Maak preek en catechese praktisch, de Bijbel is het ook
Paulus houdt ons voor dat de Heilige Schriften ons wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof in Jezus Christus. Maar hij leert ook hoe de Bijbelse leer praktisch moet worden toegepast. Dat is navolgenswaardig voor predikant en catecheet.
Aan veel predikanten en catecheten wordt regelmatig de vraag gesteld of de preek of de les niet wat praktischer kan zijn. Deze vraag lijkt op gespannen voet te staan met een theologie waarin de thema’s bepaald worden door de orde van het heil en de toepassing van het werk van Christus. Een wat-kan-ik-ermee-preek mist, volgens hen, immers de belangrijkste vraag: Hoe krijg ik een genadig God en hoe komt God aan Zijn eer?
Hoe moeten we hiermee omgaan? Het reformatorische antwoord is: luisteren naar de Bijbel. Het zal iedere Bijbellezer opvallen dat de profeten, de apostelen en ook de Heere Jezus vaak ingaan op de levenspraktijk, maar wel vanuit de verticale relatie tot God. Een algemene verkenning van de Bijbel maakt al duidelijk dat de relatie tussen God en de mens niet losstaat van zijn leven in deze wereld.
Concreet
Een drietal verzen uit de Bijbel vat alles op een heldere manier samen; het gaat om de klassieke verzen over de inspiratie van de Bijbel (2 Timotheüs 3:15-17). Eerst maakt Paulus duidelijk dat de Heilige Schriften ons wijs kunnen maken tot zaligheid, door het geloof in Jezus Christus. Dit is de verticale lijn, het hart van het christelijk geloof. Het is essentieel dat dit in prediking en catechese voortdurend aan de orde komt.
Maar daarbij blijft het niet! Paulus spreekt daarna over de nuttigheid van de geïnspireerde Schrift. Daar leert hij hoe de Bijbelse leer praktisch moet worden toegepast. De Schrift is tot lering, tot wederlegging, tot verbetering en tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is. Dit zijn glasheldere uitgangspunten:
Tegengesproken
1. De Schrift is tot lering. Dat wil zeggen dat de christelijke leer helder wordt uitgelegd. De leer van zonde en genade, de leer van wedergeboorte, geloof en bekering. Hierop wordt in reformatorische kerken terecht alle nadruk gelegd. Maar daarbij is het ook belangrijk om concreet en confronterend te zijn. Het artikel ”Veel geloofstaal te abstract om confronterend te kunnen zijn” van Jan de Wit (RD 6-9) is me uit het hart gegrepen!
2. De Schrift is tot wederlegging. De christelijke leer wordt tegengesproken door moslims, atheïsten of ietsisten en ook door mensen die een God maken naar hun eigen beeld en gelijkenis. Dit zijn de mensen met wie onze (doop)leden te maken krijgen in het leven van alledag. De leer over de schepping en de scheppingsorde wordt ondergraven door een alternatieve kijk op huwelijk, seksuele relaties en geslacht. Predikanten en catecheten moeten dit niet overlaten aan scholen en Bijbels Beraad M/V. Het moet een plek hebben op de kansel en in het catechisatielokaal.
Correctie
3. De Schrift is tot verbetering. Hier gaat het om de correctie van je levenshouding en gedrag. De jonge christengemeenten in Paulus’ tijd hadden het lastig in de heidense cultuur en soms deden ze er (weer) aan mee. De strijd tegen de oude mens wordt in de apostolische brieven concreet gemaakt. Paulus benoemt de zonden van zijn tijd. Voor vandaag is het niet anders. De zonden van onze cultuur sijpelen zo gemakkelijk binnen in ons leven: verkwisting van tijd, ruzie en bekvechten, roddel en lege praat, luxe en gemakzucht, porno en overspel. Al deze zonden moeten serieus genomen worden. Wie beweert dat dit niet met geestelijk leven te maken heeft, dwaalt.
4. De Schrift is tot onderwijzing die in de rechtvaardigheid is. Hier gaat het om het leven met God. Hoe kan dat bevorderd worden? Hoe mag de nieuwe mens groeien in de navolging van Christus? Christus heeft niet alleen door Zijn kruis en opstanding voor het nieuwe leven van een christen gezorgd, maar Hij heeft het ook laten zien in de drie jaar dat Hij in het openbaar optrad. Hij deed het voor, heel concreet. Als Paulus de opstanding van de nieuwe mens beschrijft, is hij ook concreet over wat de levenshouding en het gedrag van christenen inhouden: de waarheid spreken, elkaar dienen en helpen, nuttige gesprekken voeren, elkaar vergeven. Hij brengt het niet als een soort moralisme maar hij verbindt het met het leven met God. Verticaal en horizontaal horen bij elkaar.
Doorwerking
De valkuil van prediking en catechese in veel reformatorische gemeenten is een eenzijdige aandacht voor God en de ziel. Alsof dat losstaat van het leven van alledag. Opvallend is dat bij het noemen van de kenmerken van een christen in preken vaak slechts drie van de acht zaligsprekingen genoemd worden; het gaat dan ogenschijnlijk vooral om de relatie met God. Maar hoe staat het met de andere kenmerken: zachtmoedigheid, barmhartigheid, reinheid van hart, vreedzaamheid en vervolgd worden?
Staan in de traditie van de Reformatie, de Nadere Reformatie en het puritanisme betekent ook praktische toepassingen maken vanuit de christelijke leer. Als de ”volle raad Gods” gepredikt wordt, mogen we niet om de praktische toepassing heen. Die praktische toepassing hoeven wij er niet bij te maken, maar die komt op vanuit de Schrift.
De verzoening met God door Christus is de kern, maar krijgt haar doorwerking in het leven in vrede met de naaste. Het besef van zonde en rechteloosheid voor God leidt tot een nederige houding tegenover onze medemens. De menswording en de kruisdood van Christus prediken het herstel van de gemeenschap tussen God en de zondaar, maar ze zijn ook een bron voor een christen om zichzelf over te hebben voor anderen.
Aangevochten
Laat elke predikant en catecheet eens de vier punten die Paulus noemt naast iedere preek of les leggen. Niet als keurslijf, maar als punten van aandacht. Ook deze vier punten behoren tot de geïnspireerde Schrift. Daarom mogen ze door Bijbelgetrouwe voorgangers niet terzijde worden gelegd. Laat iedere predikant en ambtsdrager zich realiseren dat al de leden en doopleden in een wereld staan waarin voortdurend het christelijk geloof en de christelijke levenspraktijk worden aangevochten.
Paulus spreekt ook over het doel: „opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaakt toegerust” (2 Timotheüs 3:17). Toerusting betekent: geoefend worden, bekwaam zijn, het gereedschap kunnen gebruiken. Dit is wat onze jongeren en ouderen nodig hebben. Het gaat om Gods opdracht en om Gods werk. Bij het gebruik van de middelen die Gods Woord ons aanwijst, mogen we ook Zijn zegen verwachten.
De auteur is docent godsdienst en oud-catecheet.