Dr. G.A. van den Brink: Niemand weerspreekt het hypercalvinisme
In alle reacties op mijn boek wordt de kern van mijn betoog helaas niet genoemd. Laten we, vanuit bewogenheid met zoekende, onzekere mensen, het gesprek voeren over de kern: hoe Gods vrije genade in de beloften geloofszekerheid biedt.
In het RD (27-12) stond een verslag van het interview over mijn boek ”Hyperdordt”. De vragen waren stevig, maar ik kreeg alle ruimte om te antwoorden. Vervolgens zijn meerdere opinieartikelen geplaatst. Het opinieartikel van Boele en Kieviet (RD 4-1) gaat over Kohlbrugge, hoewel die naam in het interview niet voorkomt. Zij richten zich op één passage uit mijn boek, de rest ervan blijft onbesproken. De schrijvers zijn vooral verontwaardigd vanwege een kritische noot over de persoon van Kohlbrugge (evenals Clements (RD 3-1) geschokt lijkt door een opmerking over ds. Kersten) in plaats van bezorgd te zijn over het ernstige probleem van het hypercalvinisme dat ik in ”Hyperdordt” bespreek.
Subiet afgekeurd
Kohlbrugge had moeite met de Dordtse Leerregels (zie Lonkhuyzen, ”Kohlbrugge en zijn prediking”, bijlage B, 24-25). Aan dat feit verandert het artikel van Kieviet en Boele niets. Volgens Kohlbrugge „heeft men zich laten verschalken en afbrengen van de justitia Christi tot de praedestinatie, waardoor de Synode van 1618 zulk een ongelukkige houding heeft verkregen”. Hij bekritiseerde Perkins, Voetius, Witsius en de kanttekenaren van de Statenvertaling en beweerde dat „de eigenlijkse essence van de paapsche leer weder is ingemengd” en dat hun geschriften waren „doortrokken van de zuurdesem van eigengerechtigheid”. Dat is nogal wat. Als ik zo had geschreven over Dordt, de kanttekeningen en de oude schrijvers was ik subiet afgekeurd en afgeschreven. Maar Kohlbrugge lijkt het gewoon te mogen beweren.
Inderdaad, niet op alles van de Dordtse Leerregels had Kohlbrugge kritiek. Maar hij was selectief. Opvallend is dat hij DL III/IV.12 bijna volledig citeert in het ”Voorberigt” waar Kieviet en Boele naar verwijzen, maar enkele woorden laat hij weg: „…waarom er ook terecht gezegd wordt dat de mens gelooft en zich bekeert.” Waarom citeerde hij dit niet? Dan had hij Dordt recht gedaan. Een belijdenisgeschrift is geen grabbelton waaruit je mag vissen wat jou past.
Kohlbrugge had kennelijk slechts oog voor één gevaar, het remonstrantisme. Dat de Dordtse Leerregels evenzeer benadrukken dat dankzij de wedergeboorte de mens in Christus gelooft en zich bekeert en dat zonder deze geloofsdaden er geen zaligheid mogelijk is – dat vind je bij Kohlbrugge niet zo helder. Het evenwicht van Dordt komen we dus bij hem niet tegen. Wie zoekt naar een Bijbelse weerlegging van het hypercalvinisme kan beter bij anderen terecht.
Boele en Kieviet stellen voor Kohlbrugge als gids te beschouwen voor de Dordtse Leerregels. Maar die zijn helder genoeg en hebben Kohlbrugges uitleg niet nodig. Wij ondertekenen niet Kohlbrugge als belijdenisgeschrift. Laten we niet Dordt langs de meetlat van Kohlbrugge leggen, maar omgekeerd Kohlbrugge toetsen aan Dordt.
Zuiver Evangelie
Over de bijdrage van diaken De Looff kan ik kort zijn. Ik begrijp werkelijk niet hoe de aanhalingen van Luther in strijd zouden zijn met mijn overtuigingen. Luther zegt in de vermelde citaten: de wet ontsteekt de liefde niet, maar het Evangelie. Bekering betekent niet stoppen met zondigen maar geloven in Christus. Het allereerste begin van Gods werk in de mens is het Evangelie. Met zulke prachtige uitspraken zou ik willen dat De Looff niet op persoonlijke titel maar namens zijn gehele kerkverband geschreven had. Ze zeggen exact wat ik met mijn boek wil benadrukken. Het kan bijna niet anders of De Looff heeft ”Hyperdordt” niet gelezen.
