OpinieMilieu en technologie
Blijft de menselijke voortplanting wel humaan?

Weer is een verdergaande technische stap gezet in de reprogenetica, de toepassing van genetica in de voortplantingsgeneeskunde. Voordat ik hierop inga eerst een stapje terug. Hoe ver reikt de taak van de geneeskunde?

Henk Jochemsen
beeld RD
beeld RD

Vanouds worden drie taken ofwel doelen genoemd. Aandoeningen voorkomen, aandoeningen behandelen en zo mogelijk genezen, en lijden als gevolg van aandoeningen verlichten. (Onder aandoeningen versta ik lichamelijke en psychische ziekten, stoornissen en beperkingen). Voorkomen dat bij mensen aandoeningen ontstaan, is een belangrijk doel van de medische zorg. Bij de hielprik wordt het kind onderzocht op genetische aanleg voor ziekten waarvan een aantal door een behandeling (bijvoorbeeld dieet) voorkomen kan worden. Een mooi gebruik van genetische kennis. Maar mogen genen ook als selectiecriterium dienen?

Het onderzoek naar erfelijke aanleg voor aandoeningen heeft een hoge vlucht genomen. En via prenataal onderzoek –en ook via embryo-onderzoek na ivf en voordat embryo’s in de baarmoeder overgebracht worden– kan al in een vroeg stadium de erfelijke aanleg voor veel (ernstige) aandoeningen vastgesteld worden. Dit gaat via de preïmplantatie-genetische test (PGT). Embryo’s met aanleg voor een bepaalde aandoening worden niet gebruikt in pogingen een zwangerschap tot stand te brengen, in de hoop dat er een kind wordt geboren dat díé aandoening niet heeft.

„Door een nieuwe technische stap kan worden opgespoord welke embryo’s een geringe overlevingskans hebben”

Een dergelijke zwangerschap komt dus tot stand via ivf. Die techniek is nog altijd niet heel efficiënt – veel embryo’s gaan verloren. Overigens sterft ook bij natuurlijke bevruchting een deel van de embryo’s af vóór implantatie. Genetische onregelmatigheden zijn daarvan een belangrijke oorzaak. Als die opgespoord kunnen worden voordat ivf-embryo’s overgebracht worden naar de baarmoeder, dan wordt de kans op zwangerschap per ingebracht embryo groter.

Door de nieuwe technische stap die begin september is gepubliceerd (RD 13-9) kan worden opgespoord welke embryo’s een geringe overlevingskans hebben. Voor stellen met een genetisch risico kan dit de kans op een zwangerschap vergroten. Maar die test kan veel meer. Ook kan men hiermee in één keer de aanleg opsporen voor een heel aantal ziekten met een sterke erfelijke component. En naast erfelijke ziekten bijvoorbeeld ook vormen van kanker en hart- en vaatziekten. Deze test stelt dus in staat om uit een aantal embryo’s díé embryo’s te selecteren die de kleinste kans op ernstige aandoeningen hebben. En wie wil niet graag een zo gezond mogelijk kind? En dus dit middel maar gebruiken om dat mogelijk te maken? Maar heiligt dat doel deze middelen?

Jaren geleden is over deze mogelijkheid al geschreven en nagedacht. De praktische mogelijkheid is er nu. In het RD-artikel over deze test roept medisch ethicus Guido de Wert, een van de 29 auteurs van het artikel, de vraag op in wiens belang een dergelijke brede test is. Van kinderen die langs die weg geboren worden, kennen de ouders bepaalde gezondheidsrisico’s, omdat door de tests daarop is gecontroleerd. Wat doet dat met de zorg en de opvoeding? Houdt het kind dan nog wel een (op menselijk vlak) ”open toekomst”?

Een ander ethisch probleem dat de Wert noemt, is de hiervoor vermelde optie om embryo’s met optimale genetische bagage (mijn formulering) te selecteren. Maar dit probleem zagen we toch al lang aankomen? En op een beperktere wijze geldt toch al lang dat bij ivf goed uitziende embryo’s geselecteerd worden en dat de PGT al langer toegepast wordt om genetische risico’s zoveel mogelijk uit te sluiten?

In een van de eerste rapporten van het Prof. dr. G.A. Lindeboom Instituut dat handelde over ivf noemde de Apeldoornse ethicus W.H. Velema een aantal bewaren tegen ivf. Een ervan was dat het de medisch-technische ”infrastructuur” zou bieden voor een vertechnisering van de voortplanting met bijbehorende kwaliteitscontrole. Een ethische regel is ook dat (mogelijk) misbruik het goede gebruik van een handelwijze, zoals ivf, niet opheft. Maar als het ethisch bezwaarlijke gebruik nu onvermijdelijk verbonden lijkt met het op zich aanvaardbare gebruik (als dat er is), wat dan?

Zonder nu precies grenzen van toelaatbaar gebruik van voortplantingsgeneeskunde te kunnen aangeven, acht ik nieuwe bezinning op de ontwikkelingen in de reprogenetica zeer wenselijk. In de samenleving als geheel maar zeker ook in christelijke kring.

De auteur is emeritus bijzonder hoogleraar Lindeboomleerstoel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer