De beurzen op Wall Street veerden op, na de zware koersverliezen van vorige week. De Dow-Jonesindex noteerde kort na opening van de markt 0,7 procent hoger op 40.611 punten. De bredere S&P 500-index won 0,9 procent op 5454 punten en techgraadmeter Nasdaq herstelde 1,1 procent tot 16.873 punten. De S&P 500-index verloor vorige week ruim 4 procent en kende daarmee de slechtste beursweek sinds maart 2023. De Nasdaq leed met bijna 6 procent het grootste weekverlies sinds 2022.

De stemming onder beleggers werd vorige week onder meer gedrukt door een zwakker dan verwacht banenrapport van de overheid. Door dat tegenvallende cijfer werden de zorgen over een afkoelende Amerikaanse economie verder aangewakkerd.

Deze week wordt vooral gelet op het nieuwe inflatiecijfer uit de Verenigde Staten, dat voor woensdag op het programma staat. Dat cijfer is van belang voor het rentebeleid van de Amerikaanse centrale bank. De Federal Reserve vergadert volgende week over de rente en zal dan naar verwachting de rente voor het eerst in jaren verlagen.

Boeing steeg 3,7 procent. De vliegtuigfabrikant heeft een voorlopige overeenkomst bereikt met een vakbond die meer dan 32.000 werknemers in het noordwesten van de VS vertegenwoordigt. Door de overeenkomst is een grote staking op 13 september bij Boeing mogelijk van de baan.

Dell klom ruim 5 procent. De fabrikant van computers en servers wordt op 23 september opgenomen in de S&P 500-index. Ook data-analysebedrijf Palantir Technologies (plus 10,4 procent) en verzekeraar Erie (plus 2,1 procent) worden dan opgenomen in de index van de vijfhonderd grootste bedrijven van de VS.

De euro was 1,1059 dollar waard, tegen 1,1086 dollar op vrijdag. Een vat Amerikaanse olie kostte 1,5 procent meer op 68,69 dollar. Brentolie werd 1,4 procent duurder op 72,06 dollar per vat.