Het gaat niet goed met de aarde. Om ons heen zien we de gevolgen van klimaatverandering. Ook gaat het slecht met planten, vissen, insecten en andere organismen. Wat heeft dit ons te zeggen?
Het lijkt erop dat we ons in het rijke Nederland, met onze hoge dijken, nog niet zoveel zorgen hoeven te maken. Echter, mensen in Bangladesh, Pakistan of Sub-Sahara-Afrika worden vrijwel dagelijks met de veranderende omstandigheden geconfronteerd.
Wat hebben klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit ons als christenen in Nederland te zeggen? Allereerst is het belangrijk om op te merken dat mens en aarde nauw met elkaar verbonden zijn. Als het niet goed gaat met de aarde, gaat het ook niet goed met mensen. God heeft de mens uit stof gemaakt en hem de levensadem ingeblazen. Als we sterven, keert ons lichaam weer terug naar de aarde, in afwachting van de opstanding. Die verbondenheid van mens en aarde is een belangrijk Bijbels inzicht.
Ten tweede is het van belang te beseffen dat de aarde van de Heere is (Psalm 24:1). Uiteindelijk draait de schepping niet om mensen, maar om de eer van God. De psalmen zijn er duidelijk over: planten, dieren, bergen en rivieren prijzen hun Schepper. Daar hebben ze de mens helemaal niet voor nodig. Te midden van andere schepselen gaat de mens dagelijks aan het werk om in zijn levensonderhoud te voorzien (Psalm 104). Dat is zoals God het bedoeld heeft. De werkelijkheid is echter vaak anders. We verzaken onze roeping als mensen en willen de plek van God innemen.
(Be)heer?
In het moderne westerse denken is vaak benadrukt dat de mens heer en meester is van de natuur. Ook christenen hebben daar veelal aan meegedaan. Mensen moeten de wereld met behulp van wetenschap en techniek naar hun hand zetten en een zo hoog mogelijke productie realiseren. Er is echter ook altijd een andere stroming geweest, die vooral nadruk legt op rentmeesterschap, de opdracht van mensen om goed voor de aarde te zorgen en de aarde tot ontwikkeling en bloei te brengen.
Een rentmeester is iemand die namens een adellijke familie of een gemeenschap een landgoed of andere goederen beheert. Dat mensen de aarde in beheer hebben, maar er niet zelf de bezitters van zijn, sluit goed aan bij een Bijbels mensbeeld. Ook Johannes Calvijn spreekt, in zijn commentaar op Genesis 2:15, over rentmeesterschap. Mensen die een stuk land bezitten, mogen van de vruchten daarvan genieten, maar ze mogen het land niet uitputten of verwaarlozen. Ze moeten het land juist in eenzelfde of een betere staat doorgeven aan volgende generaties.
Ik snap dat mensen soms terughoudend zijn om over rentmeesterschap te spreken. Het begrip is vaak misbruikt om de mens op de eerste plaats te zetten. Toch is het spreken over rentmeesterschap me lief, omdat het ons wijst op onze menselijke verantwoordelijkheid. Mensen staan niet boven de schepping, maar binnen het koor van alle schepselen nemen ze wel een bijzondere plek in. Er zal maar één schepsel zijn waar God aan zal vragen wat die met de schepping heeft gedaan en dat is de mens.
Sabbatsjaar
Wat betekent rentmeesterschap precies in een tijd van klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit? Ik denk dat het allereerst betekent dat we een nieuwe relatie met de aarde moeten ontwikkelen. Dan bedoel ik de aarde onder onze voeten, met alle bodemleven dat daarin zit, niet de aarde als globe of wereldbol. Hoe kunnen we zo ons voedsel verbouwen en voor ons vee zorgen dat het de natuur niet aantast? In Leviticus wordt gesproken over een sabbatsjaar en een jubeljaar, perioden waarin het land tot rust moest komen. We moeten toe naar een eerlijke en natuurvriendelijke landbouw. Dat vraagt wat van consumenten, supermarkten, overheden en bedrijven en ook van boeren zelf.
Ten tweede is het belangrijk dat burgers weer opnieuw in contact komen met de oorsprong van hun voedsel. Zodat het besef groeit dat voedsel niet zomaar uit de fabriek komt maar dat we afhankelijk zijn van wat de aarde geeft. Dat kan als we in Nederland meer zouden inzetten op kleinschaliger vormen van landbouw, waarin landbouw een diversiteit aan maatschappelijke doelen kan dienen: zorgboerderijen, natuurbeheer, educatie, verkoop van lokale producten, enzovoorts. Of bijvoorbeeld een initiatief als Herenboeren, waarin burgers investeren in een boerderij en zelf ook meedoen. Op deze manier kan ook worden voorkomen dat stad en platteland nog meer uit elkaar groeien.
Ten derde denk ik bij rentmeesterschap aan het perspectief van boeren elders op de wereld. Hoe kunnen zij te midden van klimaatverandering en wereldwijde concurrentie staande blijven? De meeste van deze boeren zijn ”smallholders”. Zij hebben een klein bedrijf, vaak een familiebedrijf. Deze bedrijven zijn kwetsbaar maar ook belangrijk voor de lokale infrastructuur en voedselvoorziening. Bovendien kunnen we van boeren elders leren. Eens vroeg ik aan iemand in de bijenhouderij in Oeganda wat goed rentmeesterschap betekent. Zijn antwoord was: „Zorgen voor de mensen rond de tafel, en ook voor de dieren.” Ik ben dat antwoord nooit vergeten.
Klinkt dit verhaal niet te maakbaar, alsof wij alle problemen kunnen oplossen? Zo kan het misschien lijken, maar dat is niet zo. „Denk mondiaal, handel lokaal”, wordt wel eens gezegd. Dat getuigt van veel wijsheid. We hoeven als mensen niet de wereld te redden maar we kunnen hier en nu wel een nieuw begin maken. Het gaat erom dat we trouw zijn in het kleine. Dat we goed omgaan met datgene wat ons is toevertrouwd en geen roofbouw plegen op onze omgeving, dichtbij of verder weg.
Nieuwe hoop
Rentmeesterschap heeft te maken met verantwoordelijkheid. Het heeft ook te maken met hoop. Allereerst de hoop dat er een toekomst is. Waarom zou je de aarde beter proberen achter te laten als er geen toekomstige generaties zouden zijn? En ten tweede de hoop op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Als je gelooft in de visioenen van de oudtestamentische profeten en van Johannes op Patmos, dan kun je niet anders dan nu al aan de slag gaan. Je kunt niet verlangen naar een nieuwe hemel en aarde, waarin mens en natuur in afhankelijkheid van God vreedzaam samenleven, zonder je hier en nu om medemensen en andere schepselen te bekommeren.
De auteur is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan Wageningen University & Research. Dit is de samenvatting van een lezing die hij afgelopen zaterdag hield op een bijeenkomst van Woord en Daad.