraakt door de verhalen die ik las over het werk van Scharlaken Koord onder prostituees in Amsterdam. Het zijn veelal kwetsbare vrouwen die naar mijn idee echt aan de rand van de samenleving staan en op wie vaak wordt neergekeken.

Toen ik voor zestien uur per week werd aangenomen als straatwerkcoördinator ben ik minder bij Ontmoeting gaan werken. Elke week ging ik samen met een vrijwilliger twee keer de rosse buurt in om vrouwen die daar werkten op te zoeken. Helaas moest ik dit werk na anderhalf jaar opgeven. Twee banen naast elkaar was veel en daarnaast wilde ik mijn moeder ondersteunen in de mantelzorgtaak voor mijn vader, die alzheimer kreeg. Ik ervaar het daarom als heel bijzonder dat ik me nu bij Stichting De Haven opnieuw mag inzetten voor mensen die in de prostitutie werken.”

Wat deed de eerste ontmoeting met vrouwen in de prostitutie met u?

„Het was een heftige ervaring. In het red light-district in Amsterdam liepen toeristen door de straten en maakten opmerkingen over de vrouwen. Ik vind het schrijnend dat je daar als vrouw minimaal gekleed voor een raam staat terwijl iedereen langsloopt. Er zit vaak een verhaal achter van armoede en uitbuiting. Als ik de vrouwen los van de setting waarin ze werken in de ogen kijk, ontdek ik: het zijn vrouwen zoals ik. Mijn leven had er net zo uit kunnen zien als mijn wieg ergens anders had gestaan.”

Jolanda van der Maas. beeld Cees van der Wal

Wat raakt u het meest in hun verhalen?

„Velen geven aan dat ze dit werk doen om uit een moeilijke situatie te komen, bijvoorbeeld armoede. Ik denk aan een vrouw die in Roemenië is opgegroeid in armoede en inmiddels geruime tijd contact heeft met De Haven. Haar dochtertje heeft speciaal onderwijs nodig, maar dat is er in haar land niet. Ze is naar Nederland gekomen om hier in de prostitutie te werken, om er uiteindelijk voor te kunnen zorgen dat ze haar dochtertje hierheen kan halen, zodat zij naar het speciaal onderwijs kan. Daar zit iets van opoffering in, en dat raakt me. Zulke verhalen hoor ik vaker. Een paar maanden geleden sprak ik een vrouw in een club in Rotterdam. Ze vertelde dat armoede en schulden haar tot dit werk hebben gebracht en dat ze al haar emoties uitschakelt om het vol te houden.”

Wat kan een organisatie als Stichting De Haven voor hen betekenen?

„Tijdens het straatwerk proberen onze vrijwilligers contact met de vrouwen te leggen en vertrouwen op te bouwen. Als een vrouw een hulpvraag heeft of de wens om uit te stappen, wordt ze in contact gebracht met een maatschappelijk werker of jobcoach en wordt een hulpverleningstraject gestart. Voor degenen die willen uitstappen, is andere huisvesting een van de eerste vereisten. Dat is een groot probleem. We zijn steeds op zoek naar mogelijkheden om daarin te kunnen voorzien. Ook proberen we via ons netwerk op veilige plekken banen te creëren voor vrouwen die de prostitutie willen verlaten.”

Hoe leest u vanuit uw achtergrond Bijbelgedeelten waarin prostitutie ter sprake komt?

„In de Bijbel kom je meerdere vrouwen tegen die prostituee zijn, zoals Rachab. Wat me erg raakt, is de geschiedenis van Thamar, omdat ik daarin raakvlakken zie met de vrouwen die ik ontmoet. Thamar wil de eer van haar familie redden, terwijl haar schoonvader Juda het laat afweten. Hij had haar zijn derde zoon beloofd, maar komt zijn belofte niet na. Thamar neemt een gigantisch risico door als prostituee langs de weg te gaan zitten. Eerst veroordeelt Juda haar, maar uiteindelijk zegt hij: „Zij is rechtvaardiger dan ik.” Ook bij Thamar zie ik iets van de opoffering die ik bij veel vrouwen in de wereld van prostitutie tegenkom.

Wat ik ook bijzonder vind, is hoe de Heere Jezus met de zondares in Lukas 8 omgaat, van wie vaak gezegd wordt dat ze prostituee was. Mensen hebben een oordeel over haar, maar de Heere Jezus kijkt naar haar hart.”

Wat is uw drijfveer om zich voor deze vrouwen in te zetten?

„Ik wil omzien naar mensen die kwetsbaar zijn. Dat heeft de Heere Jezus ook gedaan. Hij ging om met mensen die door anderen met de nek werden aangekeken en juist daar vond Hij ruimte om te laten zien Wie Hij is. Zo mogen wij ook licht brengen op een plek die vaak als donker wordt gezien. En die is ook donker, als je kijkt naar het onrecht dat daar plaatsvindt en de manier waarop de vrouwen behandeld worden. Tegelijk denk ik: is het zakenleven, de wereld van big business, soms niet even donker, al zien we dat vaak niet zo?

