Hoorzittingen met beoogde bewindslieden zijn valse start
De partijen die kortgeleden nog tegen het idee van hoorzittingen stemden, doen er goed aan ze nu te boycotten.
Het aanstaande kabinet belooft in te zetten op het herstel van het vertrouwen van burgers in politiek en overheid. Of een nieuwe ploeg van ministers en staatssecretarissen hierin slaagt, zal aan het einde van de rit beoordeeld moeten worden. Hoorzittingen met kandidaat-bewindspersonen leveren hieraan geen betekenisvolle bijdrage. Een valse start en een breuk met de traditie.
Momenteel zoekt Richard van Zwol als formateur naar een team van ministers en staatssecretarissen dat onder leiding van toekomstig premier Dick Schoof een kabinet zal vormen. Nog voordat deze bewindsploeg beëdigd wordt, gaan kandidaat-bewindspersonen op de thee bij de Tweede Kamer om zich daar te presenteren. Deze zogenoemde hoorzittingen vinden niet plaats in de plenaire zaal maar in commissiezalen, waar de vaste Kamercommissies ‘hun’ minister zullen vragen naar geschiktheid en motivatie. Het idee is dus dat Kamerleden belast met defensiezaken namens hun fractie de beoogde minister en staatssecretaris van Defensie aan de tand voelen.
De gedachte achter dit proces is dat hoorzittingen kunnen bijdragen aan „meer transparantie rond het formatieproces”. Verder biedt het kandidaat-bewindspersonen de gelegenheid om „bepaalde zaken publiekelijk toe te lichten of persoonlijke accenten te leggen”. VVD, CDA, SP, ChristenUnie en SGP maakten een verstandige keus toen ze tegen de motie van D66-Kamerlid Sneller stemden die precies dit voorstelde.
Het idee van hoorzittingen sluit naadloos aan op een maatschappijvisie waarin gezagsverhoudingen voortdurend bevraagd worden en iedereen aan iedereen gelijk moet zijn. Als u en ik moeten solliciteren, waarom ministers en staatssecretarissen dan niet? Het korte antwoord: omdat ze namens iedereen gezag uitoefenen en per definitie het vertrouwen genieten van de Eerste en de Tweede Kamer, tot het tegendeel blijkt. Het langere antwoord: bij een sollicitatie willen werkgever en kandidaat elkaar beter leren kennen, om te zien of ze een ”match” zijn. De verhouding tussen parlement en regering is wezenlijk anders. Het is simpelweg niet zo relevant of bewindspersonen ”matchen” met de Tweede Kamer. Dat doen ze uit de aard van de zaak, totdat het tegendeel blijkt, als een motie van wantrouwen met meerderheid van stemmen wordt aangenomen. Dan zegt de volksvertegenwoordiging met zoveel woorden dat de minister of staatssecretaris zijn gezag verspeeld heeft.
Een hoorzitting waarin de sollicitant het vertrouwen van de Kamer en indirect de kiezer moet winnen, is de omgekeerde wereld. Het is op zichzelf niet verkeerd om het gezag van politiek en overheid te bevragen, maar de vraag mag ook weleens gesteld worden of de burger nog in staat is om gezag te aanvaarden.
Zelfs als je hoorzittingen op zichzelf een goed idee vindt, bijvoorbeeld met een beroep op een goed functionerende buitenlandse praktijk, dan nog is het de vraag of je aan déze politieke partijen in déze politieke cultuur zo’n middel toevertrouwt. Het niveau van veel debatten houdt niet over en dat heeft alles te maken met scoringsdrift en hijgerigheid, terwijl juist doortastende parlementaire controle, gebaseerd op feitelijkheden en diepgravend onderzoek, nodig is om het vertrouwen van de burger in politiek en overheid te herstellen. Mede onder invloed van sociale en traditionele media is de politiek de afgelopen jaren al superpersoonlijk geworden. In een gepersonaliseerde politiek dreigt een hoorzitting een replica te worden van een talkshow, waarin handigheid het bijna altijd wint van inhoud. We hebben minder effectbejag en symboolpolitiek nodig in plaats van meer. De partijen die kortgeleden nog tegen het idee van hoorzittingen stemden, doen er goed aan ze nu te boycotten.
Ruim de schaarse tijd van Kamerleden liever in voor debatten en wetsbehandelingen die om allerlei redenen op de lange baan geschoven werden. Goed beleid en deugdelijke wetgeving zorgen daadwerkelijk voor herstel van vertrouwen, terwijl hoorzittingen in dit politieke klimaat zomaar kunnen ontsporen in een kruisverhoor. Daarmee zou de politiek eigenhandig een dynamiek van wantrouwen creëren, die vroeg of laat als een boemerang terugkeert.
De auteur is politicoloog.