De voormalige nuntius in de Verenigde Staten, monseigneur Carlo Maria Viganò, is voor een Vaticaanse rechtbank gedaagd op beschuldiging van scheurmakerij.
Bij het begin van de rechtszaak, die naar alle waarschijnlijkheid zal uitdraaien op zijn excommunicatie, liet Viganò zelf verstek gaan, omdat hij het gezag van de paus en zijn rechters niet erkent.
In de afgelopen jaren heeft de 83-jarige Viganò , die kan bogen op een lange carrière in de Vaticaanse Curie en diplomatie, geen gelegenheid voorbij laten gaan om het aftreden van paus Franciscus te eisen en hem uit te maken voor leugenaar, „antikatholiek” en –naar aanleiding van diens besluit om ook homoparen te zegenen– „dienaar van satan” en „usurpator (onrechtmatige bezitnemer, AH) van de troon van Petrus”. Tot nu toe legde paus Franciscus de met veel publiciteit omgeven beschuldigingen van Viganò, die als overtuigd Trump-aanhanger steun geniet van met name Amerikaanse traditionalistische rooms-katholieken, naast zich neer.
Maar nu miskent de zeer conservatieve geestelijke ook het Tweede Vaticaans Concilie (1962-65). Dat geldt als het leerstellige uitgangspunt van de moderne Rooms-Katholieke Kerk, onder meer door het besluit om de mis niet meer in het Latijn, maar in de volksstaal op te dragen en toenadering te zoeken tot andere christelijke gezindten. Voor Viganò is dat reden om het Concilie te omschrijven als een „liturgische, ideologische, theologische en morele (ernstige ziekte, AH) waarvan Bergoglio met zijn synodale kerk de noodzakelijke uitzaaiing is”. Volgens de Vaticaanse dicasterie voor de geloofsleer is er daarmee sprake van een schisma, een aanklacht waar Viganò zelf trots op zegt te zijn.