Dr. Gert van den Brink schrijft ”Hyperdordt”: Zuurstof voor geestelijke ademnood
Geloofszekerheid is een van de fundamenten van de Reformatie. Laat nu juist dat punt in de gereformeerde gezindte sterk onder druk staan, stelt dr. G.A. van den Brink. „Wat als rechtzinnig wordt gebracht, is dat helemaal niet.”
De storm van kritiek op zijn in februari uitgekomen boek ”Dordt zoals je Dordt niet kende. Het aanbod van genade in de Dordtse Leerregels” is nauwelijks geluwd of dr. Gert van den Brink (49) doet er nog een schepje bovenop: deze maand verscheen zijn ”Hyperdordt. Belijden zonder te geloven. Het Evangelie als redmiddel voor bevindelijk-gereformeerden”. De hersteld hervormde emeritus predikant, ook universitair hoofddocent historische theologie en docent filosofie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn, hanteert daarin behendig het fileermes om de kritische recensies van zijn eerste boek te ontleden. Nee, blij was hij niet met de besprekingen van ”Dordt zoals je Dordt niet kende”, vooral niet met de zesdelige serie in De Saambinder, het weekblad van de Gereformeerde Gemeenten. Maar verwacht had hij die wel, zegt dr. Van den Brink in het kantoor van het Reformatorisch Dagblad in Apeldoorn.
Waarom komt u binnen een jaar met een tweede boek over de Dordtse Leerregels; uw punt was nog niet gemaakt?
„Diverse kerkelijke leiders hebben op mijn boek gereageerd. Je kunt, met enige goede wil, zeggen dat het gesprek nu pas begonnen is. Dan is het goed om dit voort te zetten en te bespreken wat er in die reacties gebeurt.
Bovendien is er een nieuwe fase gekomen. Het gaat intussen niet alleen of allereerst over de vraag of er een onvoorwaardelijk aanbod van genade is, maar over wat het Evangelie inhoudt en hoe dat wordt verkondigd.”
Is een gesprek nog wel mogelijk? De loopgraven zijn gedolven en de posities stevig ingenomen.
„Een gesprek zal moeizaam zijn, daarvan ben ik me bewust. Tegelijk: er zijn veel mensen die onder de radar willen blijven en buiten de publiciteit om mij benaderen. Ik heb ze niet geteld, maar uit het land kreeg ik honderden reacties naar aanleiding van de lezing ”Het evangelie zonder kleine lettertjes”, die ik vorig jaar in Hardinxveld-Giessendam hield, en op mijn eerste boek over Dordt. Mijn energie is beperkt, dus ik kan ze niet allemaal antwoorden, maar vaak proef ik de pijn. Mensen kunnen jarenlang in de gereformeerde gezindte hebben geleefd zonder dat ze ooit iets van het Evangelie hebben begrepen.
Ja, ik krijg ook weleens kritische mails. Zoals pas, van een eenvoudige vrouw. „Dominee”, schreef ze, „ik hoor bij de Gereformeerde Gemeenten en kerk daar naar tevredenheid. Hou nu toch eens op met modder gooien!” Daarin proef ik: dit is een vrouw die van haar kerk houdt, loyaal is aan haar gemeente en die er verdrietig van wordt dat iemand kritisch is. Dat gaat me aan het hart, en dat heb ik haar ook geschreven. Maar het gevoel ”ik hoor bij deze kerk en blijf er vanaf” is voor mij toch te weinig om te zwijgen.
Er staan gesprekken gepland met diverse predikanten uit de rechterkant van de gereformeerde gezindte. Dat is goed. Het gaat me er niet om dat ik goede maatjes met allerlei dominees word. Het gaat me om de hoorders, de gewone kerkgangers. Want in de kerk vallen de slachtoffers, daar zitten mensen in geestelijke nood. Ze horen het Evangelie niet meer.”
Wat wilt u bereiken met 265 bladzijden verdediging?
