Bij catechisatie moet het gaan om het persoonlijk geloof
We kunnen alleen in het geloof dat de Heere een Waarmaker van Zijn Woord is catechese geven, geïntegreerd met de prediking en de opvoeding, stelt dr. W. Verboom.
In de Reformatie was er van meet af aan grote aandacht voor de catechese. Dat was ook het geval in Heidelberg. Daar liggen, historisch bezien, de roots van onze catechese. Het kloppende hart ervan vormt de Heidelbergse Catechismus (HC) uit 1563.
Voor een theologische visie op de catechese is de opbouw van de kerkorde van 1563 van grote betekenis. Hij zet in met bepalingen voor de doop als teken en zegel van het verbond van God, waartoe ook de kinderen behoren (HC vr. 74). De drie-enige God gaat in Zijn genade een relatie aan met het kind van de gemeente. De Heilige Geest verzekert Zijn belofte om in het kind te wonen en het als lidmaat van Christus te heiligen, dat wil zeggen het kind te leren om het verbond te beantwoorden.
Heel kostbaar wordt deze gedachte weerspiegeld in de opbouw van deze kerkorde. We zien de volgende onderdelen: kinderdoop – catechismus – belijdenis doen – avondmaalsviering. De HC is dus in zijn geheel in de kerkorde opgenomen. Met andere woorden: het leren van de catechismus vormt de leerweg van het gedoopte kind om het verbond te beantwoorden door het afleggen van de geloofsbelijdenis en de toelating tot het heilig avondmaal.
Enige troost
Welke theologische visie op de catechese heeft de HC? De kerkorde waarin de HC is opgenomen, laat nadrukkelijk zien dat catechese staat in het kader van het verbond, dat de Heere met het kind heeft opgericht. Dan gaat het om de beloften van de drie-enige God aan het kind, zoals ook verwoord in ons doopformulier.
Catechese is erop gericht dat het kind de drie-enige God zal leren kennen. Door het geloof in Christus en door bekering. En zo komen we bij het antwoord op de vraag naar de aard van de kennis. Die kan nooit alleen verstandelijk zijn, zonder geloof en bekering. Dan zouden we de Heere tekortdoen, Die Zich als de alles belovende God aan het kind bekendmaakte.
Het gaat op de catechisatie om geloofskennis als bevindelijke, relationele kennis, waarvan verstandelijke kennis een onderdeel is. In de Schrift is kennis relationele kennis (Hebreeuws: ”jadah”). Zoals man en vrouw elkaar in het huwelijk kennen. Daarom is kennen in de HC verbonden met vertrouwen (zondag 7). De kern ervan is het zich eigen maken van vraag en antwoord 1: de enige troost.
Eerste oefening
Dat dit kan en leerbaar is, is niet vanwege de geestelijke capaciteiten van het kind. Van nature heeft het kind daar geen enkele behoefte aan; het is dood door de overtredingen en de zonden (Ef. 2:1). Maar toch kan het, omdat de Heilige Geest, Die in de doop beloofd is, het wil bewerken in het hart van het kind. Hij wil het kind levend maken.
In dat geweldige perspectief staat de catechese. Met minder mag zij geen genoegen nemen. Vandaar de persoonlijk getoonzette vragen en antwoorden in de HC. Wat is jouw enige troost? Het kind leert niet alleen wat de enige troost is, maar zegt ook wat zíjn enige troost is. Het geloof van de kerk wordt het kind in de mond gelegd. Het opzeggen leidt niet alleen toe naar de geloofsbelijdenis, maar is zelf al een eerste oefening in die geloofsbelijdenis.
Op de knieën
Dit is een hoge opvatting van de catechese. Zo hoog dat men later de HC anders is gaan zien. Men stelde het dan vaak zo voor dat er in de HC een ware gelovige aan het woord is en dat kinderen op catechisatie verstandelijk leren wat die ware gelovige belijdt. Maar doen we zo recht aan wat de HC beoogt?
Wie studie heeft gemaakt van de HC in zijn historische context, weet dat de HC dit nooit bedoeld heeft. Bij verstandelijke kennis kan men onbekeerd blijven. Dat kan in de catechese van de HC niet. Men kan dat zien aan het opschrift boven en het naschrift na het ”Kort Begrip”, de verkorting van de HC.
Maar hoe is dit mogelijk in de catechese? Dat is niet mogelijk. Het is van onze kant zelfs totaal onmogelijk. Maar hoe moet het dan met de catechese vandaag? Het moet ons op de knieën brengen. Allereerst de ouders, dan de catecheet en dan ook de hele gemeente. Het moet ons allen aan de troon van Gods genade binden om de Heere te smeken dat Hij met Zijn Geest in de harten van onze jongeren werkt. Om Zijn beloften waar te maken. „Heere, wij laten U niet gaan, tenzij Gij onze catechisanten zegent.” We kunnen alleen in het geloof dat de Heere een Waarmaker van Zijn Woord is catechese geven, geïntegreerd in de prediking en de opvoeding. Het geloof gaat niet uit van wat het oog ziet, maar van wat de Heere belooft. Hij maakt wat totaal onmogelijk is mogelijk. Hij maakt van dood levend. In de praktijk van de catechisatie zal het dan ook moeten gaan om het persoonlijk geloof van catecheet en catechisanten. In dit geloof kan de catecheet het catechisatielokaal binnengaan, ook in 2017.
De auteur is emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme.