OpinieOpinie
Praten over de Bijbel zonder erin te lezen funest voor omgang met het Woord

Er is een verschil tussen praten naar aanleiding van de Bijbel en praten over de Bijbel. Om jongeren en onszelf te leren Bijbellezen, zullen we vooral het tweede meer moeten doen: praten en nadenken over de Bijbel. Dat geldt voor individueel Bijbellezen, gezamenlijke Bijbelstudies, de catechese én de preken van onze predikanten.

Herman van Wijngaarden
„Waar jongeren behoefte aan hebben, zo hoor ik telkens weer, zijn Bijbelstudies die hen helpen en stimuleren om nieuwe dingen te ontdekken in de Bijbel. Ze horen té veel verhalen die weliswaar een vage link hebben met de Bijbel, maar die hen niet leren om kritisch te onderzoeken „of deze dingen alzo waren”, zoals de Joden in Berea deden (Handelingen 17:11).” beeld RD, Henk Visscher
„Waar jongeren behoefte aan hebben, zo hoor ik telkens weer, zijn Bijbelstudies die hen helpen en stimuleren om nieuwe dingen te ontdekken in de Bijbel. Ze horen té veel verhalen die weliswaar een vage link hebben met de Bijbel, maar die hen niet leren om kritisch te onderzoeken „of deze dingen alzo waren”, zoals de Joden in Berea deden (Handelingen 17:11).” beeld RD, Henk Visscher

Als u aan een Bijbelstudiegroep meedoet, zult u het bijna zeker herkennen: het Bijbelgedeelte wordt gelezen, vervolgens geeft de inleider toelichting (eventueel aan de hand van het Bijbelstudieboekje) en dan komen de gespreksvragen. De kans is groot dat de Bijbel inmiddels in letterlijke zin al terzijde is gelegd, want het zijn vooral vragen naar aanleiding van –en niet over– het Bijbelgedeelte. Om de vragen te kunnen beantwoorden, hoef je niet eens meer in de Bijbel te kijken.

Ik heb er ter voorbereiding van dit artikel verschillende Bijbelstudieboekjes op nageslagen. Voor de beantwoording van veel (misschien wel de meeste) vragen kun je de Bijbel dicht laten. Het zijn vragen in de trant van: „Herken je wat de inleider heeft gezegd over groeien in geloof?” „Wat zijn voor jou belemmeringen om te getuigen van je geloof?” en „Hoe kun je van de zondag een fijne dag maken?” Dat zijn op zich heel goede vragen, waard om te bespreken. Maar ze stimuleren niet om zelf het Bijbelgedeelte in te duiken. En juist dát moeten we met elkaar veel meer oefenen.

Persoonlijk

Een voorbeeld uit de catechese. Stel, het onderwerp is ”leren geloven” en de Bijbelstudie gaat over 2 Timótheüs 3:14-17 („Maar blijf gij in hetgeen gij geleerd hebt…”). Vragen naar aanleiding van dit gedeelte zijn bijvoorbeeld: „Van wie heb jij het geloof geleerd?” „Hoe maken de Schriften je wijs tot zaligheid?” „Hoe vaak lees jij in de Bijbel?” Opnieuw: dat zijn vragen waar je goede gesprekken over kunt hebben. Maar het nadeel is dat je tieners er niet mee uitdaagt om zelf nog eens goed het Bijbelgedeelte te bestuderen. Dat doe je wél door hun bijvoorbeeld de vier B-vragen van Luther voor te houden: Wat wil je leren van dit gedeelte (bedenken)? Waarvoor wil je, naar aanleiding van deze verzen, God bedanken? Wat wil je aan God als schuld belijden? En waarvoor wil je bidden? Dat zijn vragen over het Bijbelgedeelte, vragen die je niet serieus kunt beantwoorden als je het Bijbelgedeelte er niet bij houdt.

„Voor een antwoord op veel vragen uit Bijbelstudieboekjes kun je de Bijbel dicht laten”

Let wel: met vragen over het Bijbelgedeelte bedoel ik dus niet in de eerste plaats weetvragen. Die zijn óók nodig en zinvol, om helderder te krijgen wat er nu precies staat. Maar de meeste winst is te behalen als we de tiener of jongere uitdagen om het Bijbelgedeelte toe te passen op zichzelf, het persoonlijk te verwerken.

