Die typisch Nederlandse kraamzorg staat onder druk. „Baby’s komen nog steeds zonder gebruiksaanwijzing”
Wie in Nederland een baby krijgt, heeft recht op kraamzorg aan huis. Maar het stelsel staat door personeelstekorten onder druk. Is deze zorg aan huis ook in de toekomst overeind te houden?
Wild spartelt baby Yara met haar beentjes en armpjes wanneer haar moeder haar wast en onderwijl zachtjes tegen haar praat. Naast haar aan de commode staat de 20-jarige kraamverzorgende in opleiding Debora van Deelen. Vanuit de deuropening kijkt de ervaren Sandra Nijland (31) toe. „Help je haar een beetje met hoe het moet?” vraagt ze haar stagiair. Van Deelen geeft instructie: „Goed de plooitjes openhouden. De handjes doen we niet met zeep, want die steekt ze natuurlijk ook nog weleens in haar mondje.”
Het is woensdagochtend en de vijfde dag van de kraamweek. Die begon spannend, want de toch al kleine baby Yara verloor in rap tempo gewicht. Nijland paste in overleg met de verloskundige het voedingsschema aan. Dat werkte, blijkt als Yara zwaaiend en trappend op de weegschaal wordt neergelegd. „30 gram erbij.” De opluchting is van de gezichten te lezen.
Het is een typisch Nederlands tafereel. Wie in Nederland een baby krijgt, heeft recht op zorg aan huis. Al sinds de jaren vijftig van de vorige eeuw is de kraamzorg een beproefde manier om te voorkomen dat moeder en baby nog lang in het ziekenhuis moeten blijven en om de babysterfte tegen te gaan. Maar het stelsel komt de laatste jaren door personeelstekorten steeds meer onder druk te staan.
Grijze vlekken
Per jaar worden in Nederland tussen de 170.000 en 180.000 kinderen geboren. Volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zijn voor hen ongeveer 11.000 kraamverzorgenden nodig, maar landelijk werken er nu ruwweg 9000. Wie kraamzorg nodig heeft, moet zich daarom al vroeg in de zwangerschap melden en dan hopen dat er nog genoeg uren beschikbaar zijn. De standaard is 49 uur, maar zorgorganisaties kunnen dat lang niet altijd bieden. Sommige aanbieders verkleinen hun werkgebied vanwege het tekort aan mensen. Daardoor dreigen ‘grijze vlekken’ te ontstaan op de kaart van Nederland, zo waarschuwde de inspectie begin vorig jaar al. Het zijn gebieden waar weinig tot geen kraamzorgorganisaties actief zijn.
Als Yara wordt geboren is het nog volop winter. De zon schijnt, maar het is koud in de Betuwse straten. Een gelukje wellicht, voor moeder en baby, want nu heeft kraamverzorgende Nijland alle tijd voor dit ene gezin. Toen Yara aan het begin van de week gewicht verloor, konden zij en Van Deelen gemakkelijk wat langer blijven om te controleren of ze wel goed dronk en plaste. In de zomer is dat lastiger, want dan moet Nijland soms naar twee gezinnen op één dag, vertelt ze. Dan begint ze de ochtend bijvoorbeeld bij een moeder die net bevallen is en gaat ze ’s middags langs bij een gezin dat al meer zelf kan.
In de zomerperiode worden meer baby’s geboren. Waardoor dat precies is, weet Nijland eigenlijk ook niet. En omdat ook de kraamverzorgenden weleens op vakantie willen, hebben de zorgorganisaties de grootste moeite dan de roosters rond te krijgen. Vorig jaar zetten organisaties in onder meer West-Brabant kraamhotels in als noodoplossing. In plaats van dat de kraamverzorging aan huis langs kwam, werden kersverse gezinnen op de ziekenhuisafdeling wegwijs gemaakt. Eén kraamverzorgende hielp meerdere ouderparen tegelijk.
Gespreid bedje
Is dat de toekomst van de kraamzorg? Nijland hoopt van niet. Om haar werk goed te kunnen doen, is het belangrijk dat ze achter de voordeur komt, vertelt ze als ze beneden in de open keuken wat te drinken klaarzet voor de kraamvisite. „Hier is het een gespreid bedje”, zegt ze, om zich heen wijzend in de keurig opgeruimde woonkamer. Maar ze maakt ook weleens anders mee. Voorlichting over wassen, slapen en eten kan ze overal geven, maar een belangrijk onderdeel van haar werk is ook: bekijken of de thuissituatie veilig is voor moeder en kind.
