Touwtrekken tussen vrijheid en gelijkheid; Groen van Prinsterer waarschuwde al voor de gevaren
Gelijkheid wint het meer en meer van vrijheid. Bijbelgetrouwe christenen merken daarvan de gevolgen. Er komt minder ruimte voor traditionele opvattingen over huwelijk en seksualiteit. Kan de conservatieve wind die anno 2024 door Nederland waait deze trend keren? Of vervallen we tot anarchie of despotisme?
Vrijheid zit Nederlanders in het bloed, zo leert een blik in de geschiedenis. We ontworstelden ons in de zestiende eeuw aan de Spaanse en roomse overheersing. Daar was wel een oorlog van tachtig jaar voor nodig. Nog tijdens die oorlog, in 1579, sprak een aantal (protestantse) gewesten en steden in de Unie van Utrecht af dat hun burgers gewetensvrijheid zouden krijgen. In artikel 13 van dat verdrag staat: „dat een yder particulier in sijn religie vrij sal moegen blijven ende dat men nyemant ter cause van de religie sal moegen achterhaelen ofte ondersoucken”.
Dat was opzienbarend voor die tijd, want in andere delen van Europa dienden burgers zich te voegen naar de religie van de vorst. Ketters kregen te maken met vervolging door de inquisitie. Niet zelden kregen ze de doodstraf.
Dankzij de Unie van Utrecht hoefden individuele personen tegen hun geweten in geen bepaalde religieuze overtuiging aan te nemen. Calvinisten belegden in het openbaar hun erediensten. Rooms-katholieken werden gedoogd in hun schuilkerken. Er was voor hen wel gewetensvrijheid, maar geen godsdienstvrijheid.
Dit systeem hield stand tot 1798. In de Bataafse Republiek, die onder beheer van de Fransen stond, kwam er scheiding tussen kerk en staat. Sindsdien mag elk geloof in vrijheid en in het openbaar uitgeoefend worden. Daardoor kwam er ook ruimte voor kerkelijke afscheidingen vanuit de Gereformeerde (Hervormde) Kerk. Met de grondwetsherziening van 1848 kwam er nog meer ruimte. Daardoor kreeg de Rooms-Katholieke Kerk de mogelijkheid om de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland te herstellen. Dat gebeurde in 1858.
De ontwikkelingen stonden niet stil. In 1983 wijzigden de Staten-Generaal de Grondwet opnieuw. Toen kregen levensovertuigingen, zoals socialisme en liberalisme, dezelfde bescherming als godsdiensten. In de praktijk werkte dat al zo, maar de wetgever legde dat nu feitelijk vast.
De Grondwet van 1983 bevat nog een belangrijke verandering. Het artikel over gelijke behandeling kreeg een vooraanstaande plaats en een belangrijke uitbreiding.
In het eerste deel van artikel 1 staat nu: „Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.” Die gelijke behandeling komt al heel lang voor in eerdere versies van de Nederlandse Grondwet. Reeds in de Staatsregeling van de Bataafse Republiek, uit 1798, stond dat iedereen in de maatschappij „dezelfde voordelen hoorde te genieten”.
De cruciale uitbreiding in dit artikel was het discriminatieverbod: „Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” In 2023 is aan die reeks ook „handicap en seksuele gerichtheid” toegevoegd. Impliciet stond er dat al in; handicap en seksuele gerichtheid vielen namelijk al onder de bepaling „of op welke grond dan ook”. Toch vond tweederdemeerderheid in de Tweede en Eerste Kamer deze uitbreiding, die dus vooral een symbolische waarde heeft, noodzakelijk.
Tot zover een blik in de geschiedenis over de totstandkoming van de grondwetsartikelen over vrijheid en gelijkheid. Deze begrippen zijn in de loop van de eeuwen dus enorm verbreed. Het ging van gewetensvrijheid via volledige godsdienstvrijheid tot gelijkschakeling van religies en levensovertuigingen. Ook het begrip gelijkheid kreeg in de loop der tijd een bredere invulling.
Spanning
Lange tijd hielden deze ontwikkelingen van meer vrijheid en meer gelijkheid elkaar in evenwicht. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw deed zich een belangrijke ontwikkeling voor in de samenleving. De secularisatie zette door. In plaats van verzuiling en gemeenschapszin groeide het individualisme. Daardoor kwam steeds meer nadruk te liggen op gelijke behandeling: van mannen en vrouwen en van homo’s en lesbiennes. De individuele vrijheid kwam meer in botsing met de vrijheid van groepen om het leven naar eigen inzicht in te vullen. Er kwam spanning tussen vrijheid van godsdienst en gelijke behandeling. Dat leidde in de jaren tachtig tot verhitte discussies over vrouwenemancipatie en abortus.
Die spanning tussen vrijheid en gelijkheid kwam ook naar voren tijdens de behandeling van de Algemene wet gelijke behandeling in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw. Destijds stond vooral de vraag centraal of een christelijke school die op grond van de Bijbel zegt dat homoseksualiteit zondig is, een leerkracht die samenleeft met iemand van hetzelfde geslacht mag weigeren of moet accepteren.
Vooral de fracties van SGP en de voorlopers van de ChristenUnie, RPF en GPV, verdedigden te vuur en te zwaard het recht van scholen om een eigen personeels- en toelatingsbeleid te voeren.
In eerste instantie leidde dit tot een uitzonderingsbepaling in de wet die regelde dat scholen ruimte kregen om op dit punt een eigen beleid te voeren. Maar uiteindelijk schrapten de Tweede en Eerste Kamer in 2014 de uitzonderingsbepaling. Alle scholen mogen leerkrachten nu niet weren „vanwege het enkele feit” dat ze een relatie hebben met iemand van gelijk geslacht. Weren van leerkrachten mag wel als ze de visie of grondslag van de school niet onderschrijven.
Uiteindelijk koos de politiek in de discussie tussen gelijkheid en vrijheid ervoor om gelijkheid voorrang te geven boven vrijheid. Daarover zijn vriend en vijand het wel eens. Maar de waardering voor die keuze liep uiteen. Hier en daar leidde de wet tot problemen. Samenwonende homoseksuele leerkrachten spanden processen aan tegen de schoolleiding. Maar in de praktijk namen orthodox-christelijke scholen afscheid van samenwonende (homoseksuele) leerkrachten. Onder meer omdat ze ook op andere elementen uit de grondslag van de school van mening verschilden. Of omdat de onderlinge verhoudingen verstoord waren.
Christelijke scholen en de christelijke politici hebben hier het pleit verloren. Met de Algemene wet gelijke behandeling zette de overheid het onderwijs onder druk om een bepaalde seksuele moraal toe te staan onder docenten en leerlingen. Ook in de jaren daarna duwde de overheid met kerndoelen en de burgerschapsopdracht de scholen in progressieve richting.
Identiteitsverklaringen
De discussie over het vraagstuk gedwongen gelijkheid op scholen kreeg enkele jaren geleden een vervolg toen er een debat ontstond over de zogenoemde identiteitsverklaringen van reformatorische scholen. Daarin staat onder meer heel concreet hoe de school denkt over huwelijk en seksualiteit. De onderwijsinstellingen riepen die verklaringen in het leven omdat de politiek graag zag dat scholen duidelijk hun identiteit naar voren zouden brengen. Dan kan er geen discussie ontstaan over de vraag of een leerling wel of niet bij de school past.
In de meeste verklaringen staat nu dat de reformatorische school het huwelijk ziet als een verbintenis tussen één man en één vrouw. Linkse en liberale politici zien dit als een antihomoverklaring. De discussie hierover loopt nog. De Tweede Kamer heeft in 2021 in meerderheid uitgesproken dat deze verklaringen niet meer mogen, maar de kabinetten-Rutte III en IV brandden hier hun vingers niet aan. In het hoofdlijnenakkoord dat PVV, VVD, NSC en BBB sloten, staat hierover niets. Maar het volgende kabinet zal een reactie moeten geven op deze motie.
