De videobeelden van Italiaanse neofascisten die op 7 oktober in Rome bij een herdenking van gevallen kameraden de fascistische groet brachten, zijn op de Russische staatstelevisie gebracht als bewijs dat West-Europa weer nazistisch is geworden.
Dat kun je afdoen als antiwesterse propaganda, maar ook in Rome riep oppositieleider Elly Schlein op tot strijd tegen het ‘zwarte gevaar’. Het hof van cassatie, het hoogste rechtsorgaan van Italië, oordeelde op 18 januari daarentegen dat de zogeheten ”Romeinse groet” bij een herdenking is toegestaan en alleen verboden als er een reële dreiging voor de rechtsorde van uitgaat. Daarvan is volgens het hof nu dus kennelijk geen sprake.
Dat roept de vraag op welke rol neofascisten nog spelen in de Italiaanse politiek. Daarbij is het goed te bedenken dat zij meestal niet direct teruggrijpen op de persoon van Benito Mussolini zelf. Toegegeven, je kunt in Italië al te vaak horen dat Mussolini „ook goede dingen heeft gedaan”, zoals het droogleggen van moerassen, de invoering van volksverzekeringen en het op tijd laten rijden van de treinen. De tombe van Il Duce in zijn geboorteplaats Predappio is nog altijd een bedevaartsoord en Kamerlid Alessandra Mussolini heeft haar politieke loopbaan uitsluitend te danken aan de naam van haar grootvader.
Maar de traditie van de neofascisten van nu gaat niet zozeer terug op de twintig jaar fascistisch bewind. Hun referentiepunt ligt vooral in de jaren 70, toen rechtse en linkse extremisten het land meetrokken in een spiraal van geweld.
Uitgesloten
In naoorlogs Italië werden fascistische propaganda en wederoprichting van de fascistische partij in de grondwet verboden, maar in de praktijk kwam daar niet veel van terecht. De voormalige fascisten konden terecht in de in 1946 opgerichte Movimento Sociale Italiano (Italiaanse Sociale Beweging), waarin de naam weerklonk van de Repubblica Sociale Italiana, de fascistische rompstaat in Noord-Italië in de laatste oorlogsjaren. De neofascistische MSI ontwikkelde zich ondanks haar achtergrond tot een parlementair correcte partij, die echter wel, net als de communisten, uitgesloten bleef van regeringsdeelname. Daarnaast vormden zich clubs van ongeduldige jongeren, die de gezeglijkheid van de oude garde niet langer pruimden en steeds verder radicaliseerden. Zo ontstonden op rechts buitenparlementaire groeperingen, die met de MSI vaak een dubbelzinnige relatie onderhielden, terwijl ook linkse extremisten zich organiseerden.
De escalatie van verbaal naar fysiek geweld volgde aan het eind van de jaren 60, na een woelige periode van stakingen, bedrijfsbezettingen, knokpartijen tussen linkse en rechtse jongeren en veldslagen met de politie. Voor linkse extremisten was dit het teken dat de socialistische revolutie op uitbreken stond; voor uiterst rechts dat dit hoe dan ook voorkomen moest worden.
Op 12 december 1969 vonden bij een bomaanslag in een bank in Milaan zeventien klanten de dood. Het was het begin van de ”Jaren van het Lood” –de periode tot 1985, toen bij linkse en rechtse aanslagen 400 doden en meer dan 1000 gewonden vielen. Daarvan waren vaak ook extremisten zelf het slachtoffer, zoals de drie vermoorde jonge neofascisten die op 7 januari in Rome werden herdacht.
Meloni
In deze atmosfeer van haat, geweld en totale confrontatie groeiden kopstukken op van Fratelli d’Italia, de partij van premier Giorgia Meloni. Onder hen zijn de huidige Senaatsvoorzitter, Ignazio La Russa, en Kamerlid Fabio Rampelli, die zelf een broer verloor bij een linkse aanslag. Rampelli geldt als de politieke mentor van Meloni, die haar politieke carrière begon in de Romeinse jongerenafdeling van de MSI. Zelf heeft zij de slachtoffers die op 7 januari werden herdacht niet gekend –daarvoor is ze te jong– maar zij is opgegroeid met de cultus van deze ‘martelaren’. Dat verklaart waarschijnlijk waarom zij de gedachtenis aan hen niet heeft willen bezoedelen door een openlijke veroordeling van de neofascistische manifestatie.
Een gematigde ommezwaai volgde in de jaren 90, toen de toenmalige leider van de MSI, Gianfranco Fini, die eerder nog Mussolini de „grootste staatsman van Italië” had genoemd, het fascisme definieerde als een groot kwaad. In 1995 veranderde de neofascistische MSI, die kort daarvoor was toegetreden tot de eerste regering-Berlusconi, in de postfascistische Nationale Alliantie.
Een uiterst rechtse minderheid ging door onder de naam Sociale Beweging, die bij de eerstvolgende verkiezingen minder dan 1 procent haalde en al snel een stille dood stierf. Nog verder ging de normalisering in 2008, toen Fini zijn partij overhaalde om op te gaan in de door Berlusconi geleide Partij van de Vrijheid. Samen behaalden zij een klinkend verkiezingsresultaat, dat Berlusconi en Fini weer op het regeringspluche hielp.
Verkeerde keelgat
Alweer schoot de steeds verdere verwijdering van de wortels van de partij een aantal leden in het verkeerde keelgat. Drie van hen, Senaatsvoorzitter La Russa, oudgediende Guido Crosetto (nu minister van Defensie) en Giorgia Meloni, richtten daarom een nieuwe partij op onder de naam Fratelli d’Italia, de titel van het Italiaanse volkslied. De letterlijke vertaling daarvan is Broeders van Italië, maar in het Italiaans kan fratelli ook ”broeders en zusters” betekenen, wat in dit geval meer op zijn plaats zou zijn. De jonge Meloni, die van 2008-2011 al minister van Jeugdzaken was geweest, werd naar voren geschoven als partijleider. Ze deed dat zo goed, dat zij binnen tien jaar FdI van 4 naar bijna 30 procent bracht, ten koste van regeringspartners Forza Italia en Lega.
Door die toeloop verwaterde het ouderwetse radicaal-rechtse karakter van FdI wel, terwijl Meloni zelf zich als premier genoodzaakt zag om verregaande beloften –vreemdelingen het land uit, minder belasting, nationale soevereiniteit boven Europa– bij te stellen. FdI is zo een rechts-nationalistische, ‘burgerlijke’ volkspartij geworden waarin nog maar weinig fascistisch DNA is terug te vinden.
Dat is ook de kritiek van een paar kleine neofascistische partijtjes en groeperingen, die in de afgelopen jaren een vaak wat kwijnend, semiclandestien leven hebben geleid. Zij verwijten FdI en haar voorgangers voor macht en geld de ooit heilige beginselen te hebben verkwanseld: antiparlementarisme, corporatieve in plaats van liberale economie, verheerlijking van geweld en leiderscultus.
Meloni wil overigens wel een grondwetswijziging invoeren die de macht van de premier danig vergroot ten koste van die van de president. Dat heeft geleid tot een toenemende activiteit en zichtbaarheid van de neofascistische bewegingen, die echter nog niet veel lijkt op te leveren.