Om dat ideaal overeind te houden, is het dus belangrijk dat de sector nieuwe mensen aantrekt en de huidige werknemers behoudt. Wie Nijland hoort praten over haar vak, zou denken dat dat niet zo moeilijk is. Met liefde vertelt ze over de verschillende gezinnen waarbij ze over de vloer komt. „Je geeft ouders de basis mee, dat is heel bijzonder.”
„Ik heb nog nooit iemand horen klagen over de inhoud van het werk”, zegt ook Feli Escarabajal, van vakbond FNV. Dat een deel van de kraamverzorgenden toch afhaakt, heeft volgens haar dan ook met de arbeidsvoorwaarden te maken. Lange tijd verdienden kraamverzorgenden minder dan werknemers in de ouderenzorg, of andere vergelijkbare sectoren. Dat wordt nu rechtgetrokken. Werkgevers en vakbonden spraken af dat kraamverzorgenden er de komende maanden stapsgewijs 10 procent meer salaris bijkrijgen. Het wachten is alleen nog op een handtekening van de zorgverzekeraars, die moeten zorgen voor de benodigde financiering. Dat in de zorg verschillende partijen betrokken zijn, maakt de onderhandelingen ingewikkelder dan in andere sectoren. Maar ook als de verzekeraars instemmen, zoals de verwachting is, zijn de problemen nog niet opgelost, benadrukt Escarabajal.
De kraamzorg is onvoorspelbaar. Baby’s laten zich nu eenmaal lastig plannen. Kraamverzorgenden staan vaak eerst één of meerdere dagen op wacht, zoals dat heet. Per acht uur krijgen ze daar een vergoeding van zo’n elf euro voor. Het is geen echte werkdag, maar ook geen gewone vrije dag. Want dient zich in die tijd een gezin aan, dan moet de kraamverzorgende binnen een uur ter plaatse kunnen zijn. Privé-afspraken maken kan dus eigenlijk nauwelijks.
Kleine contracten
Vakbonden vinden het niet meer van deze tijd. Niet in de laatste plaats omdat er vervolgens wel nog vaak van kraamverzorgenden wordt verwacht dat ze acht dagen achter elkaar zorg leveren, wanneer de baby geboren is. Pas daarna volgt weer vrije tijd. Het maakt dat het werk zich lastig laat combineren met een privéleven. Krijgt de kraamverzorgende zelf kinderen? Dan zoekt ze vaak een andere baan, ziet Escarabajal. Bijvoorbeeld in de kinderopvang, waar de tekorten ook groot zijn en de dagen voorspelbaarder.
Ook niet onbelangrijk: in de praktijk is het in de kraamzorg vrijwel onmogelijk om fulltime te werken. Dat benadrukt Marloes Kortland, van CNV. Door de wachttijd moet een kraamverzorgende altijd meer uren beschikbaar zijn voor haar werkgever dan ze daadwerkelijk kan werken. Kleine contracten zijn daardoor de norm en dat maakt het lastig om als kraamverzorgende zonder werkende partner een gezin te onderhouden. Kortland: „Veel kraamverzorgenden kunnen niet economisch zelfstandig zijn.”
Als baby Yara gewassen en wel weer bij haar moeder ligt, werken Nijland en Van Deelen aan de keukentafel de administratie bij. Op een tablet voert Van Deelen het nieuwe gewicht in, zodat ook de verloskundige kan zien dat het de goede kant op gaat. De stagiaire zit in het laatste jaar van haar brede zorgopleiding. Als ze klaar is kan ze in verschillende vakgebieden aan de slag. „De zorg voor moeder en kind vind ik het allermooist”, zegt ze. Ze volgt alle extra vakken die nodig zijn om ook als kraamverzorgende te mogen werken, maar overweegt daarnaast nog een carrière in de gehandicaptenzorg. „Dat biedt ook uitdaging. En dan weet je van tevoren wel precies wanneer je moet werken en wanneer niet.”
