Mensen –ook christenen– zijn de natuur als hun bezit gaan zien. Met uitbuiting, klimaatverandering en uitsterven van soorten als gevolg. Hoe kunnen we weer leven met respect voor de schepping?
Christelijke filosofen prof. dr. ir. Henk Jochemsen en prof. dr. Jan van der Stoep bogen zich over die vraag in hun nieuwe boek ”Laat de aarde juichen”. Het tweetal wil graag dat christenen meer gaan nadenken over het behoud van de schepping. Van der Stoep: „Sommigen staan er nu erg mensgericht in, zo van: er moeten straks 10 miljard monden worden gevoed. Anderen meer ecocentrisch: dat de mens maar een diersoort is. Wij willen het thema van de schepping actualiseren.”
Jochemsen ziet naast de twee genoemde groepen nog de ontkenners. „Die zijn er ook onder christenen. Zij ontkennen dat de rol van de mens op het klimaat groot is. Dat is niet de goede weg.” De emeritus-bijzonder hoogleraar zegt met het boek vanuit de christelijke filosofie een extra geluid toe te willen voegen. „Vanuit kerken en theologen is er wel over duurzaamheid nagedacht, maar dat is toch vrij beperkt.”
Toch is er in christelijke kring al jaren aandacht voor rentmeesterschap. Waarom komt de aandacht voor de schepping dan toch zo stroef op gang?
Van der Stoep: „Dat komt denk ik door hoe het begrip rentmeesterschap van oudsher werd geladen. De mens kwam teveel boven de schepping te staan. Daardoor werd de natuur vooral een object, iets waar je over heerst. Het is veel Bijbelser om te stellen dat de mens onderdeel is van Gods schepping, waarbinnen hij overigens wel een bijzondere plek inneemt. De titel van het boek is niet voor niets gekozen: „Laat de aarde juichen” duidt erop dat ook andere schepselen, zonder tussenkomst van de mens, God loven. Alle schepselen zijn door God gegeven, we kunnen daar dus niet respectloos mee omgaan.”
Jochemsen: „Mee eens. Rentmeesterschap is eeuwenlang te economisch ingevuld. We moesten woekeren met onze talenten. De tijd uitkopen. De aarde ontginnen. Rentmeesterschap kreeg vooral de lading van beheersen en ontwikkelen. We beseften te weinig dat we daarmee ook het natuurlijk evenwicht verstoorden. En hoewel door ingrijpen van de mens vroeger ook wel woestijnvorming plaatsvond, zien we nu dat de natuur op grote schaal uit balans raakt.”
In dat verband gaat het in het boek over een nieuw tijdperk, het antropoceen (anthropos is Grieks voor mens). Is die benaming niet teveel eer voor de mens?
Van der Stoep: „Het antropoceen wordt door wetenschappers gebruikt om te wijzen op de onomkeerbare invloed die de mens heeft op de aarde. De mens is disruptief bezig. Hoewel ik een groot vertrouwen heb in God als Onderhouder van de aarde, maak ik me toch grote zorgen om de poolkappen die smelten en de diersoorten die uitsterven. Als rentmeesters of huisbewaarders zijn we ons gemeenschappelijke huis aan het slopen.”
Jochemsen: „We omarmen het begrip antropoceen niet, maar gebruiken het om te duiden wat je nu ziet gebeuren op aarde. We beseffen maar beperkt dat klimaatcatastrofen enorme gevolgen kunnen hebben. Schommelingen in de temperatuur zijn van alle tijden, wordt weleens gezegd. En dat is waar. Maar niet eerder leefden er zulke grote aantallen mensen op aarde. Klimaatverandering raakt daarom meer mensen. We kunnen niet om het gebruik van de aarde heen, maar misbruik kunnen we ons niet meer veroorloven.”
Van der Stoep: „Op dit moment ben ik in Openbaring aan het lezen. Het valt me op hoeveel er daar gesproken wordt over natuurrampen die de aarde treffen. De mens roept het oordeel over zichzelf af.”
