Waarom rooms-katholieken en protestanten met hetzelfde woord niet hetzelfde zeggen
Er wordt vaak gezegd dat evangelicale protestanten en rooms-katholieken veel gemeen hebben. Maar is dat echt zo? Zijn schijnbare overeenkomsten niet enkel oppervlakkig? En, zo ja, wat betekent dit voor de interactie van het protestantse geloof met het rooms-katholicisme?
Evangelicale protestanten en rooms-katholieken delen een kennelijke gemeenschappelijke orthodoxie. Deze is gebaseerd op de aloude trinitarische en christologische geloofsbelijdenissen die dezelfde basiswoorden uit het Evangelie gebruiken: God, Jezus Christus, de Heilige Geest, de Bijbel, zonde, geloof, verlossing, kerk, enzovoort.
Anderzijds kan niemand ontkennen dat er diepgaande verschillen zijn tussen protestanten en rooms-katholieken in hun belijden van de leer van Christus, de kerk en de verlossing. Ook de persoon van Maria, de voorspraak van de heiligen, het vagevuur, pauselijke onfeilbaarheid en de vele geloofspraktijken die daaruit voortvloeien, zorgen ervoor dat rooms-katholicisme echt vreemd is aan het evangelicale geloof.
Ligt het verschil wel echt op het vlak van de kerkleer of toch elders?
Hoe kunnen wij hetzelfde Evangelie belijden als beide stromingen fundamentele overtuigingen hebben die niet met elkaar overeenkomen? Het probleem ligt in de wijze waarop dezelfde woorden verschillend worden verstaan. Fonetisch hetzelfde, de uitspraak identiek, maar met een radicaal andere theologische betekenis. De doorslaggevende factor is het referentiekader dat de woorden samenbindt.
De Zwitserse taalwetenschapper Ferdinand de Saussure (1857-1913) stelde dat er een verschil moet worden gemaakt tussen ”langue” (taal) en ”parole” (woord). Taal is het betekenissysteem waarbinnen woorden hun betekenis vinden. Zo kunnen we het verschil tussen het rooms-katholicisme en het protestantse geloof ook duiden. Het zijn twee verschillende theologische talen die dezelfde woorden gebruiken. Die laatste kunnen weliswaar met elkaar overeenkomen, maar de onderscheiden theologische raamwerken tonen duidelijke verschillen.
Welke Christus?
Mark Noll en Carolyn Nystrom traceren in hun boek ”Is the Reformation Over? An Evangelical Assessment of Roman Catholicism” de verbluffende ontwikkeling van de toenemende eensgezindheid tussen verschillende soorten protestanten en de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) sinds de jaren zestig van de vorige eeuw. In het licht van de huidige situatie vragen de auteurs zich af in hoeverre de Reformatie ‘over’ is en of er een nieuwe fase van oecumenische toenadering uit te tekenen valt.
Zij doen dit door een overzicht te geven van wat Rome gelooft, zoals vastgelegd in de ” Catechismus van de Katholieke Kerk ” uit 1992. Op grond daarvan menen ze dat evangelicalen zeker twee derde daarvan kunnen omarmen (pag. 119).
Er is echter een andere kant van de medaille. Noll en Nystrom geven verderop in hun boek eerlijk aan dat, als de catechismus spreekt over Christus, Hij zo verweven raakt met de kerk dat ze met elkaar vereenzelvigd worden (pag. 147, 149). Voor evangelicalen is dit absoluut onaanvaardbaar. Verheerlijking van iets uit de geschapen werkelijkheid is immers afgodendienst.
De uitbreiding van de betekenis van ”Christus” zoals de catechismus dat doet (namelijk de voortzetting van Zijn incarnatie binnen de kerk) is de basis onder het zelfverstaan van Rome als een kerk die is begiftigd met de autoriteit van Christus als Koning, het priesterschap van Christus als Middelaar en de waarheid van Christus als Profeet. Maar dit is niet wat het Evangelie leert. Dit is een opgeblazen beeld van de kerk, gebaseerd op een gebrekkig zicht op Christus.
