Voer het schoolzwemmen weer in
Nederland is een waterland. Elk jaar weer verdrinken er mensen omdat ze niet kunnen zwemmen. Toch is het steeds minder vanzelfsprekend dat kinderen een zwemdiploma halen. Uit cijfers van het Mulier Instituut blijkt dat in 2022 van de kinderen tussen de 6 en de 16 jaar 13 procent geen zwemdiploma had. In 2018 ging het nog om 6 procent.
Het Mulier Instituut legt een verband met het uitbreken van de corona-pandemie in 2020, maar constateert ook dat de stijging daarna doorzette. De onderzoekers wijzen op twee factoren die deze toename verklaren. Allereerst is er een verband met de hoogte van het inkomen van de ouders. Een kwart van de kinderen uit de laagste inkomensgroep heeft geen zwemdiploma. In de hoogste inkomensgroep is dit maar 2 procent. Omgekeerd heeft de helft van de kinderen uit de hoogste inkomensgroep een A-, B- én C-diploma. In de laagste inkomensgroep is dat maar 24 procent. Zwemlessen zijn duur en niet (meer) voor iedereen te betalen. Ze vormen voor veel mensen een sluitpost op de begroting.
Een tweede factor is de toename van kinderen met een migratieachtergrond. Zij hebben vaker geen zwemdiploma dan andere kinderen en bij hen is de stijging ook het sterkst. Uit cijfers blijkt dat juist deze kinderen vaker dan gemiddeld slachtoffer zijn van een verdrinkingsongeval. Dit komt doordat kinderen en ouders met een migratieachtergrond zich vaak onvoldoende bewust zijn van de risico’s van water, vooral als ze nog maar kort in Nederland wonen. Bovendien speelt mee dat er in deze bevolkingscategorie vaak sprake is van armoede.
In een waterrijk land als Nederland is het belangrijk dat iedereen de zwemkunst machtig is. Elke zomer weer verdrinken er mensen –kinderen en volwassenen– omdat ze niet in staat zijn zich in het water te redden. Dat is een probleem dat serieus genomen moet worden.
Tot 1985 kenden we in ons land het schoolzwemmen. Elke basisschoolleerling, rijk of arm, kreeg twee jaar lang zwemles en kon zo in ieder geval het A- en het B-diploma halen – en beschikte daarmee over een levensreddende vaardigheid.
Het zou daarom goed zijn om te bekijken of het schoolzwemmen opnieuw kan worden ingevoerd, bijvoorbeeld als onderdeel van het toch al verplichte vak bewegingsonderwijs. De kerntaak van het onderwijs is immers om kinderen zo goed mogelijk voor te bereiden op het leven in de maatschappij. Daarom krijgen ze ook verkeersles. Als een schoolontbijt al binnen het takenpakket van scholen valt, dan toch zeker ook de zwemles.
Natuurlijk zitten er allerlei (financiële) haken en ogen aan het herinvoeren van het schoolzwemmen. Er zal ook zeker gekeken moeten worden naar de beschikbaarheid van voldoende zweminstructeurs en zwemlocaties. Maar het kan niet zo zijn dat leren zwemmen een privilege wordt van mensen die het financieel net wat beter hebben. Daarvoor zijn mensenlevens te kostbaar.