Funest

Dat veel van ons Bijbelstudiemateriaal aan dit euvel mank gaat, blijkt ook uit de (wat mij betreft mooie) HSV-Jongerenbijbel, die door een deel van het RD-lezerspubliek veel gebruikt wordt. Bij Jesaja 63:1-6 kwam ik de volgende begeleidende tekst tegen: „Tussen prachtige profetieën over verlossing en herstel staan ook profetieën over oordeel. Oordeel over mensen die weigeren te luisteren naar Gods roepen. In dit gedeelte gaat het over dat oordeel.” Met deze tekst is niks mis, maar de denkvraag die hierop volgt, is dan: „Wat betekenen Gods oordelen voor jou?”

Ook die vraag is op zich niet verkeerd, maar het is er wel een naar aanleiding van __ het Bijbelgedeelte; de vraag stimuleert niet om de tekst nog eens goed te lezen. Je kunt hem zelfs beantwoorden zónder het Bijbelgedeelte te hebben gelezen, hij staat té los van de tekst. Beter is een vraag als: „Als we ervan uitgaan dat het oordeel waarover dit gedeelte spreekt rechtvaardig is, welk vers maakt dan op jou de meeste indruk?” Daarmee dwing je de jongere het Bijbelgedeelte nog eens goed te lezen en voor zichzelf te ontdekken wat God daardoor tegen hem of haar wil zeggen.

„Praten over de Bijbel zonder erin te lezen is funest voor onze omgang met het Woord”

Ik ben ervan overtuigd dat waar ik in bovenstaande voorbeelden op doel funest is voor de omgang met de Bijbel. Er is onder ons een cultuur ontstaan van praten naar aanleiding van de Bijbel zonder die zelf te lezen. Zo helpen we jongeren niet om geïnteresseerd te raken in de Bijbel. Waar ze behoefte aan hebben, zo hoor ik telkens weer, zijn Bijbelstudies die hen helpen en stimuleren om nieuwe dingen te ontdekken in de Bijbel. Ze horen té veel verhalen die weliswaar een vage link hebben met de Bijbel, maar die hen niet leren om kritisch te onderzoeken „of deze dingen alzo waren”, zoals de Joden in Berea deden (Handelingen 17:11).

Schatten

Dat geldt ook voor de preken in de zondagse erediensten. Ook daar bespeur ik een verschil tussen beschouwingen naar aanleiding van en beschouwingen over het Bijbelgedeelte. Recent hoorde ik een preek van een voorganger die het (volgens mij) begrepen heeft. Voortdurend stimuleerde hij om de Bijbel al luisterend open te houden: „Kijk maar in vers 4…” en „Moet je eens zien wat erin vers 8 staat”. Hij was als een gids in een museum die de aandacht vestigde op allerlei schatten die in de Bijbeltekst te vinden waren. Zo leerde hij de hoorder een actieve Bijbelleeshouding aan.

Maar ik ben bang dat té veel preken toch uiteenzettingen zijn naar aanleiding van een Bijbelgedeelte of zelfs maar een enkele gedachte daaruit (de bekende ‘kapstokpreken’). Ik ontken niet dat deze preken Bijbels en zegenrijk kunnen zijn. Maar als we willen dat jongeren leren Bijbellezen, zullen we dat ook in de zondagse eredienst meer met hen moeten oefenen: „Lees maar met me mee, dan zul je hopelijk ontdekken welke schatten er ook in dit Bijbelgedeelte verborgen zitten.”

„We moeten (weer) leren schatgraven in de Bijbel ”

Gehoorzamen

Waar het dus volgens mij op aankomt, is dat we in onze Bijbelse dagboeken, in ons Bijbelstudiemateriaal en –voor zover mogelijk– ook in onze preken méér nadenken over de Bijbel. Dat kun je doen door vragen te stellen als: Wat leer je in dit gedeelte over God? Welke tekst spreekt je het meest aan (of juist tegen)? Hoe zou jij gereageerd hebben als je hierbij was geweest? Is er in dit gedeelte iets wat je moet gehoorzamen? Wat zijn kernwoorden in dit gedeelte en welke gedachten roepen die bij jou op? In ieder geval minder vragen waarvoor je de Bijbel eigenlijk niet eens open hoeft te houden…

De auteur is medewerker bij de Hervormd-Gereformeerde Jeugdbond.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer