Taartenbakker Jack Phillips uit Denver moest transgender taart leveren
Taartenbakker Jack Phillips uit Denver is veroordeeld omdat hij een taart weigerde te bakken voor een transgender.
Nadat Philips eerder een proces aan zijn broek kreeg omdat hij weigerde een bruiloftstaart te maken voor een homopaar, stond hij nu voor de rechter omdat hij geen taart wilde maken voor een feestje van een transgender.
Het hof van beroep van de staat Colorado veroordeelde donderdag Phillips. Hij weigerde in 2019 een taart te maken voor een klant die zijn overgang van man naar vrouw wilde vieren. Het verzoek was een taart te maken met blauwe en roze glazuur.
In de uitspraak van het hof staat dat Phillips’ vrouw in eerste instantie de bestelling van een taart voor zo’n zes tot acht personen had aangenomen. Maar toen de bakker en zijn vrouw hoorden waarvoor de taart bedoeld was, gaven ze de opdracht terug.
De rechter oordeelt dat Phillips gevraagd werd „gewoon” een taart te maken zonder een specifieke boodschap en dat hij daarom geen beroep kon doen op zijn gewetensvrijheid. Bovendien vindt het hof dat het weigeren van Phillips in strijd is met de antidiscriminatiewet van de staat Colorado.
Het hof van beroep behandelde de zaak in hoger beroep nadat een districtsrechter Phillips eerder had veroordeeld. Die stelde toen al dat Phillips zich schuldig had gemaakt aan discriminatie door „goederen en diensten te weigeren uitsluitend vanwege de transgenderstatus van de klant”.
Gewetensdwang
Het is niet de eerste zaak waarin Phillips wordt beschuldigd van discriminatie. Hij won in 2018 een zaak bij het Amerikaanse hooggerechtshof nadat hij door lagere rechters was veroordeeld vanwege zijn weigering om een bruidstaart te bakken voor een homopaar. Die kwestie speelde in 2012. De staat Colorado spande toen een rechtszaak tegen de banketbakker aan, hoewel het homohuwelijk toen nog niet landelijk werd erkend.
In de jaren dat dit proces speelde, werd Phillips door de staat Colorado gedwongen deel te nemen aan een vormingsprogramma, zodat hij „leerde de wetten van Colorado te respecteren”. Elke drie maanden moesten cursusleiders aan de verantwoordelijke ambtenaren rapporteren over „de vorderingen” die de bakker maakte. Vorig jaar december sprak opperrechter Neil Gorsuch nog zijn ergernis over deze gang van zaken uit. Hij noemde dit „afgrijselijke gewetensdwang”.
De Alliance Defending Freedom (ADF), die Phillips vertegenwoordigt, hekelt de beslissing van het hof van beroep in de nieuwe rechtszaak. Volgens deze organisatie is er sprake van een intimidatiecampagne tegen de bakker. „Meer dan tien jaar geleden begonnen ambtenaren in Colorado hem aan te vallen en misbruikten ze de wet om hem te dwingen dingen te zeggen die hij niet gelooft.”
ADF stelt dat „radicale lhbti-activisten en ambtenaren bewust hun pijlen richten op christenen vanwege hun conservatieve opvattingen over huwelijk en seksualiteit”. ADF-advocaat Jake Warner zegt: „Men hoeft het niet eens te zijn met Jacks opvattingen om eraan vast te houden dat alle Amerikanen vrij moeten zijn om te zeggen wat ze geloven, zelfs als de regering het niet eens is met die overtuigingen.”