Ook de SGP kreeg te maken met de discussie over de botsing van grondrechten tussen vrijheid en gelijkheid. Sinds de oprichting van de partij in 1918 hangt de partij het standpunt aan dat vrouwen niet in volksvertegenwoordigende organen plaats dienen te nemen. Dat was niet naar de zin van een aantal belangenorganisaties voor vrouwen, zoals het Clara Wichmann Instituut. Die daagden de rijksoverheid voor de rechter om de SGP te dwingen wél vrouwen op lijsten toe te laten. De hoogste rechter in Nederland ging daarin mee. De SGP moest vrouwen toelaten op kieslijsten.
In de SGP-discussie botste het verbod om te discrimineren tussen mannen en vrouwen enerzijds met de vrijheid van godsdienst anderzijds. Ook hier kreeg uiteindelijk het gelijkheidsbeginsel (in dit geval tussen mannen en vrouwen) voorrang boven klassieke vrijheidsrechten.
In de SGP-discussie deed zich nog een bijzonder fenomeen voor. Het waren niet de vrouwen uit de SGP-achterban die via de rechter de overheid dwongen tot maatregelen tegen de partij, maar het waren belangenorganisaties voor vrouwen. De rechter toonde hen ontvankelijk in dit proces, hoewel de leden van de belangenorganisaties op de keper beschouwd persoonlijk geen belanghebbenden waren.
Het nieuwe kabinet wil bezien in hoeverre het belangenorganisaties kan weren bij processen waar ze zelf geen direct belang bij hebben. Dat is vooral van betekenis in processen die klimaatactivisten starten tegen de overheid. Een eventuele beperking van de gang naar de rechter voor belangenorganisaties komt voor de SGP te laat.
Transgenders
Hoe de fixatie op het individu ten koste van de gemeenschap tot uitwassen kan leiden, laat de discussie over transgenders zien. Wie zich vrouw voelt, terwijl hij biologisch een man is, mag zich volgens een wetsvoorstel dat in de Tweede Kamer voorligt, vrouw noemen. En hij mag zich dan ook de voorrechten toe-eigenen die vrouwen hebben, zoals het bezoeken van vrouwentoiletten en het meedoen aan vrouwensporten. In de Tweede Kamer bestaan twijfels over het nut en de noodzaak van deze wet. Hier gaat de vrijheid van het individu voor de vrijheid van vrouwen.
Radicale gelijkheidsdenkers streven ook nog op andere dossiers naar veranderingen. Ze richten zich op kinderen en dieren. Discussies die we binnen enkele jaren nog kunnen verwachten gaan over godsdienstige rituelen van met name joden en moslims. De discussie spitst zich toe op de vraag of zij de vrijheid mogen houden om jongetjes te besnijden en dieren onverdoofd te slachten. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens sprak ruim drie maanden geleden uit dat een verbod op rituele slacht, waartoe België besloot, de godsdienstvrijheid niet schendt.
De conservatieve rechtsfilosoof Andreas Kinneging uit Leiden denkt dat deze trend zich in de toekomst verder doorzet. Op een bijeenkomst van SGP-jongeren in 2022 stelde de hoogleraar dat de vrijheid zo ver onder druk kan komen dat kinderen die opgroeien in orthodoxe gezinnen uit huis geplaatst worden vanwege indoctrinatie. Een SP-Kamerlid noemde het al eens zielig dat een kind met een homoseksuele geaardheid opgroeit in een gezin waarin homoseksualiteit wordt afgewezen. Ook houdt Kinneging het voor mogelijk dat op termijn de Bijbel onder vuur komt te liggen.
Oorzaken
Hoe heeft het zover kunnen komen dat het gelijkheidsdenken in politiek en samenleving voorrang krijgt boven klassieke vrijheidsrechten? Dat heeft te maken met de individualisering. Groepen en organisaties hebben minder betekenis en invloed dan vroeger. De verzuiling van de samenleving verdween grotendeels en gemeenschappen verbrokkelden. Alleen de orthodox-christelijke varianten van de verzuiling bestaan nog. Die hechten nog steeds grote waarde aan de vrijheid om in groepsverband dezelfde waarden te aanvaarden.