„Ik verdedig mezelf niet, ik verdedig de gereformeerde theologie. Wat in de bevindelijk gereformeerde gezindte als gereformeerd en rechtzinnig wordt gebracht, is dat helemaal niet. Het is geen calvinisme, maar hypercalvinisme.
Het enige wat ik hoor, is dat ik een remonstrant zou zijn. Niemand is ingegaan op mijn verwijt van hypercalvinisme. Dus mijn kritiek staat nog steeds. Het is dom om mij ”ad hominem”, op de man af, aan te vallen, want juist dan blijven mijn kritiekpunten inhoudelijk onweersproken.”
Een van de kritiekpunten op ”Dordt zoals je Dordt niet kende” was de toon: u zou onnodig scherp zijn. Misschien bent u dat in ”Hyperdordt” overmatig? Zo valt u een collega-predikant aan op zijn Latijn, om maar iets te noemen.
„Nee, nee. Ik constateer alleen dat een docent dogmatiek die over de Dordtse synode schrijft geen Latijn beheerst en –erger nog– kernbegrippen van de Dordtse discussie niet blijkt te begrijpen. Als een docent in een zelfbedachte Latijnse frase laat zien dat hij wezenlijke delen van de discussie niet kent en overziet, dan is er iets ernstigs aan de hand. Want het gaat om de theologische opleiding van een kerkverband van meer dan 100.000 mensen.
Wat betreft de toon: ik ben van de gereformeerde theologie gaan houden, het is de waarheid die mij heeft vrijgemaakt. Dan ben ik verontwaardigd als ik constateer dat de studie van onze gereformeerde belijdenis wordt verwaarloosd en plaats heeft gemaakt voor evident wanbegrip.”
Wat bedoelt u precies met hyperdordt?
„Dat is hypercalvinisme, toegepast op de Dordtse Leerregels. Laat me dit uitleggen. Hypercalvinisme, ontstaan na 1700, is de gedachte dat de mens moet doen wat er in zijn vermogen ligt, maar niet meer dan dat. Dus onbekeerden mogen niet worden opgeroepen om in Christus te geloven.
Daarmee wordt de helft van de Dordtse Leerregels weggelaten. Er is wel aandacht voor de gave van het geloof ”zonder ons in ons”, maar niet voor de méns die gelooft en zich bekeert, en dat wij Jezus door het geloof mogen en moeten aannemen. Dat heeft grote gevolgen voor de manier waarop er in de gereformeerde gezindte wordt gepreekt.
Het hypercalvinisme is een bekend en goed gedocumenteerd verschijnsel. Wie zich erin verdiept, kan niet anders dan vaststellen dat een behoorlijk deel van de gereformeerde gezindte hierin vastzit. Dat is geen scherpzinnige of spitsvondige waarneming van mij, maar iets wat iedere ter zake kundige kerkhistoricus je kan vertellen.”
Waarom zit dit onderwerp u zo hoog en wat zijn uw grootste bezwaren?
„De leer doet ertoe. Dit hypercalvinisme leidt tot geestelijke ontsporingen: onverschilligheid, moedeloosheid, onkunde en uiteindelijk verlorenheid. Hypercalvinisme is als hyperventilatie: het leidt tot geestelijke ademnood en uiteindelijk tot geestelijke dood.
De achterliggende anderhalf jaar ben ik vaak aangeslagen en ontredderd geweest door de verhalen die ik hoorde. Mensen sterven van dorst, terwijl het water des levens er in overvloed is. „Wie wil, neme van het water des levens om niet.”
Als mens gaat mij dit aan het hart, als dienaar van het goddelijke Woord móét ik reageren. Wat dat betreft herken ik me in de reformator Maarten Luther. De heerlijkheid van Christus staat op het spel.”
In uw boek kiest u niet Calvijn, maar Luther als gids. Wat kan de gereformeerde gezindte vooral van hem leren?