Als klimaatverandering toch hoort bij de eindtijd en het oordeel, dan hoeven christenen ook niet te streven naar verduurzaming.
Jochemsen: „Dat gevoel kan leven, maar is niet terecht. Jeremia moest ook doorgaan met preken en waarschuwen, ook al stond het oordeel al vast. Of we nu wel of niet vlak voor de wederkomst leven, we moeten werken zolang het dag is, aldus Jezus. We moeten opkomen voor Gods recht, het is Zijn schepping. Daarnaast mogen we ons inzetten voor de medemens. Want klimaatverandering zorgt nu al voor enorm veel leed.”
Van der Stoep: „De klimaatcrisis vertoont tekenen van de eindtijd. Daarbij geeft de verwachting van Jezus’ terugkeer me houvast in alle onzekerheden. Voor mij persoonlijk geldt wel: als ik een nieuwe hemel en aarde mag verwachten, dan kan ik niet anders dan in het hier en nu me inzetten voor Gods schepping. Anders ben ik die nieuwe wereld niet eens waard.”
God als Schepper en Onderhouder van deze wereld moet „een dragende grond” zijn, schrijven jullie. Wat bedoelen jullie daarmee?
Jochemsen: „Daar zitten twee lagen in. Gods schepping is allereerst de dragende grond voor de mens, omdat we van de natuur leven. We zijn ervan afhankelijk. Daarnaast wordt het leven op aarde en de aarde als geheel door God gedragen. Hij is de Onderhouder.”
Maar dan loopt het God als Onderhouder toch niet uit de hand met klimaatverandering en het verlies van biodiversiteit?
Jochemsen: „Dat is onze overtuiging ook. Dat wil niet zeggen dat er geen slachtoffers vallen. Ook ontslaat het ons niet van onze verantwoordelijkheid voor het behoud van de schepping.”
Van der Stoep: „De Bijbelse boodschap is er altijd één geweest van een God die de mens veel verantwoordelijkheid gaf. We zijn geen robots.”
Jochemsen: „Hoewel ik zo’n verweer begrijp, klinkt het te rationeel. Problematiek rond de schepping dient naar ons idee ook het gevoelsleven te raken. Dat motiveert. Een negatieve emotie kan bijvoorbeeld angst zijn om een klimaatramp niet te overleven. Positieve gevoelens aanspreken kan ook. Daarom schrijf ik in het boek over het respect voor het heilige. De natuur heeft iets heiligs in zich, omdat het van God is. Dat idee is een spannende: want ik wil niet vervallen in natuurverering.”
Een besef van eerbied en heiligheid is dus nodig als het gaat om de omgang met de schepping. Wat betekent dat concreet voor een christelijke consument of ondernemer?
Van der Stoep: „Niet-christelijke studenten in Wageningen vertellen mij vaak dat danken voor hun eten het belangrijkste is wat ze op college geleerd hebben. Door te danken leer je zien dat voedsel iets kostbaars is, dat het gegeven is. Bidden en danken zijn voor christenen vaak rituelen geworden. Maar ze zouden een grotere plaats mogen hebben. Zeker als de schepping door God gegeven is.”
Jochemsen: „Biologische boeren hebben vaak een ontvankelijke houding ten opzichte van de natuur. Ze zijn minder bezig met beheersing en meer met wat er allemaal kan zonder chemicaliën. Niet dat ik de reguliere landbouw in het verdomhoekje wil zetten, maar laten we allereerst de schepping centraal zetten. Die ontvankelijke houding zou christelijke boeren sieren. Ik vind wat bijvoorbeeld Caring Farmers (een boerenorganisatie gericht op natuurinclusieve kringlooplandbouw, MK) doen ongelooflijk interessant.
Als het gaat om christelijke consumenten: die kiezen, als het goed is, duurzame producten, gaan zuinig om met grondstoffen en voorkomen kinderarbeid. Overigens kunnen niet-christenen dat ook nastreven. En: er zijn nog grote slagen te maken.”
