Rouwen terwijl de ander nog leeft
„Daar moet je eens iets over schrijven”, zei hij. „Hoe je al volop in de rouw kunt zijn terwijl iemand nog niet is gestorven. Mensen hebben daar geen oog voor, zijn bezig met de zieke. Maar zelf zit je alleen thuis, de ander is in het verzorgingshuis. En avond aan avond denk je aan de dood, aan het afscheid. Het verdriet van het weduwnaar-zijn overspoelt je terwijl je het nog niet bent. En het kan er eigenlijk niet over gaan.”
Ik herken wat deze meneer zegt en zie het op allerlei manieren terug. Het levenseinde van je geliefde kan naderen door een lichamelijke ziekte. Maar iets als dementie kan je ook het gevoel geven dat je de persoon die je eerst zo dierbaar was al kwijt bent. Je moeder is er nog wel, maar ze kan niet meer moeder voor je zijn zoals eerst. Je man leeft nog, maar wat hem zo kenmerkte, is verloren gegaan. Dat maakt verdrietig en zorgt voor een rouwproces. Voor psychische problemen kan hetzelfde gelden. Je leeft misschien nog wel in hetzelfde huis, maar depressie, angst, psychotische aandoeningen, suïcidaliteit of wat dan ook bepalen in sterke mate hoe de ander is en doet – of hoe je zélf bent en doet. De levenslust, de vreugde, de mogelijkheid alles te bespreken, in praktische dingen op elkaar rekenen, samen het leven leven: het kan allemaal weg zijn. En hoe herstel eruit gaat zien? Daar heb je soms geen idee van.
En wat te denken van rouw na echtscheiding? Of rouw om een kind met een beperking dat je ziet lijden aan de maatschappij, of waarvan je weet dat het nooit zelfstandig zal worden? Rouw om een kind dat emigreert? Rouw om een dierbare die andere wegen gaat, het geloof vaarwel zegt, om wat voor reden dan ook afstand van je neemt: het kan allemaal leiden tot diep verdriet en gepaard gaan met boosheid („ik wil dit niet, dit mag niet”), somberheid en lusteloosheid („zo hoeft het voor mij niet meer”), concentratieverlies, ontkenning („dit kan niet waar zijn”) of vechten („als ik nu eens…”).
Rouwen is een natuurlijke reactie op verlies. Dat verlies kan veel gezichten hebben en hoeft niet altijd een verlies te zijn door de dood, dat is duidelijk. De band met de ander verandert, de relatie is niet meer zoals die geweest is, en dat doet pijn.
Soms is er sprake van anticiperende rouw – zoals bij de bijna-weduwnaar aan het begin. In onderzoek onder mensen met een suïcidale naaste zien we dat ook regelmatig. En dat is zwaar, want elke dag kan een dag zijn van onafgemaakt verlies. Je bent in gedachten bezig met wat gaat komen, met het moment waarop het echt mis gaat en het afscheid definitief zal zijn, maar je weet niet hoe en wanneer precies. Dat brengt onzekerheid, angst en spanning met zich mee. Soms word je heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees, want misschien, leidt die ongeneeslijke ziekte toch niet tot de dood.
Rouwen om wat geweest is of om wat gaat komen: beide is mogelijk. Maar er kan ook sprake zijn van rouwen om hoe het nu is, om verlies van idealen, mogelijkheden of verbinding. Hoe het ook zij, altijd moet je opnieuw je weg in het leven leren vinden en in het licht van het verlies ontdekken wie je mag zijn en hoe je je kunt gedragen. Immers, rouw en verlies betekent altijd verandering: veranderingen in bijvoorbeeld gezondheid, woonplaats of relaties. Maar ook veranderingen in je identiteit (wie ben je nu?), in perspectief, tijd en ruimte: hoe kijk je naar verleden, heden en toekomst? En wat betekenen afstand, nabijheid, verbinding? Het verbaast daarom niet dat rouwen veel energie kost en tijd nodig heeft. Laten we het samen doen.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.