Brand op Edese Heide vaagde niet al het leven weg
Een zandhagedis steekt zijn kop uit een holletje in een zwartgeblakerde heidepol. Het dier overleefde de grote brand eind vorige week op de Edese Heide.

Een zwarte vlakte herinnert aan de brand die vorige week donderdag uitbrak op het natuurgebied ten noorden van de Ginkelse Heide. Zo’n 76 hectare heide ging daarbij in vlammen op. De oorzaak was een rookgranaat die militairen tijdens een oefening afschoten.
Op de dorre vlakte lijkt alle leven verdwenen. Maar schijn bedriegt. Een aantal zandhagedissen heeft de brand overleefd, ontdekte reptielenkenner Jan-Freerk Kloen begin deze week. Twaalf levende exemplaren telde hij.
De groene kleur maakt de mannetjes goed zichtbaar voor roofvogels
Deze dinsdagochtend neemt de student bos- en natuurbeheer aan de Wageningen Universiteit opnieuw een kijkje op de heide. Na even speuren laat een hagedis zich zien. Het dier steekt zijn kop uit een holletje in een heidepol. Zijn felgroene kleur steekt af tegen de zwarte omgeving. „Hij geeft bijna licht.”
Het gaat om een mannetje, want de vrouwtjes zijn bruin. Mannetjes zijn aanvankelijk ook bruin, maar verkleuren begin april naar groen. Daarmee willen ze indruk maken op de vrouwtjes, legt Kloen uit. Dat maakt ze echter ook goed zichtbaar voor roofvogels. De reptielenkenner zag eerder deze week nog hoe een torenvalk een groene zandhagedis greep en mee de lucht in nam. Ook buizerds zijn er dol op.
Hazelworm
Even later ziet Kloen een tweede hagedis, ook een mannetje. Het reptiel schiet snel een holletje in. Het dier heeft de brand overleefd, maar de vraag is hoe lang hij het redt. Behalve het gevaar vanuit de lucht ligt honger op de loer. Hagedissen eten insecten, zoals sprinkhanen en kevers. Die zijn door de brand echter gedood of verdreven naar elders.
Op een heidepol ligt een verkoolde hazelworm. De pootloze hagedis wist kennelijk niet te ontsnappen aan de vuurzee. Dat geldt ook voor veel van zijn soortgenoten. Een collega van Kloen en onderzoeker bij natuurbeschermingsorganisatie Ravon vond meerdere dode exemplaren. Hazelwormen zijn minder snel dan hagedissen en konden vermoedelijk niet op tijd wegkomen.
Naast het pad, op de verschroeide aarde, ontdekt Kloen een dode veldmuis. Het dier is intact en daarom vermoedelijk gestikt door rook of doodgegaan door honger. De student zag begin deze week nog enkele levende veldmuizen.
Kreelsche Plas
Vogels zijn luidkeels aanwezig op deze zonnige lenteochtend. Een veldleeuwerik zingt een vrolijk riedeltje. Een tapuit zit in het topje van een struik, terwijl een andere door de zwarte heide sprint op zoek naar insecten. Kloen sluit niet uit dat de brand legsels van grondbroedende vogels, zoals de veldleeuwerik, heeft vernietigd. Voor de nachtzwaluw geldt dat niet, want die zit nog in Afrika.
Op de Edese Heide komen enkele zeer zeldzame planten voor, zoals de heidezegge en de overblijvende hardbloem. Floristen hebben geluk: de brand heeft dit deel van de heide niet aangetast.
De eerste tekenen van herstel zijn enkele dagen na de brand al waar te nemen. Kloen plukt een sprietje uit een verbrande graspol van het pijpenstrootje. Het uiteinde van het sprietje is zwart, de rest is groen. Kennelijk is de plant sinds de brand al zo’n 3 centimeter gegroeid.
In het bos, grenzend aan de Edese heide, ligt de Kreelsche Plas. Hier haalde een Chinookhelikopter vorige week bluswater vandaan. Dat gaat niet om een paar slokken: in de verstevigde zak die hiervoor wordt gebruikt, past 7600 liter water. Het water van de plas staat hoog, het is nu niet te zien dat er duizenden liters zijn weggesnoept. Dan, alsof er niets is gebeurd, kwaakt een heikikker.