Verder verminderde het respect voor de vrijheid en opvattingen van die eigen kringen uit de verzuilde tijd, waaronder kerken. De gelijkheidsdenkers hebben geen boodschap aan het adagium soevereiniteit in eigen kring, een begrip dat de gereformeerde voorman Abraham Kuyper in de negentiende eeuw bedacht. Die soevereiniteit in eigen kring was een manier om de verschillende bevolkingsgroepen in Nederland –christenen, liberalen en socialisten– in relatieve vrede naast elkaar te laten leven. Leven en laten leven was het adagium.
Anno 2024 houdt de buitenwereld geen halt meer bij kringen. Onder het mom van gelijkheid wordt de vrijheid van godsdienst, van vergadering en van meningsuiting gemuilkorfd. Vrijheid van vergadering houdt in dat organisaties zelf mogen bepalen wie ze toelaten en wie ze weigeren. Daar is op zich niets vreemds aan. Waarom zou een vrouw toegang moeten hebben tot een herensociëteit en waarom zou een socialist aangenomen moeten worden bij een liberale partij? En waarom zou een christelijke school gedwongen moeten worden niet-christenen toe te laten? Groepsrechten zijn ook rechten. Je kunt de radicale gelijkheidsdenkers verwijten dat ze selectief zijn in de aandacht voor het laatste deel van de bekende leus uit de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap. Vaak plaatsen ze het thema broederschap, oftewel gemeenschap, buiten haken.
„Waarom zou een vrouw toegang moeten hebben tot een herensociëteit?”
Het moderne radicale vrijheids- en gelijkheidsdenken heeft opvallende overeenkomsten met het marxisme. In beide modellen bestaat de samenleving uit losse individuen, hebben afgebakende gemeenschappen van burgers, zoals kerken, geen plek, worden afwijkende meningen niet toegestaan en is de staat almachtig. Opvallend hoe de radicale gelijkheidsdenkers geen ruimte geven aan andere meningen dan de hunne over homoseksualiteit, homohuwelijk, transgenders en sinds kort ook over Israël.
Hoofdlijnenakkoord
Sinds enkele jaren is er ook een tegenbeweging. Onmiskenbaar tekent zich een meer rechtse, conservatieve koers onder het kiezerspubliek. PVV, NSC en BBB hebben veel conservatieve standpunten. Dat zie je ook terug in het hoofdlijnenakkoord. Veel daarin is nog onduidelijk, maar het is opvallend dat drie genoemde partijen, net als SGP en CU, het regenboogstembusakkoord van het COC niet hebben ondertekend.
Daarmee is overigens niet gezegd dat dit stembusakkoord niet op een meerderheid kan rekenen. Via initiatiefwetsvoorstellen kunnen de radicale gelijkheidsdenkers wellicht een aantal van hun voorstellen door de Tweede en Eerste Kamer loodsen. VVD, GroenLinks/PvdA, SP, D66, Volt en Partij voor de Dieren, die wel het akkoord ondertekenden, vormen samen geen meerderheid, maar kunnen mogelijk toch voldoende steun verwerven bij andere partijen.
Hoog op het lijstje van het stembusakkoord staan de acceptatie van lhbti-personen op scholen, een verbod op identiteitsverklaringen, een verbod op conversiebehandelingen, het aanvaarden van de Transgenderwet inzake geslachtsvermelding, een ambitieus lhbti-emancipatiebeleid in binnen- en buitenland, het regelen van meerouderschap, het aanpakken van discriminerend geweld en een reeks maatregelen om transgenders tegemoet te komen.
Het is lastig te zeggen in hoeverre de slinger van de klok teruggaat. Het kan ook zomaar zijn dat bij nieuwe verkiezingen de slinger weer richting gelijkheid gaat als kiezers merken dat het centrumrechtse kabinet niet voldoet aan de verwachtingen en de linkse en liberale partijen weer de wind in de zeilen krijgen. Dan zal de conservatieve wind van korte duur zijn en kan het zomaar zijn dat gelijkheid een nog sterker accent krijgt ten koste van de vrijheid.
Fundamenteel
Voor de echte oplossing moet de spade een steek dieper. Er is een fundamentele discussie nodig over de betekenis van grondrechten en de taak van de overheid hierin.