De Looff beweert dat hij Luther volledig aan het woord laat, maar slaat precies over wat Luther in de geciteerde preken over de algemene verzoening zegt: „Hij moet alleen op Zich nemen niet uw schuld alleen, maar die van de wereld en niet enkele zonden van de wereld maar alle zonden van de wereld, of ze nu groot of klein, veel of weinig zijn; dat heet dan het zuivere Evangelie gepredikt en gehoord.”
Ten slotte, De Looff zegt dat verschillende mensen bewijzen hebben geleverd van mijn ongelijk. Dat is een misverstand. Velen gaven kritiek op mijn mening en positie, maar niemand zette uiteen waarom de aanklacht van hypercalvinisme onterecht zou zijn. Zo kom ik bij het artikel van ds. Clements.
Reële problemen
In het interview constateerde ik dat veel reacties niet verder komen dan kritiek op mijn persoon. Men noemt mij remonstrants, gefrustreerd, eenzijdig en gevaarlijk. Maar al zou dat allemaal waar zijn, dan nog is het geen weerlegging van de aanklacht die ik heb uitgesproken. Of Cuschi het bericht brengt of Ahimaäz (2 Samuël 18:19-32), de boodschap verandert er niet door.
Ik laat in ”Hyperdordt” zien dat het hypercalvinisme een groot gevaar is in de gereformeerde gezindte. Ds. Clements had met zijn artikel de kans om een krachtig pleidooi te voeren tegen het hypercalvinisme. Helaas doet hij dat niet maar blijft hij onterechte verwijten maken. Ik zou remonstrantse ideeën een plaats in de Dordtse Leerregels geven, het geloof simpel voorstellen, geen plaats geven aan zelfonderzoek, het verschil tussen tijdgeloof en waar geloof veronachtzamen, enzovoorts. Dergelijke uitingen zijn niet slechts denigrerend, ze zijn ook aantoonbaar onjuist. Clements lijkt de verontrustende boodschap van ”Hyperdordt” niet te willen horen en geeft daarom af op de auteur. Dat is niet alleen slecht voor het gesprek, het dreigt ook het reële probleem van de gezindte te miskennen. Over het hypercalvinisme zegt hij letterlijk geen woord. Zeer teleurstellend.
Dan het Latijn. Clements schreef over ”persuasio physicalis” en ik heb betoogd dat de uitdrukking zelfverzonnen is en betekenisloos. Daarover zwijgt hij nu in zijn opinieartikel. Wel begint hij over ”vermurwen” (”mollire”) en hij zegt dat dit ook verbrijzelen betekent. Iedereen die een woordenboek bezit, kan zijn ongelijk vaststellen. Wie Latijn kent, zal mollire nooit met verbrijzelen vertalen. Nog erger is dat hij intussen beweert dat het hart wordt zachtgemaakt door de wet. Dat is in expliciete tegenspraak met de Dordtse Leerregels. Niet de wet maar de wedergeboorte maakt het harde hart zacht om te geloven (DL III/IV.5,6,11).
Leer én leven
Graag verwoord ik wat mij motiveert. Ik verlang ernaar dat de Dordtse Leerregels niet alleen ondertekend worden maar ook de praktijk van de gereformeerde gezindte bepalen. Dordt wil ons brengen tot de zekerheid van het geloof (DL V. 9, 10, 14). Als we mogen leven in de zekerheid van vergeving en eeuwig leven, is dat het beste bewijs dat we het hart van de Dordtse Leerregels hebben verstaan. Maar indien we geloofszekerheid overbodig of gevaarlijk vinden, is Dordt verworden van een loflied tot een rechtszinnigheidsdocument. Als we zeggen Dordt te belijden en te geloven, moeten we ook bereid zijn om het hele document in samenhang en context te bezien.
Ik ben teleurgesteld in de drie opinieartikelen. Geen van de schrijvers lijkt het gevaar van het hypercalvinisme te willen zien. Ik hoop dat ieder die zich in de discussie mengt, gedreven wordt door diepe bewogenheid met zoveel zoekende, onzekere, verloren mensen (dat lijkt me zinvoller dan nu met termen als dramadriehoek en transactionele analyse een buitenstaanderspositie te gaan innemen, zoals R.P. van Dijk (RD 4-1) voorstelt). Als we met elkaar spreken vanuit die bewogenheid, laten we ons niet afleiden door zinnetjes over Kersten of Kohlbrugge, maar zoeken we eenparig de gevaren van remonstrantisme én hypercalvinisme te bestrijden.
De auteur is universitair hoofddocent historische theologie en filosofie aan de TUA.