Verbeter de wereld, begin bij een ander – maar zo bereik je nooit iets
Of het nu minister Rob Jetten is of een onbekende klimaatactiviste, duurzaamheidspredikers krijgen bakken vol commentaar als blijkt dat hun eigen levensstijl de toets der kritiek niet kan doorstaan. Terecht?
Het was een van de opvallendste bevindingen in het recente onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau en de Protestantse Theologische Universiteit naar duurzaam denken en doen in Nederland: er gaapt maar al te vaak een kloof tussen die twee.
Hoogopgeleide Nederlanders, die dikwijls de mond vol hebben van duurzaamheid, die anderen de maat nemen en om het hardst roepen dat we het klimaat moeten redden, hebben grote moeite om die boodschap in hun eigen leven toe te passen. Terwijl mensen die niet zo met klimaat en duurzaamheid bezig zijn –omdat ze wel ándere zorgen aan hun hoofd hebben– in de praktijk juist een minder grote voetafdruk nalaten.
Dat is ook wel logisch. Wie geldzorgen heeft, kan geen driemaal per jaar in het vliegtuig stappen voor een vakantie, of steeds weer nieuwe kleren en andere spullen kopen. Terwijl dat laatste precies is wat de bezorgde, boetepredikende, hoogopgeleide Nederlanders doen. Ze proberen soms wel met de trein te reizen of biologisch vlees en duurzaam geproduceerde kleren te kopen, maar het echte punt –dat ze niet alleen ánders, maar vooral mínder moeten kopen en reizen– schuiven ze onder de tafel.
Luxe levensstijl
Veel duurzaamheidsactivisten aan de bovenkant van de samenleving tonen zodoende, in de woorden van het onderzoeksrapport, wel „probleembesef”, maar geen „verantwoordelijkheid”. Omdat ze het moeilijk vinden om hun luxe levensstijl op te geven en denken dat één mens weinig verschil maakt. Of omdat ze denken dat anderen (de overheid, de grote bedrijven) de schuld van het klimaatprobleem zijn. Dat die het dus moeten oplossen.
Intussen, aan de onderkant van de samenleving, proberen honderdduizenden mensen dagelijks het hoofd boven water te houden. Zij hebben niet veel tijd om anderen te vertellen hoe ze zich gedragen moeten, en ze leven behoorlijk zuinig en duurzaam. Maar dat is noodgedwongen. Dat komt vooral doordat ze geen geld hebben om meer te consumeren dan ze doen. Hadden ze dat geld wél, dan zouden ze misschien óók meteen in het vliegtuig stappen of nieuwe spullen gaan kopen.
Dat grote verschil leidt natuurlijk tot maatschappelijke botsingen. Het verklaart iets van de boosheid die in golven over de sociale media spoelt, als er weer eens een rijke ‘deugmens’ is betrapt op een vliegvakantie. Of het nu minister Rob Jetten is die strenge klimaatmaatregelen wil nemen en intussen vakantie viert in Argentinië, of actrice Carice van Houten die zich het afgelopen jaar als klimaatactiviste ontpopte terwijl ze tegelijkertijd de hele wereld rondvliegt, of de actievoerders van Extinction Rebellion, die tussen de skivakanties en reizen naar Thailand door de snelweg blokkeren.
„De boosheid spoelt in golven over de sociale media, als er weer eens een rijke ‘deugmens’ is betrapt op een vliegvakantie”
Neem gravin Eloise van Oranje, de dochter van prins Constantijn en prinses Laurentien, die bekendheid geniet als influencer. Zij worstelt met het probleem, zo blijkt uit interviews die ze geeft en filmpjes die ze online zet. Ze heeft veel „passie en liefde voor duurzaamheid” en ook last van „enorme vliegschaamte”. Maar ze vindt het zo leuk om de wereld te zien. Ter compensatie koopt ze daarom tweedehandskleding, die ze in Japan gaat halen – tussen de tripjes naar New York, Zuid-Afrika en Italië door. En op de vraag van een interviewer van RoyalTV of dat klimaattechnisch dan wel kan, weet ze slechts te zeggen: „Je moet eigenlijk met alles je steentje bijdragen en met alles gewoon je best doen. Waar het kan. En inderdaad, daar hoort ook minder reizen bij. Maar ik denk: stap voor stap.”
Ze heeft dus standpunten, Eloise, maar ze vindt het moeilijk om haar gedrag daarop aan te passen. En daar wordt ze dan –terecht– mee geconfronteerd. Maar natuurlijk is ze niet de enige die anders doet dan ze denkt. Inconsequent zijn is nu eenmaal menselijk. Iedereen heeft er weleens last van. Daarvoor hoef je maar naar jezelf te kijken. En als je daarbij stilstaat, is het mogelijk om mild te zijn – omdat je zelf weet hoe moeilijk het is.
Maar het probleem is dat die milde, begripvolle houding nu juist ontbreekt bij de meest fanatieke voorvechters van duurzaamheid. En dat laatste schiet bij het brede publiek in het verkeerde keelgat. Je kunt anderen niet met veel fanatisme vertellen hoe ze leven moeten als je intussen zelf je eigen regels met voeten treedt. Dat is alsof een predikant of evangelist vanaf de kansel waarschuwt tegen allerlei zonden en intussen zélf de kat in het donker knijpt. Andere mensen mogen niet doen wat zo’n voorganger zelf wél doet, daar komt het op neer. En dat is hypocriet.
Wie preken wil –waar het ook over gaat– moet die preken met de eigen levenswandel ondersteunen. Oftewel, met een mooi Engels spreekwoord (die taal verstaan activisten vaak beter): ”Talk the talk, walk the walk”. Anders is precies van toepassing wat in Mattheüs 23 over de farizeeërs gezegd wordt, dat ze zware lasten leggen op de schouders van andere mensen, maar die zelf met geen vinger willen aanroeren.
De beste oplossing is dus om de zaak om te keren. Als je de wereld wilt verbeteren, moet je streng zijn voor jezelf en mild voor de anderen. Niet andersom. En dat geldt niet alleen als het over duurzaamheid gaat, maar ook over alle andere morele zaken. Alleen op die manier kun je de wereld iets vertellen. Alleen op die manier kunnen anderen het van je aannemen.
De auteur is schrijver en journalist.