Prostitutie doet geen recht aan hoe de vrouw geschapen is en hoe de Heere seksualiteit heeft bedoeld. Maar het is ook een wereld waarin we soms verbaasd zijn over de ruimte die er is om over God te praten. Het kan niet altijd, maar veel Zuid-Amerikaanse vrouwen bijvoorbeeld hebben een rooms-katholieke achtergrond. Bij hen is er geregeld ruimte om iets uit de Bijbel te lezen of met hen te bidden, ik denk zelfs meer ruimte dan op een gemiddelde plek in Nederland buiten de kerk.”

„Hoe vaak wordt er op zondag in kerken gebeden voor vrouwen in de prostitutie? Laten we dat niet vergeten” - Jolanda van der Maas, directeur Stichting De Haven

In hoeverre leeft de aandacht voor hulp aan prostituees in reformatorische kring?

„De Haven krijgt steun van veel kerken. We hebben meer dan vijftig vrijwilligers uit een brede christelijke achterban, van evangelisch tot reformatorisch. Onder hen zijn straatwerkers, maar bijvoorbeeld ook vrijwilligers die op donderdagavond speciaal komen om te bidden, als anderen het veldwerk doen. Dat is heel mooi. Tegelijk vraag ik me weleens af: hoe vaak wordt er op zondag in kerken gebeden voor vrouwen in de prostitutie? Laten we dat niet vergeten.”

Waarom vindt u dat belangrijk?

„De Heere Jezus ging uit in de heggen en steggen. Omdat Hij dat deed, moeten wij dat ook doen. We moeten als kerken niet te veel in onze eigen bubbel blijven zitten, maar juist daar zijn waar de meest kwetsbare mensen zich bevinden, om daar iets van Gods liefde te laten zien. En dat begint met gebed. Ik hoop dat we daarin als kerken mogen groeien.”

Bezoeken de vrouwen in de prostitutie die een christelijke achtergrond hebben weleens een kerkdienst?

„Voor de meesten is de drempel om een kerkelijke gemeente te bezoeken hoog, al zouden ze dat wel willen. Ze zijn toch bang dat er iets bekend wordt over hun achtergrond. Daarom hebben we de laatste zondag van september voor het eerst een bijeenkomst voor onze doelgroep gehouden met een maaltijd, waarbij ook iets uit het Woord werd gedeeld en werd gezongen. Het komende halfjaar willen we dat maandelijks doen om te kijken of dat in een behoefte voorziet. Het mooiste zou zijn als het voor vrouwen de drempel verlaagt om uiteindelijk de stap te zetten naar een christelijke gemeente.”

Naast uw baan volgt u een deeltijdstudie management. Hoe komt u tot rust?

„Ontspanning vind ik onder meer in de natuur en door muziek te maken. Soms zit ik ’s avonds om elf uur nog met een koptelefoon op lekker te spelen op mijn elektrische piano, vooral geestelijke liederen. Muziek is voor mij een uitlaatklep, een manier om uiting te geven aan mijn emoties. Verder geniet ik erg van lezen en spreek ik graag af met vriendinnen om samen een museum bezoeken.”

Mist u als buitenmens in uw appartement in Waddinxveen de ruimte die u als kind in Geersdijk had niet?

„Toen ik hier ging wonen, zei mijn familie: „Dat is niks voor Jolanda, want ze moet ruimte hebben.” Maar ik heb ook mijn appartement als een geschenk van de Heere ervaren, juist omdat ik uitzicht heb.” Wijzend naar buiten: „Ik zie bijna altijd mensen lopen en ik zie ook veel vogels. Toen ik vorig kaar terugkwam van vakantie uit Zweden, miste ik het Zweedse landschap en had ik een beetje heimwee. Totdat ik op de bank zat en ging tellen hoeveel vogelsoorten ik zag. Je hebt hier kauwtjes, meesjes en parkieten. Er zijn ook tortelduifjes die mij al jarenlang bezoeken en zelfs op mijn balkon hebben genesteld. En daar, bij de sloot, kun je scholeksters, nijlganzen, reigers en meerkoeten zien, echt van alles. Dit uitzicht is voor mij ideaal.

Bovendien ben ik met vijf minuten lopen in het Gouwebos en de polder. Heel vaak maak ik daar ’s avonds na werktijd even een wandeling. Dan geniet ik van alles wat ik zie, zoals de dauwdruppeltjes op een blad of kleine insecten, en verwonder me erover hoe mooi de Heere alles heeft gemaakt.”

Wat drijft iemand in zijn of haar leven? Hoe is hij of zij gevormd? In deze rubriek een persoonlijk interview met een meer of minder bekend persoon uit de breedte van de samenleving. Deze aflevering: Jolanda van der Maas. Volgende week: Hans van Hoof.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer