Ook bij links staat het land nu op één
Het gaat misschien wat ver om te stellen dat er een patriottische wind door links Nederland waart, maar in de aanloop naar de verkiezingen voor het Europees Parlement kiezen GroenLinks-PvdA en D66 zichtbaar voor andere accenten in hun marketing.
Het lijkt voor progressieve partijen niet langer vies om te redeneren vanuit nationale eigenbelangen. GroenLinks-PvdA gaat de verkiezingen in met als doel Europa te veranderen en te versterken, „in de eerste plaats in het belang van Nederland zelf”. Waar GroenLinks en PvdA afzonderlijk nog gingen voor „een groen en sociaal Europa” of een „eerlijk, vrij en duurzaam Europa”, kiest het groen-rode samenwerkingsverband nu nadrukkelijker voor een campagne vanuit het nationale perspectief. Dat valt moeilijk los te zien van de uitslag van de afgelopen Kamerverkiezingen en recente peilingen die een tweede monsterscore voor de PVV in het Europees Parlement doen vermoeden. Koos een zelfbewuste PvdA met 38 Kamerzetels in 2014 nog voor verkiezingsposters met ”Geen haat en nijd maar verdraagzaamheid”, het huidige tijdsgewricht doet campagnestrategen zich realiseren dat zo’n insteek waarschijnlijk averechts uitpakt.
”If you can’t beat them, join them”, moet men ook bij D66 gedacht hebben. Waar de PVV op D66-congressen voorheen alleen „ondemocratisch”, „antiliberaal” of –de ergste van alle politieke verdachtmakingen in Nederland– „conservatief” genoemd werd, stelde Rob Jetten nu dat „Wilders’ eenmanspartij (…) in de kern on-Nederlands is en een bedreiging voor de Nederlandse waarden en identiteit”. Volgens Jetten bestaat „er maar één echte partij voor de vrijheid: die heet D66”. Visueel ondersteund door een reusachtig grote Nederlandse vlag stortte de liberale voorman zo de ene na de andere spitsvondigheid uit over zijn publiek, dat almaar harder ging klappen. Wie de nationalistische bal kaatst, kan hem terugverwachten.
Aan gene zijde van de Noordzee wordt eenzelfde sentiment aangewakkerd. De Labourpartij laat zich erop voorstaan een „trotse patriottische partij” te zijn, in een poging om de electorale woestijn onder Jeremy Corbyn achter zich te laten. Het land op één, de partij op nummer twee, zo verwoordt de huidige partijleider Keir Starmer het. Bij lokale verkiezingen in Engeland en Wales herovert Labour nu het ene na het andere kiesdistrict op de Conservatieven van premier Rishi Sunak.
De nieuwe marketing van GroenLinks-PvdA en D66 doet onwillekeurig denken aan het ”progressief patriottisme” dat Lodewijk Asscher (PvdA) acht jaar geleden lanceerde: een koppelverkoop van linkse politiek met een vleugje nationalisme. Dit nieuwe begrip omvatte een pleidooi voor meer bestaanszekerheid, maar resulteerde later ook in het recht op onbereikbaarheid, een voorstel waarmee het grondwettelijk recht op eerbiediging van het gezinsleven feitelijk versterkt zou worden. Asscher pleitte daarnaast voor een rem op arbeidsmigratie, die voor het bedrijfsleven profijtelijk is, maar tegelijk voor verdringing en oneerlijke concurrentie zorgt. Kortom: een programma waarmee een partij links van het midden potentieel succesvol had kunnen zijn, maar dat destijds niet aansloeg. Progressief patriottisme werd als terminologie door bijna niemand binnen de PvdA omarmd en Asscher zelf gaf geen actieve opvolging, waardoor het bleef bij een patriottische proefballon. In de ogen van veel kiezers had hij als minister van Sociale Zaken de bestaanszekerheid bovendien actief ondergraven door de arbeidsmarkt verder te flexibiliseren.
Er is echter geen enkele reden om aan te nemen dat een meer patriottische koers in tegenspraak is met de essentie van progressieve politiek of dat het geen middel tot politiek succes kan zijn. Democratische politiek bestaat bij de gratie van geestdrift en emoties; dat geldt niet minder voor progressieve dan voor conservatieve politiek. Het zou ontzettend stom zijn als GroenLinks-PvdA en D66 in de nabije toekomst geen beroep zouden doen op de trots en gemeenschappelijkheid die hoort bij het Nederlander-zijn. Asscher was zijn tijd vooruit. Ook een progressieve partij kan niet gokken op afzonderlijke deelidentiteiten of emancipatie van het individu. Een duidelijk wij-gevoel draagt bij aan solidariteit en verbinding, die nodig zijn om de democratie bij elkaar te houden.