Provincies en gemeenten moeten dit jaar samen 96.000 opvangplekken voor asielzoekers regelen, zo heeft demissionair staatssecretaris Eric van der Burg (Asielzaken) bekendgemaakt. Ook de verdeling per provincie is woensdag gepubliceerd in de Staatscourant, evenals een indicatieve verdeling per gemeente.
Vooral de provincies Zuid- en Noord-Holland en Noord-Brabant staat een forse opgave te wachten. Zuid-Holland moet bijna 20.000 opvangplekken realiseren, Noord-Holland ruim 16.000 en Noord-Brabant een krappe 15.000. Zij vangen al jaren minder asielzoekers op dan wat er aan ze wordt gevraagd.
Het publiceren van de zogeheten capaciteitsraming, de door het ministerie van Justitie en Veiligheid vastgestelde behoefte aan opvangplekken, en de opgave per provincie is de eerste concrete uitvoeringsstap van de spreidingswet asielzoekers. Deze wordt op 1 februari van kracht. De wet beoogt een eerlijke verdeling van opvangplekken van asielzoekers over Nederland.
Op basis van inwoneraantal en de sociaal-economische status van een gemeente is die verdeling tot stand gekomen. Elke provincie heeft tot 1 november de tijd om met haar gemeenten die provinciale opgave te regelen. Dan moeten de provinciale opvangplannen bij het ministerie van Justitie en Veiligheid worden ingeleverd.
De komende maanden gaat elke commissaris van de Koning, op verzoek van de staatssecretaris, met zijn/haar gemeenten in overleg over de onderlinge verdeling van de provinciale opgave. De indicatieve verdeling per gemeente zegt nu dan ook nog niet veel. Een gemeente kan aangeven geen asielzoekers te willen opvangen, maar bijvoorbeeld wel statushouders en/of Oekraïense vluchtelingen. Gemeenten kunnen onderling ’uitruilen” zolang onder aan de streep per provincie de gevraagde opvangplekken worden geregeld.
De indicatieve verdeling is wel van belang voor de eventuele financiële bonus die gemeenten kunnen krijgen als ze meer opvangplekken regelen. Per extra plek die minstens vijf jaar beschikbaar is, kunnen gemeenten 1000 tot 2000 euro van het ministerie krijgen.
De staatssecretaris van Justitie beoordeelt voor 1 januari alle twaalf plannen. Als provincies voldoende plekken hebben aangedragen, hebben gemeenten zes maanden de tijd om die te realiseren. In provincies zonder deugdelijk plan grijpt de staatssecretaris in. Via een zogeheten verdeelbesluit verplicht hij gemeenten alsnog een bepaald aantal opvangplekken te regelen.
Als ook dat te weinig oplevert, gaat Justitie in laatste instantie zelf de plekken in een gemeente regelen. Die ‘dwang’ wordt op zijn vroegst over een jaar ingezet. De nieuwe spreidingswet maakt die dwang mogelijk. Dat maakt de wet uiterst politiek gevoelig.