Onderwijsplannen coalitie schuren met artikel 23
De fracties van PVV, VVD, NSC en BBB schrijven in het hoofdlijnenakkoord dat ze het grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs niet willen wijzigen. Maar meerdere plannen die de coalitie voor ogen heeft, schuren met de strekking van dat artikel.
„Het grondrecht van de vrijheid van onderwijs moet worden beschermd.” Daarmee opent de alinea in het regeerakkoord dat gaat over de vrijheid van onderwijs. Dat is duidelijke taal. En daarmee is in ieder geval uitgesloten dat er in de komende kabinetsperiode een Kamermeerderheid komt voor het initiatiefwetsvoorstel van GroenLinks-PvdA om artikel 23 van de Grondwet wél te wijzigen.
De grootste oppositiepartij wil het artikel over de vrijheid van onderwijs zodanig wijzigen dat daarin onder meer komt te staan dat ieder kind elke school moet kunnen kiezen. Oftewel: scholen krijgen een acceptatieplicht opgelegd. Verder willen de samenwerkende linkse partijen in de Grondwet vastleggen dat het onderwijs bijdraagt aan gelijke kansen, persoonlijkheidsvorming en respect voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.
De passage over de vrijheid van onderwijs in het hoofdlijnenakkoord maakt allereerst duidelijk dat VVD, NSC en BBB niet zijn meegegaan in de wens van de PVV om islamitische scholen te sluiten. Dat zou ook een aanpassing van artikel 23 vergen.
Maar de nieuwe regeringspartijen hebben wel nadrukkelijk de islamitische scholen in het vizier als ze schrijven dat er geen ruimte mag zijn voor ,het overdragen van antidemocratische en antirechtsstatelijke opvattingen door leraren of door lesmateriaal.”
Dat geldt ook voor de passages over het burgerschapsonderwijs: „De burgerschapsopdracht wordt aangescherpt om radicalisering te voorkomen.” En bestuurders worden sneller ontslagen als scholen niet voldoen aan de burgerschapsopdracht. In het verleden zijn islamitische scholen door de Onderwijsinspectie op de vingers getikt omdat ze niet aan de burgerschapsopdracht voldeden.
Ook bij de volgende zinnen hebben de partijen ongetwijfeld het oog gericht op het islamitisch onderwijs: „Binnen de juridische kaders van artikel 23 worden de mogelijke stappen gezet om onwenselijke en excessieve elementen als antidemocratisch en antirechtsstatelijk onderwijs verder in te perken.” En: „Het toezicht op informeel en formeel onderwijs wordt wettelijk geregeld zodat signalen van haat en geweld gevolgen krijgen." Onder informeel onderwijs vallen ook de weekendscholen waar moslimkinderen les krijgen in hun religie. Enkele jaren geleden zijn daar misstanden geconstateerd. Onder informeel onderwijs vallen ook activiteiten van kerken die zijn gericht op onderwijs aan kinderen, zoals catechese en zondagsscholen.
De passages laten zien dat de onderhandelaars voor een dilemma stonden, namelijk wel de vrijheid van onderwijs handhaven en tegelijkertijd de duimschroeven aandraaien voor radicale scholen. Dat kan in de praktijk niet anders dan door het stellen van nadere regels, maar die regels leiden uiteindelijk wel tot minder vrijheid voor alle scholen.
Hoe die extra maatregelen er precies uit gaan zien, is nog niet bekend. Nu ligt er alleen een hoofdlijnenakkoord. Het nieuwe kabinet moet een regeerprogramma gaan schrijven waarin dit nader wordt uitgewerkt. Daarin komt te staan welke concrete maatregelen de minister van Onderwijs gaat nemen om de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord uit te rollen in het onderwijsveld. Het regeerprogramma zal na de zomer worden gepresenteerd.
Zoveel is nu al wel duidelijk: de plannen uit het hoofdlijnenakkoord vergen stevige ingrepen. En die ingrepen zullen voor heel het onderwijs gaan gelden, dus niet alleen voor islamitische scholen. De uitwerking kan zomaar ook negatieve gevolgen hebben voor orthodox-christelijke scholen. Wetten dienen namelijk algemene normen te bevatten die voor ieder gelden.
Maar hoe verhouden zich die extra regels tot de vrijheid van onderwijs? Een van de pijlers van artikel 23 is dat scholen vrijheid van inrichting hebben. Ze mogen zelf beslissen hoe leraren lesgeven en welke lesboeken en methodes ze daarbij gebruiken.
Als de overheid zich gaat bemoeien met de inhoud van het onderwijs, schuurt dat met het grondwetsartikel over de onderwijsvrijheid.
Burgerschap
In de achterliggende jaren heeft de overheid de burgerschapseisen al aangescherpt. En dat leverde al discussies op over de eenzijdige invulling ervan. Scholen moeten respect en kennis bijbrengen over de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Die basiswaarden zijn vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. De onderwijsinspectie zegt daarover: „Gelijkwaardigheid wordt bevorderd in de vorm van het gelijkheidsbeginsel en het afwijzen van discriminatie. Solidariteit wordt bevorderd door verdraagzaamheid, begrip en verantwoordelijkheidsbesef en het afwijzen van onverdraagzaamheid.”