Het lijkt er dus op dat er een gemeenschappelijke orthodoxie is, gebaseerd op hetzelfde vocabulaire van de naar het zich laat aanzien gedeelde trinitarische theologie. Ondertussen zijn er grote verschillen in de christologie (en daarmee in de leer van de Drie-eenheid), die voor de RKK de basis vormt om zich de bevoegdheden van Christus in het uitdelen van de genade (door de sacramenten), in het uitoefenen van autoriteit (door de hiërarchische structuur) en in het onderwijzen in de waarheid (door de officiële leer van de kerk door de paus en concilies) toe te eigenen.
De vraag is dus hoe men kan zeggen dat evangelicale protestanten twee derde van de roomse catechismus kunnen onderschrijven, terwijl die spreekt over de (Rooms-Katholieke) Kerk telkens wanneer het gaat over Christus, de Heilige Geest en in het verlengde daarvan de Drie-eenheid?
Is het wel zo zeker dat het verschil tussen evangelicalen en katholieken op het vlak van de kerkleer (ecclesiologie) ligt, terwijl de rooms-katholieke visie op de kerk wordt onderbouwd door christologische en pneumatologische (leer van de Heilige Geest) begrippen? Is de Christus van de catechismus de Jezus Christus van de Bijbel of de Christus van de RKK?
Eén familie
Nu nog een specifiek onderzoek naar het woordgebruik. Eenheid is een van het meestgebruikte (wellicht ook het meest misbruikte) woord in het hedendaagse christelijke taalveld. Het probleem is wederom dat, hoewel het woord hetzelfde is, de betekenis ernstig verschillend kan zijn, afhankelijk van diegene die erover spreekt.
Voor het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werden alle niet-katholieken gezien als ketters, scheurmakers of heidenen. Je was of binnen de kerk of daarbuiten en dus ertegen. Maar dit concilie formuleerde een nieuwe visie op niet-katholieken. De klip-en-klare in-uitbenadering werd losgelaten en in plaats daarvan kwam het principe van geleidelijkheid. Ter vervanging van het veroordelen van andermans fouten ging men in elke religie iets van het goede en ware zien. Daardoor was er toch enige vorm van verbinding met de RKK.
De wijze waarop paus Franciscus zijn oecumenische initiatieven ontplooit past binnen dit kader. Hij legt ook veel meer de nadruk op persoonlijk contact dan op institutionele kanalen. Hij wil graag dat verschillende oecumenische partners en vrienden gewaardeerd, gehoord, geliefd en zelfs bewonderd worden. Ondertussen lukt het hem om zonder enig (theologisch) onderscheid al die partners naar zich toe te trekken.
Als hij spreekt over eenheid is Franciscus open naar iedereen. Hetzij christenen, hetzij niet-christenen. Hetzij gelovigen, hetzij seculieren. Hij bidt met moslims en zegt dat ze bidden tot dezelfde God. Tegen seculiere mensen zegt hij dat ze hun geweten moeten volgen en dat het dan wel goedkomt.
Alverzoening?
De wijze waarop bij de paus zending en eenheid op elkaar inwerken, komt duidelijk naar voren in zijn encycliek ”Fratelli tutti” ( ”Allen broeders” ) uit 2020. Hierin uit hij begrijpelijke zorgen over het oplossen van conflicten, de strijd tegen onrecht en het stoppen van oorlogen. Maar problematisch is de theologische sleutel die Franciscus inzet om die verdeeldheid te boven te komen. Hij verklaart de menselijke broederschap in termen van de gehele mensheid als zonen van God. Een theologische categorie (”allen broeders zoals allen kinderen van God”) wordt door hem benut om de voorwaarden voor een nieuwe wereld te scheppen.
Hier ontstaan allerlei vragen. Allereerst: wat betekent dit voor de verlossingsleer? Want als we allen broeders zijn zoals we allen kinderen van God zijn, betekent dit dan ook dat iedereen verlost wordt? De hele encycliek is doortrokken van een forse universalistische geest die zelfs ruimte biedt aan atheïsten (n. 281).