„Luther heeft zijn waarde bewezen, om zo te zeggen. Zijn preken zijn sprankelender dan die van Calvijn. Ikzelf heb veel van Luther geleerd, dus dat speelt ook een rol.
Met Luther als gids wil ik laten zien dat het gaat om de kernzaken van de reformatorische ontdekking. De eenheid van geloof, wedergeboorte, Evangelie en Heilige Geest komt bij Luther glashelder en bevrijdend naar voren. Wat tegenwoordig uiteengerukt wordt, is bij hem een eenheid.”
U citeert natuurlijk vooral ook de passages die uw visie ondersteunen.
„Nee, nee, het is andersom. Ik heb mijn visie gevormd dankzij Luther. Ik overschreeuw hem niet, maar luister naar hem. Wie thuis is in Luther zal onmiddellijk erkennen dat het bevindelijk gereformeerde hypercalvinisme er nooit en te nimmer in kan worden gevonden.
Luther heeft natuurlijk meer gezegd. Maar hoe dan ook geldt dat de geciteerde uitspraken de misvormde theologie in de gereformeerde gezindte radicaal weerspreken.”
U noemt de zekerheid van het geloof een van de fundamenten van de Reformatie. Heeft u voldoende oog voor de kinderen van God die daarmee worstelen, die bestreden worden?
„Dat is een veelzeggende vraag. Dan moeten we die ook stellen aan Luther, aan Calvijn, aan onze geloofsbelijdenissen, aan Wilhelmus à Brakel. Ik zeg slechts wat de officiële belijdenissen ook zeggen, bijvoorbeeld over volharding en zekerheid van het geloof. In de Dordtse Leerregels is confessioneel vastgelegd hoe wij erover denken. Dan verbaas ik me erover dat predikanten in de gereformeerde gezindte zo vaak minachtend doen over mensen die zekerheid hebben.
Ik kom veel mensen tegen die geen geloofszekerheid hebben. En ik hoor te veel preken waarin zekerheid verdacht wordt gemaakt. Het hypercalvinisme heeft geen troostwoord voor bestreden gelovigen, de gereformeerde belijdenisgeschriften wel. Je helpt worstelende mensen alleen door het Evangelie van de geloofszekerheid te verkondigen, niet door te zeggen dat het zonder zekerheid ook wel kan. Mensen hebben vergeving van zonden, zo vaak ze de belofte aannemen.
Het christendom is uiteindelijk een bevindelijke godsdienst, waarmee ik wil zeggen dat dat het zijn uitwerking in ons innerlijk heeft. Jezus belooft: „Kom naar Mij toe, en Ik zal je rust geven.” In Romeinen 8 staat: „Wie zal mij scheiden van de liefde van Christus?” Dát is de innerlijke gemoedsrust die de Reformatie heeft ontdekt. Het is de troost van zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus: „Ik ben het eigendom van Jezus Christus.” Als we dat kwijt zijn, dan zijn we heel veel van de Reformatie kwijt.”
U was zelf bijna dertig jaar lid van de Gereformeerde Gemeenten, waarvan u nu de theologie bestrijdt. Wat voor waardevols kreeg u mee?
„Ik ben dankbaar voor de christelijke opvoeding. Mijn vader had heel veel oude schrijvers, waar ik veel aan heb gehad. Na zijn overlijden –ik was 20– volgde een intellectuele maar ook heel existentiële zoektocht naar de Bijbelse waarheid over geloof en rechtvaardiging. Owen, Perkins, de puriteinen, ik las alles wat los en vast zat. Toen ontdekte ik dat er geen rechtvaardiging is zonder geloof in Christus. Maar ook dat wie gelooft zekerheid heeft.