In een poging de werknemers te behouden, tuigen kraamzorgorganisaties nieuwe contractvormen op. Zo is het bij RST Zorgverleners, de werkgever van Nijland, onder meer mogelijk om samen met een collega een duo-baan te hebben. De één start dan bijvoorbeeld op, de ander neemt het gezin halverwege over. Nijland zelf doet per maand in principe één gezin. Ze werkt dan nog steeds acht dagen achter elkaar, maar is daarna een langere periode achtereen vrij en beschikbaar voor de zorg voor haar eigen kinderen.
Vertrouwensband
Bovendien werken kraamzorgorganisaties steeds meer samen. De assistentie bij de bevalling wordt sinds een paar jaar vaak geregeld vanuit een regionale poule. Door het meest onvoorspelbare gedeelte van de kraamzorg, de bevalling, gezamenlijk te organiseren, hoeven kraamzorgaanbieders ’s nachts en in het weekend minder mensen op wacht te zetten.
Het vak verandert door die nieuwe manieren van werken. Lange tijd was het streven: één kraamverzorgende die het gezin van bevalling tot aan zelfstandigheid begeleidt. Daar zit ook wel een idee achter, zegt Nijland. Als thuis bijvoorbeeld spanningen zijn, dan kunnen ouders misschien nog wel één dag de schone schijn ophouden. Twee dagen wellicht ook nog wel, maar daarna gaat het toch opvallen als er iets niet goed gaat, legt ze uit. Soms kost het tijd om een vertrouwensband op te bouwen. Nijland: „Je prikt er soms wat makkelijker doorheen, wanneer je een gezin echt leert kennen.”
Toch hoeft een overdracht niet ten koste te gaan van de kwaliteit van zorg, benadrukt Nijland ook. In de praktijk ziet ze hoe collega’s zich grondig inlezen als ze een gezin overnemen en soms nog even telefonisch contact hebben. Het is nu eenmaal de toekomst, zegt ook Escarabajal. De manier waarop het lange tijd ging, is niet vol te houden, denkt ze. Nu al is het ziekteverzuim hoog. „Dan plegen we roofbouw op de mensen die dit werk doen.”
Over het salaris ligt voor de korte termijn dus een akkoord. Over andere arbeidsvoorwaarden spreken de werkgevers en vakbonden de komende maanden verder. De vakbonden willen in elk geval dat medewerkers meer zeggenschap krijgen over wanneer ze wel en niet werken. Werkgevers zien de noodzaak daarover in gesprek te gaan, zegt Peter Boudewijn, voorzitter van brancheorganisatie Bo Geboortezorg. Bij sommige kraamzorgorganisaties is het al mogelijk om bijvoorbeeld een vaste dag per week vrij te zijn, maar hij denkt dat het goed is om sectorbreed over dit soort arbeidsvoorwaarden afspraken te maken. „Het is echt een gedeeld belang”, benadrukt hij.
In elk geval zal het vak veranderen, denkt Boudewijn. In de toekomst zal het misschien meer dan nu van de omstandigheden van het gezin afhangen hoeveel kraamzorg iemand krijgt. En het gebruik van digitale middelen zal toenemen. Boudewijn: „Onze oudste is nu 27 jaar. Destijds was de kraamzorg niet eens zo anders dan nu. Dat is eigenlijk natuurlijk opvallend, als je bedenkt hoe zeer de omstandigheden zijn veranderd.”
Nijland vindt het logisch dat de kraamzorg verandert. Nu partners langer verlof hebben is het in veel gezinnen ook minder nodig om tijd te besteden aan de opvang van de oudere kinderen en kan vader ook af en toe een wasje draaien. Maar het is wel belangrijk dat ze haar werk kan blijven doen, zegt ze. Voor de gezondheid van moeder en baby, maar ook omdat jonge ouders de steun kunnen gebruiken. „Als je een baby krijgt, zit er nu eenmaal geen gebruiksaanwijzing bij.”
„Ik heb nog nooit iemand horen klagen over de inhoud van het werk” - Feli Escarabajal, woordvoerder vakbond FNV
„ In de kraamzorg is het vrijwel onmogelijk om fulltime te werken” - Marloes Kortland, woordvoerder CNV