Veel kerken hebben grond. Die hebben ze hard nodig om het gebouw te onderhouden of de dominee te betalen. Maar zelfs in een gemiddelde ”groene kerk” wordt weinig nagedacht over hoe die grond moet worden gebruikt. Dr. Thijs Tromp doet onderzoek naar het gebruik van grond en ontdekte dat kerken best willen, maar niet weten hóé je dan die grond duurzaam gebruikt.
Kerkelijk grondbezit, hoe spannend kan het zijn? Op de Kerkenbeurs , eind maart dit jaar, liep de zaal bijna leeg toen Tromp er een workshop over hield. Kort ervoor zaten er tachtig kerkrentmeesters en diakenen vol belangstelling te luisteren naar een technisch verhaal hoe je grote, vaak oude, kerkgebouwen op een slimme manier kunt verwarmen.
„Vergis je niet, grond is veel belangrijker dan je denkt”, zegt Tromp over zijn onderzoek dat hij net heeft afgerond. Veel diaconale en zendingsprojecten, zelfs salarissen van dominees, worden betaald uit de opbrengst van kerkelijke landerijen. „Toch speelt het debat over grond zich af in de marge van de kerken. Het beheer is vaak uitbesteed aan een enkele diaken of kerkrentmeester.”
Tromp is hoogleraar diaconaat aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) en doet mee aan het grote, langjarige PThU-project ”Grond”. Hij deed een verkennend onderzoek met tientallen groene kerken om erachter te komen hoe zij omgaan met hun grondbezit.
Driekwart van de onderzochte 4000 hectare wordt door kerkrentmeesters beheerd en een kwart door diaconieën. Groene kerken willen uit eerbied voor Gods schepping duurzame stappen zetten.
De onderzoeker breekt een lans voor het hoger op de agenda plaatsen van duurzaam omgaan met kerkelijke gronden. „Er ligt een direct verband tussen onze omgang met grond én de opdracht zorg te dragen voor Gods schepping.”
„Er ligt een direct verband tussen onze omgang met grond én de opdracht zorg te dragen voor Gods schepping” - Dr. Thijs Tromp, hoogleraar diaconaat
Is uw onderzoek naar grondbezit van groene kerken representatief voor het geheel van kerkelijk grondbezit?
„Dat denk ik wel. Toen we van start gingen, hoorden we dat kerken hierover niet zouden willen praten. Daarom zijn we begonnen met het aanschrijven van groene kerken, vanuit de gedachte dat die wel zouden openstaan voor een duurzaam gebruik van hun grond.
Gebleken is dat kerkrentmeesters en diakenen zich juist graag willen verantwoorden over hun bezit. Ze zijn transparant over het geld dat hun is toevertrouwd. Een vervolgonderzoek zou heel goed kunnen gaan over die 27.000 hectare die protestantse gemeenten in bezit hebben.
Wat ik wel heb ervaren is dat kerkrentmeesters hun pachters beschermen en over hen niet spreken. Dat vind ik ook logisch.”
Hoe gaan kerken om met hun grond, is daar een overzicht van te geven?
„Globaal kan ik een indeling in drie groepen maken. Voor de eerste groep was de vraag naar duurzaam gebruik van hun grond een eyeopener; zij hadden er nog nooit over nagedacht. Een tweede groep heeft er wel over nagedacht, maar vindt dat de kerk zich niet moet bemoeien met het werk van de boer, of die nu gangbaar of biologisch boert, het is niet aan de kerk daarin te sturen.
Een derde groep kerken heeft erover nagedacht én sommige gemeenten hebben ook beleid ontwikkeld. De kerken in Winsum, Reduzum en De Bilt/Bilthoven hebben bijvoorbeeld concreet uitgewerkte duurzame plannen gemaakt voor hun grond. Er zijn ook diaconieën die een deel van de grond verhuren voor een volkstuinencomplex en daar regels over duurzaam gebruik aan verbinden.
Ik pleit ervoor beleid te maken op het moment dat het niet urgent is. Wanneer er grond vrijkomt uit een pacht moet je als college van kerkrentmeesters en diaconieën de scenario’s hebben klaarliggen.
Mijn advies aan de kerken is om daarover tijdig na te denken en vooral onderling informatie uit te wisselen. Maak beleid op lokaal niveau en werk het regionaal uit. De specifieke situatie van kerken is lokaal vaak heel verschillend. Maak gebruik van elkaars expertise.”
Zijn er verschillen tussen de kerkrentmeesters en de diaconieën in het omgaan met kerkelijke grond?
„Kerkrentmeesters hebben minder speelruimte dan diaconieën. Zij zijn gebonden aan tal van verbintenissen en afspraken. Dat loopt van het onderhoud van het gebouw, tot het salaris van de dominee, en het onderhouden van een begraafplaats of een klokkenstoel. De kerkrentmeesters kunnen niet zomaar interen op de jaarlijkse inkomsten.
Diakenen hebben meer ruimte om keuzes te maken voor doelen die zij graag willen ondersteunen. Ze zijn flexibeler en kunnen boeren financieel helpen bij de overgang naar biologisch of natuurinclusief boeren. Het past ook binnen hun diaconale doelstelling.”
Hebt u ook weerstand ervaren tijdens uw onderzoek? Het debat in Nederland is de laatste jaren nogal gepolariseerd.
„In het begin hadden we een bijeenkomst met agrariërs en landbouwwetenschappers. In mijn aanvankelijke argeloosheid sprak ik bijvoorbeeld over landbouwgif. Meteen werd ik daarop aangesproken. Dat woordje ”gif” liet mijn vooroordeel zien. Oei, dit ligt gevoelig, merkte ik.