Maar de basiswaarden van de democratische rechtsstaat omvatten meer dan dat. Daarbij valt te denken aan de klassieke vrijheidsrechten, namelijk van godsdienst, van vergadering en van meningsuiting. Die kunnen soms strijden met de waarden die de onderwijsinspectie nu centraal stelt. De vraag is wat er gaat gebeuren als de nieuwe regering de burgerschapseisen verder aanscherpt. Nog meer spanning met klassieke grondrechten?
En wat gaat er precies gebeuren met het wetsvoorstel voor toezicht op het informeel onderwijs? In het hoofdlijnenakkoord staat: „Het toezicht op informeel en formeel onderwijs wordt wettelijk geregeld zodat signalen van haat en geweld gevolgen krijgen."
„De burgerschapsopdracht wordt aangescherpt om radicalisering te voorkomen” - Hoofdlijnenakkoord
Er ligt al een hoofdlijnenbrief over het informeel onderwijs. Die is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het huidige demissionaire kabinet. Het voornemen is om een wetsvoorstel hierover in het najaar in te dienen. Maar de Tweede Kamer heeft een- en andermaal via moties van de SGP uitgesproken dat het voorliggende plan te ver gaat. Controle op kerkelijk jeugdwerk is volgens de Kamer niet nodig. Het toezicht moet van de Kamer „expliciet en exclusief” zijn gericht op situaties „van radicalisering en strijdigheid met de democratische rechtsorde.” Ook vraagt de motie om „een onderzoek in hoeverre voor het bestrijden van haat, geweld en discriminatie in het informeel onderwijs een aanvulling van het strafrecht nodig is”.
Als de nieuwe regering zich aan deze uitspraken houdt, blijft de reikwijdte van deze wet beperkt. Maar zekerheid daarover bestaat pas als het nieuwe kabinet het regeerprogramma heeft gepresenteerd.
Lentekriebels
Spanning met de vrijheid van onderwijs doet zich ook voor bij twee andere plannen die de coalitie in de onderwijsparagraaf van het hoofdlijnenakkoord heeft opgenomen. De eerste gaat over de kerndoelen voor relationele en seksuele voorlichting. Die moeten volgens de coalitie ,neutraal en beter toegesneden op de leeftijd van leerlingen, in het bijzonder in het basisonderwijs” zijn.
Waar deze wens vandaan komt is helder. PVV, NSC en BBB vinden het lesmateriaal van de Rutgersstichting (”Lentekriebels”) te expliciet en te ver gaan met seksuele voorlichting in de richting van met name kleine kinderen. Als de overheid hier wat aan wil doen, zullen nadere regels nodig zijn. Maar dan loopt de regering hier ook tegen het uitgangspunt op dat scholen vrijheid hebben om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten; scholen kiezen zelf het lesmateriaal dat ze gebruiken.
Een extra probleem doet zich voor door de bepaling dat de kerndoelen voor de relationele en seksuele voorlichting neutraal dienen te zijn. Als de overheid dat gaat verplichten, betekent dat ook dat scholen die over deze thema’s Bijbelse richtlijnen mee willen geven, daarvoor geen ruimte meer hebben. Die Bijbelse richtlijnen zijn namelijk allesbehalve neutraal. Bovendien is de vraag wat dan wel neutraal is. In wat politici verstaan onder neutraliteit ligt ook een levensbeschouwing besloten.
„Het toezicht op informeel en formeel onderwijs wordt wettelijk geregeld zodat signalen van haat en geweld gevolgen krijgen” - Hoofdlijnenakkoord
Als het gaat over onderwijsmethodes, doet het hoofdlijnenakkoord stellige uitspraken. Er staat: „Onderwijsmethodes moeten bewezen effectief en verder politiek neutraal zijn.” Het is wel duidelijk waarom deze passage over politieke neutraliteit erin is gekomen. PVV’ers vinden dat scholen op zijn zachtst gezegd niet altijd even vriendelijk zijn voor hun beweging. Collega’s kijken leerkrachten die ervoor uitkomen dat ze op de PVV stemmen, vaak met de nek aan. Politiek neutrale onderwijsmethoden zouden behulpzaam kunnen zijn om daar een eind aan te maken. Maar dat kan niet zonder stevige ingrepen die schuren met de onderwijsvrijheid. Want wat is politiek neutraal?
In deze zin staat ook dat onderwijsmethodes „bewezen effectief” moeten zijn. Dat veronderstelt dat er een toetsing moet komen van methodes. Dat is ook een maatregel die de vrijheid van scholen om hun eigen methodes te kiezen, inperkt.
De nieuwe coalitie gaat op een groot aantal punten dus meer controle uitoefenen. Als de Tweede en Eerste Kamer die voorstellen overnemen, betekent dat in de praktijk minder onderwijsvrijheid voor scholen.
„Vrijheid van onderwijs is er omdat het definitieve antwoord op de vraag wat goed onderwijs is, niet binnen ons bereik ligt” - Berend Kamphuis, voorzitter Verus