28 oktober 1922: De Mars op Rome en de fascistische machtsovername
Precies een eeuw geleden marcheerden fascistische knokploegen richting Rome om de macht in het land over te nemen. De Marcia su Roma (niet ”naar” maar ”op” Rome: dat klinkt plechtiger) lukte wonderwel en daarmee was de weg vrij voor het bewind van dictator Benito Mussolini, die het land zou onderdompelen in twee decennia van onderdrukking, armoede en oorlog. Hoe kon het zo ver komen?
Het regende dat het goot op 28 oktober 1922, maar dat was het enige echte probleem voor de 15.000 tot 30.000 in zwarte hemden gehulde en met knuppels en pistolen bewapende fascisten. Vanuit het hele land waren ze bijeengekomen om vanuit vier rond Rome gelegen stadjes koers te zetten naar de hoofdstad. Politie en carabinieri traden niet op, de regering aarzelde en de meeste burgers waren onverschillig of enthousiast, zodat de fascistische colonnes vrijwel geen strobreed in de weg werd gelegd. Integendeel, om tegemoet te komen aan de eisen van de fascisten nodigde koning Victor Emanuel III hun leider Mussolini, die zelf in Milaan was gebleven, uit om naar Rome te komen en een nieuwe regering te vormen. Daags daarop trok de zwarte heerschaar in triomf door de straten van Rome.
De fascistische revolutie kwam niet onverwacht, maar als het resultaat van vier jaar systematisch politiek geweld. De oorsprong daarvan lag in de Eerste Wereldoorlog, die voor Italië –in november 1918– was geëindigd met een half miljoen doden, 400.000 oorlogsinvaliden, honderdduizenden werkloze veteranen en een diepe economische crisis. Ook waren de Italianen onderling zwaar verdeeld geraakt tussen voor- en tegenstanders van de deelname aan de oorlog aan de zijde van Frankrijk en Groot-Brittannië. De tegenstanders waren vooral te vinden onder de socialisten, die in november 1919, bij de eerste parlementsverkiezingen met algemeen (mannen)kiesrecht, met 32 procent de grootste partij werden. Overmoedig geraakt door het succes van de Russische bolsjewieken twee jaar daarvoor voeren de socialisten een extreem radicale, revolutionaire koers.
Stakingen
Het hoogtepunt werd bereikt in de zomer van 1920, met een lange reeks van bedrijfsbezettingen en stakingen van landarbeiders. Maar toen bleek dat bezette fabrieken slecht produceerden en er bij de stakers geen brood op de plank kwam, doofde het socialistisch activisme alras uit. Ondertussen was een nieuwkomer op het politieke toneel verschenen, een tot het nationalisme bekeerde voormalige socialist en oud-strijder: Benito Mussolini.
Mussolini had een groep veteranen om zich heen verzameld in de Fasci di Combattimento, een Strijdersbond die herstel van de orde en strijd op leven en dood met de socialisten predikte. Aanvankelijk met weinig succes: bij de verkiezingen van 1919 haalden de Fasci geen enkele zetel. Maar te midden van de sociale onrust groeide hun steun. Veteranen, militairen, bezorgde burgers, industriëlen en grootgrondbezitters schaarden zich aan de zijde van de fascisten, die een nietsontziende terreur tegen de ‘roden’ ontketenden.
Het gevolg was een burgeroorlog waarin socialistische burgemeesters en vakbondsleiders werden volgegoten met wonderolie, in elkaar geslagen, verjaagd en in veel gevallen vermoord. Vakbonds- en partijkantoren werden verwoest, linkse kranten en drukkerijen in brand gestoken, coöperatieve ondernemingen vernietigd en gemeentehuizen in grote delen van het land bezet.
De linkse tegenstanders lieten zich evenmin onbetuigd, maar konden niet op tegen de fascistische knokploegen, die vakkundig werden geleid door geharde oud-strijders, onder strenge discipline stonden en konden rekenen op geld en wapens van kapitaalkrachtige sympathisanten voor wie zij in de praktijk optraden als stakingsbrekers. Een tijdgenoot telde tussen oktober 1920 en oktober 1922 406 socialistische en 303 fascistische doden, terwijl andere schattingen op circa 3000 slachtoffers uitkomen.
Romeinse adelaar
Bij de verkiezingen van 1921 haalden de fascisten 35 zetels, maar Mussolini wilde meer. Hij herdoopte zijn beweging in Partito Nazionale Fascista en schiep een gloednieuwe choreografie met de Romeinse adelaar als symbool en de fascisten als een Romeins leger geordend in legioenen, cohorten en centuries. De symboliek was duidelijk: het fascisme zou de macht overnemen om een nieuw Romeins Rijk tot stand te brengen, desnoods met geweld, want dat was tenslotte zijn specialiteit.
Tegenover de vernielingen, aanslagen en moorden van de fascistische squadri (knokploegen) stond de overheid machteloos. Vanaf 1920 volgden vier kabinetten elkaar op, met in het rampjaar 1922 een bijzonder zwakke premier, de liberaal Luigi Facta, die in de cruciale dagen het parlement niet terugriep uit een tot 7 november durend reces. Liberale en conservatieve politici rekenden erop dat Mussolini, na afgerekend te hebben met het rode gevaar, wel in de traditionele politieke elite zou worden opgenomen. Diezelfde fout zouden hun Duitse collega’s elf jaar later maken.
De rooms-katholieke Partito Popolare (Volkspartij) kreeg van paus Pius XI –die het jaar daarvoor als aartsbisschop van Milaan in de dom de fascistische vaandels nog had gezegend– een verbod om met andere partijen samen te werken tegen de fascisten. De socialisten, al verzwakt door het fascistisch geweld, waren verwikkeld in een interne strijd tussen revolutionairen en hervormers, die in één jaar tot twee afscheidingen leidde. De radicale meerderheid weigerde met andere partijen in zee te gaan en riep in augustus 1922 een algemene werkstaking uit, die volkomen mislukte toen de taken van de stakers werden overgenomen door fascistische vrijwilligers in uniform. De gematigde socialist Giuseppe Emanuele Modigliani, broer van de schilder Amedeo, concludeerde moedeloos: „Twee jaar revolutie in woorden heeft een contrarevolutie veroorzaakt.”
Koning
Terwijl in het hele land prefecten, politie en carabinieri het de fascisten niet moeilijk maakten, waren er nog twee onzekere factoren: het leger, dat nogal wat sympathisanten van het fascisme telde maar vooral verknocht was aan het koninklijk huis, en de koning zelf. De legertop was ervan overtuigd dat een gewapende aanval van enkele tienduizenden zwarthemden wel kon worden gestopt. Nadat de fascisten op 24 oktober in Napels een soort generale repetitie hadden gehouden werden rond Rome verdedigingsstellingen opgericht en bereidde de regering de staat van beleg voor.
Maar op het cruciale moment weigerde Victor Emanuel III het decreet te ondertekenen. De staat van beleg werd niet afgekondigd, de fascisten konden doorlopen en op 31 oktober stond de koning naast de Mussoloin, de ”Duce”, op het bordes van het Quirinaal, het koninklijk paleis, om de parade van de zwarthemden af te nemen. Het staatshoofd had het dynastieke belang voor het democratische laten gaan en daarmee het succes van de staatsgreep bezegeld.