Veel boeren nemen dat woord niet in de mond en spreken over gewasbeschermingsmiddelen. Ik ben er ingedoken, hoe dan ook, het gaat om chemische toevoegingen in de landbouw waarvan de nadelige effecten op de bodem, planten en insecten zeer lang kunnen doorwerken.
Wij als onderzoekers gingen ervan uit dat kerken snel aan de bak moeten met hun grondbezit. Vanuit de gedachte dat duurzaam gebruik van de grond past bij goede zorg voor de schepping. Gedurende mijn onderzoek ben ik daar genuanceerder in geworden. De hijgerigheid mag er wel af.
Maar ik ben er sterker dan eerst van overtuigd dat kerken zich op dit onderwerp moeten bezinnen. Maar dat kost tijd, want hoe dat precies moet en hoe je duurzame doelen kunt bereiken, verschilt van geval tot geval.”
Linkse hoogmoed
„Dat gesprek is te meer nodig omdat in sommige bevindelijke kerken de gedachte leeft dat opkomen voor de natuur een uitvloeisel is van links maakbaarheidsdenken. Alsof wij mensen Gods schepping kunnen verbeteren. Ze zien dat als linkse hoogmoed. Van dat type denken zijn ze niet gediend, omdat ze vrezen dat via groene kerken dat denken als een paard van Troje de kerk binnenkomt.
Met die opvatting heb je óók te maken. Over en weer is er veel beeldvorming en leven er vooroordelen. Die kun je alleen wegwerken door er met elkaar over te praten, hoe lastig dat gesprek ook is. De grond is daarvoor een uitstekende invalshoek.”
Wat heeft de theologie in dat gesprek over grond te bieden?
„Aanvankelijk had ik huiver bij het begrip grond, vanuit de donkere geschiedenis, waarin grond werd verbonden aan een volk, een ras. Gaandeweg ben ik gaan zien dat grond geen massieve grootheid is. De grond leeft, letterlijk. In de kerk wemelt het van symbolen over water: levenskracht, levend water, schoon gewassen, noem maar op.
Grond komt er bekaaid vanaf. Maar besef dat we zonder grond geen voedsel hebben, grond zorgt, door filtering, bijvoorbeeld ook voor zuiver water. Grond is van levensbelang, grond leeft en maakt leven mogelijk.
„Door me in grond te verdiepen groeit mijn eerbied voor de Schepper” - Dr. Thijs Tromp, hoogleraar diaconaat
Boeren hebben veel kennis van grond, zij staan er het dichtste bij en hebben er respect voor. Inmiddels kan ik zelf ook verwonderd raken over de grond. Door me daarin te verdiepen groeit mijn eerbied voor de Schepper en eerbied leidt tot respectvol omgaan met die grond.
Een tweede aspect is het eigenaarschap van grond. Van wie is de grond eigenlijk? Eeuwenlang was er het in de westerse beschaving gebruik dat onontgonnen grond, de woeste gronden, een sociale functie had, de meent. Arme mensen lieten daar hun vee lopen en haalden er hout om zich te warmen. Diaconieën speelden in het beheer van die gemeenschappelijke gronden vroeger ook een rol.
In Nederland is nu elke vierkante centimeter toebedeeld aan een eigenaar. Maar als we theologisch gezien zeggen dat de grond van de Heer is, wat voor opdracht aan de kerken komt daar dan uit voort? Over dat vraagstuk van eigenaarschap ben ik nog niet uitgedacht.
Naar aanleiding van goede voorbeelden uit het onderzoek kreeg ik wel het idee dat kerken een rol kunnen spelen door hun grond deels beschikbaar te stellen aan anderen, bijvoorbeeld door volkstuinen te verhuren voor mensen met een kleine beurs.”
Rentmeesterschap
„Het belangrijkste is de vraag hoe wij mensen ons verhouden tot de niet-menselijke schepselen, zoals planten, schimmels en dieren. Ik denk dat we toe moeten naar een verbreding van het begrip rentmeesterschap. Als we in de kerk zeggen dat de grond van de Heer is en mensen niet in staat zijn om de klimaatdoelen van Parijs te halen, en de biodiversiteit sterk achteruit holt, dan moeten we ons afvragen of het concept van rentmeester niet heeft bijgedragen aan het probleem.
„Gunnen we de andere schepselen ook grond om te leven, zonder dat ze bedreigd of belemmerd worden?” - Dr. Thijs Tromp, hoogleraar diaconaat
Het hiërarchische idee dat de mens aan de top staat om alles in de schepping te beheren, gaat volgens mij alleen op voor een paradijselijke situatie, voor een cultuurtuin zoals die van Eden. Maar de aarde als geheel is geen cultuurtuin voor de mens. Gunnen we de andere schepselen ook grond om te leven, zonder dat ze bedreigd of belemmerd worden? Ik betwijfel of de hele aarde ervoor bedoeld is om ons mensen te dienen. Durven we ook niet-menselijke schepselen weer de vrijheid te geven waar ze voor bedoeld zijn, los van wat ze voor mensen betekenen?
Ik kom uit het diaconale denken, daar is de verandering doorgemaakt van ”zorgen voor” naar ”ruimte geven aan”, naar het creëren van de ongelijkheden waarin mensen kunnen ademen. Hopelijk kunnen we in de ecotheologie diezelfde stap ook zetten.”