Toen ik later deze échte gereformeerde theologie leerde kennen, had ik zeker wel voordeel van wat ik als kind had geleerd. De vragen van Hellenbroek bijvoorbeeld. Maar ik ging toen ook zien hoe bepaalde punten van Hellenbroek –over verbond, geloof en doop– categorisch waren overgeslagen en misvormd. Ik ben niet dankbaar voor de kerkelijke opvoeding. Ik ben eruit verlost, zoals Luther uit de Rooms-Katholieke Kerk.”
Verlost?
„Luther heeft veel uit de kerk van Rome meegenomen. Toen hij oud was, kon hij nog hele bladzijden van de middeleeuwse theoloog Gabriel Biel uit het hoofd citeren. Ik heb ook kennis meegekregen, maar de geestelijke context heeft mij enorm belemmerd.”
Sommige mensen zien u als violist met één snaar, terwijl u anderen verwijt een onvolledig instrument te bespelen. Hoe kunnen we de klank van de Bijbel en Dordtse Leerregels op een juiste manier laten horen?
„Groen van Prinsterer zei al: je moet de waarheid verdedigen op het punt waar ze wordt aangevallen. Ik reduceer het Evangelie beslist niet tot het aanbod van genade, maar ik verdedig het Evangelie op dit punt, omdat het zo ongenadig hard wordt aangevallen en bedreigd. Ben ik eenzijdig? Mijn preken gaan echt niet alleen over het aanbod van genade.
De Dordtse Leerregels zijn geen moeilijk geschrift. Iedereen die het leest, kan het begrijpen. Het beroerde is dat er zo veel ingelezen, aangeplakt en overgeslagen wordt. Hetzelfde geldt misschien nog wel meer voor de Heidelbergse Catechismus. Om een zuivere klank te laten horen, moet je wel bereid zijn om de drie reformatorische belijdenisgeschriften op hun eigen merites te lezen, en niet vanuit een hypercalvinistische context.”
U verwacht dat ”Hyperdordt” nog heftiger reacties zal oproepen dan ”Dordt”. Waarom?
„Omdat ik een aantal personen met name noem, zoals ds. A. Moerkerken, ds. G. Clements, ds. A. Schot, ds. J.M.D. de Heer en ouderling L. van der Tang. Het gebeurt niet vaak in de gereformeerde gezindte dat mensen met zo’n centrale plek in het kerkelijk leven zó indringend worden bekritiseerd. Dat gaat ongetwijfeld reactie oproepen.”
Voer voor een derde boek?
„Ik doe wat me goed lijkt, gegeven mijn beperkte energie, wijsheid en overzicht. Als ik denk dat een derde boek tot zegen zal zijn, dan wil ik het graag schrijven.”
Zouden jullie elkaar ergens kunnen vinden, en hoe?
„Vroeger besteedde ik eens een middag met mijn predikant, om samen een geschrift van de zeventiende-eeuwse Schotse theoloog Thomas Halyburton te lezen, over geloof, wedergeboorte en rechtvaardiging. Hij moest toegeven dat mijn interpretatie juist was. Maar toen zei hij: „Alexander Comrie kende de Engelse, de Schotse en de Nederlandse oudvaders. Bij hem komt alles samen. En ds. Kersten staat in de lijn van Comrie. Dus als wij ons nu aan Kersten houden, dan hebben we meteen de gehele gereformeerde traditie aan onze zijde.”
Tsja, wat mij betreft houdt het gesprek op als een schoolmeester zonder theologische studie van 100 jaar geleden beslissend wordt voor hoe wij oude schrijvers en de belijdenis lezen. We moeten bereid zijn onze belijdenisgeschriften en oudvaders in hun eigen context te lezen en zo te interpreteren. Als die bereidheid er niet is, is er geen gesprek mogelijk. Als die bereidheid er wel is, dan zijn we er snel uit.”
Hyperdordt. Belijden zonder te geloven. Het Evangelie als redmiddel voor bevindelijk-gereformeerden, dr. Gert van den Brink; uitg. Geloofstoerusting Publicaties; 280 blz.; € 16,90