Grondrechten zijn van oorsprong bedoeld om vrijheden van burgers te beschermen tegenover de vorsten en overheden. Die hebben namelijk de natuurlijke neiging om in religieus en financieel opzicht te veel te vragen van hun burgers. De vorst bepaalde in de Middeleeuwen welke religie zijn onderdanen moesten aanhangen. De vrijheid van geweten en later de vrijheid van godsdienst zijn bedoeld om de burger tegen de macht van de overheid te beschermen.
Het gelijkheidsbeginsel was oorspronkelijk bedoeld als gelijkheid voor de wet. Nu zijn vrijheid en gelijkheid vooral gericht op het individu. De staat eigent zich de taak toe om individuen te beschermen tegen ‘onderdrukking’ vanuit de samenleving, organisaties of andere individuen. Eerst mocht de staat niet discrimineren, nu mogen individuen dat niet meer. Dat schuurt bijvoorbeeld met de vrijheid van godsdienst, want religie maakt wel onderscheid. Op een moderne manier probeert de overheid zo opnieuw grip te krijgen op de opvattingen van burgers.
Als gelovigen bijvoorbeeld niet meer zouden mogen zeggen dat hun religie de enige ware is, dan is dat een fundamentele inperking van de vrijheid van godsdienst. En als een bakker niet mag weigeren om een bruidstaart te maken voor een homostel, is dat een ontsporing van het discriminatiebeginsel. In Ierland en Amerika zijn daarover rechtszaken gevoerd.
Pas als de overheid teruggaat naar het oorspronkelijk uitgangspunt dat grondrechten allereerst zijn gericht op de verhouding overheid-onderdaan en niet op de verhouding tussen burgers, komt er weer ruimte voor pluraliteit. Niet dat dat het hoogste goed is, maar in een land met vele minderheden wel het hoogst haalbare. Daarbij geldt uiteraard dat het gebruik van geweld ten aanzien van andersdenkenden uit den boze is.
Maar zal de overheid teruggaan in het hok? Voor echte vergezichten over de toekomst van de cultuur is het goed om te staan op de schouders van grote denkers. Een van hen is Alexis de Tocqueville, een conservatieve Franse politiek filosoof (1805-1859). Hij betoogde dat het christelijk geloof en de gemeenschappen de dragers zijn van de democratie. Zonder dat ontaardt de samenleving vroeg of laat in tirannie. Zijn woorden hierover doen bijna profetisch aan. In zijn boek ”Over de democratie in Amerika” waarvan in 1835 het eerste deel verscheen, schrijft hij: „Wanneer ik denk aan de vorm die deze nieuwe tirannie zal aannemen, zie ik voor mij een massa van in alle opzichten gelijke mensen die rusteloos onbeduidende en banale genoegens najagen, (…) die nog slechts op zichzelf en voor zichzelf leven. Boven deze geïndividualiseerde massa troont een bevoogdend machtsapparaat dat over het wel en wee waakt, dat alles voorziet en alles regelt.”
„„Ik zie voor mij een massa van in alle opzichten gelijke mensen die rusteloos onbeduidende en banale genoegens najagen, (…) die nog slechts op zichzelf en voor zichzelf leven”” - Alexis de Tocqueville, een conservatief Frans aristocraat en politiek filosoof
De 19-eeuwse antirevolutionaire staatsman Groen van Prinsterer, die geregeld De Tocqueville citeert, was pessimistisch over de toekomst als aanhangers van de Franse Revolutie de overhand zouden krijgen. Hij sprak in 1867 de moderne verlichte denkers van zijn tijd direct aan: „Als het hoogtepunt van uw utopieën is bereikt, dus als uw agenda is afgehandeld, zult u naties hebben –als men die nog zo kan noemen– die verwekelijkt zijn, kleurloos. Menigten massa’s, samenraapsels van individuen, verzamelingen van atomen, stof dat tot modder wordt. U zult materiaal hebben dat u slechts voor twee doeleinden kunt gebruiken: anarchie of despotisme.”
Wat de toekomst brengt, weten we niet. Maar het is wel duidelijk dat de gevaren waar De Tocqueville en Groen van Prinsterer voor waarschuwden anno 2024 niet denkbeeldig zijn. Een steeds machtiger wordend overheidsapparaat en een geïndividualiseerde massa.