Van der Stoep: „Je ziet een verschil in hoe we feitelijk handelen en hoe we horen te handelen. Neem het eten van vlees. Lang redeneerden we dat we mogen doen met dieren wat we willen. Maar waar is het besef dat een dier een ziel heeft, iets kostbaars is? Een dier maak je niet zomaar dood. Heb ontzag voor het leven, heb ontzag voor het heilige in Gods schepping. In mijn geval ben ik door dat besef minder vlees gaan eten. En als ik vlees eet, wil ik weten dat het beest een goed leven had.”
Hoe zien jullie het debat over een tijdperk zonder economische groei of zelfs van krimp?
Jochemsen: „Daarover gaat de bijdrage van Roel Jongeneel in het boek. Groei in de zin van bruto nationaal product is niet nodig. Onderzoeken wijzen uit dat een steady-state economy mogelijk is. De onderliggende vraag luidt: hoe definieer je groei? Want je kunt ook groeien in kwaliteit, bijvoorbeeld door schonere lucht, schoner water of een groenere leefomgeving. Ik spreek daarom liever over ontwikkeling dan over groei. We moeten af van de hang naar de materialisme in het westen. Elk jaar een nieuw mobieltje? Dat is toch onzin.
Als je kijkt naar de landbouw kun je groei ook anders definiëren. Het hoofdstuk over de landbouw pleit niet voor minder, maar juist meer boeren. Die gaan wel kleinschaliger, meer in balans met de natuur en met minder dieren werken. Oftewel, de boer als wachter van het landschap. Uiteraard produceert de boer ook voedsel, maar daar krijgt hij een hogere prijs voor.”
Van der Stoep: „Weet je wat een mooiere, organischer term is dan economische groei? Bloei! Bij bloei kan het leven zich in alle volheid ontplooien. We moeten inzien dat meer dingen van waarde zijn dan alleen geld.”
Het boek rept van een broodnodige transformatie. Is dat een onderscheidend christelijk geluid als het gaat om de aanpak van de klimaatcrisis?
Van der Stoep: „Ja, ik denk van wel. Vaak hoor je het woord transitie. Maar transformatie is veel dieper. Er zit iets in van bekering, omkeer, terugkeer. Het betekent opnieuw vormen, reformeren. Een heel gereformeerde term dus. Transformatie is nodig. Om te beginnen bij christenen. We zien de natuur te weinig als de schepping van God. Daarnaast hebben we de mens met zijn techniek en economie teveel centraal gezet. Daarvan moeten we ons bekeren. Dat betekent overigens niet dat we geen duurzame technologie mogen gebruiken.”
Jochemsen: „Juist. Techniek kan in allerlei transities heel nuttig zijn. Maar als we uitgaan van enkel technische ingrepen, komt het niet goed.”
Kan verduurzamen ook doorschieten?
Jochemsen: „We moeten wegblijven van het afdoen van klimaatverandering als klimaatgekte. Dat is volledig onterecht. Tegelijk moeten we waken voor een ‘groene dictatuur’. Vanuit angst voor klimaatverandering wordt dan gegrepen naar drastische maatregelen. Hoewel er zeker wetten moeten komen voor een duurzamere wereld, kan het ten koste gaan van mensen. Bijvoorbeeld van mensen in arme landen. We moeten naar duurzame en rechtvaardige ontwikkeling.”
Van der Stoep: „Juist. Een groen utopistisch denken leidt tot fanatisme en uitsluiting van mensen. Het gaat er teveel vanuit dat de wereld maakbaar is, terwijl het probleem juist ontstond door de beheersing van de mens. Christelijk denken over de schepping is per definitie niet utopisch. We gaan geen paradijs op aarde creëren. Nee, christenen leven met oog voor de schepping vanuit hoop, vertrouwen en dankbaarheid.”
Laat de aarde juichen, Henk Jochemsen en Jan van der Stoep (red.), uitgeverij Buijten & Schipperheijn; 219 blz.; € 21,90.