Religies, in de brede zin van het woord, worden altijd positief voorgesteld (pag. 277-279). Over Bijbelse kritiek op andere geloofsovertuigingen of de noodzaak van bekering en geloof in Jezus Christus als de enige manier om verlossing te ontvangen, wordt met geen woord gerept. Alles aan deze encycliek wekt de suggestie dat iedereen, als broeders en zusters, gered zal worden.
Wat ten grondslag lag aan de Reformatie is in de kerk van Rome nog altijd springlevend
Vervolgens is er ook een christologisch probleem. Ook al wordt er hier en daar naar Jezus verwezen, Zijn exclusieve en ‘aanstootgevende’ uitspraken worden zorgvuldig vermeden. Franciscus presenteert Christus niet als de Hoeksteen waarmee het hele gebouw van het leven staat of valt, maar enkel als de Steen voor diegenen die Hem (h)erkennen. Boven Christus staat een „God” Die Vader is van allen, volgens de encycliek. Wij zijn kinderen van deze God, ook al erkennen we Jezus Christus niet als Heere en Verlosser. Zo wordt Jezus gereduceerd tot een soort Voorman van enkel de christenen, terwijl de overige „broeders” evengoed kinderen van dezelfde God zijn, ongeacht of ze in Christus geloven of niet.
Ten derde is er ook een ecclesiologisch probleem. Als we allemaal broeders zijn, maken we in zekere zin allemaal deel uit van de ene kerk die broeders en zusters samenbrengt. De grenzen tussen de mensheid en de kerk zijn zo vaag dat ze samenvallen. De mensheid is de kerk en de kerk de mensheid. Dit is volledig in lijn met de sacramentele visie op de RKK die, volgens Vaticanum II, gezien moet worden als een „teken en instrument van de innerlijke vereniging met God en van de eenheid van heel het mensdom” (” Lumen Gentium”, n. 1 ).
Het mag duidelijk zijn dat het theologische prijskaartje van ”Allen broeders” gigantisch is. De boodschap is Bijbels gezien verwoestend. De publieke opinie binnen én buiten de RKK zal een bevestiging zien van het idee dat God uiteindelijk iedereen zal verlossen. Christus wordt een van de velen en de kerk wordt inclusief op grond van ons gedeelde mens-zijn en niet op grond van bekering en geloof in Jezus Christus. Dit heeft niets met het Evangelie te maken.
Overtuiging
Ondertussen is het ook waar dat wat voor de RKK als de leerstellige en institutionele werkelijkheid geldt niet een-op-een over te zetten is op individuele katholieken. Gods genade werkt in mannen en vrouwen die zich bekeren en alleen op God vertrouwen. Hij werkt in hen die in antwoord op het Evangelie leven als leerlingen van Christus en Hem zoeken te kennen en bekend te maken.
Hedendaagse initiatieven om onderdelen van het roomse leven en de roomse eredienst te vernieuwen (denk aan de toegankelijkheid van de Bijbel, liturgische vernieuwing, de toenemende rol van de leken en de katholieke charismatische vernieuwing) geven echter geen indicatie dat de kerk toegewijd is aan een substantiële reformatie in overeenstemming met Gods Woord.
Dat maakt dat de zaken die ten grondslag liggen aan de Reformatie 500 jaar geleden vandaag de dag nog springlevend zijn in de kerk van Rome. Hoewel we uiteraard bereid zijn tot verantwoording, bevestigen we als evangelicale christenen, samen met de reformatoren, onze fundamentele overtuiging dat Gods Woord de hoogste autoriteit heeft en dat het door genade alleen is dat we verlost worden.
De auteur studeerde theologie aan King’s College, Londen. Hij is voorganger van Breccia di Roma en hoogleraar historische theologie aan Istituto di Formazione Evangelica e Documentazione in Padova, Italië. Dit artikel is een samenvatting van een van de lezingen die hij hield tijdens de Fall Lectures op 11 en 12 oktober aan het Tyndale Theological Seminary in Badhoevedorplezing.