Het bestaan van een burn-out wordt steeds vaker in twijfel getrokken, zeggen psychologen. „Dat is een gevaarlijke trend.”
Vermoeidheid, prikkelbaarheid, somberheid, slecht slapen. Het zijn de veelvoorkomende klachten waar mensen met een burn-out mee kampen. Maar deze symptomen kunnen evengoed wijzen op een depressie of angststoornis, zeggen critici. En vragen zich af: wat is burn-out nou eigenlijk voor ziekte? Bestaat het eigenlijk wel?
Die vragen klinken de laatste tijd vaker. Daarom gebruikt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) nu liever de term „psychische vermoeidheid door het werk”.
Ook de Amsterdamse psychiater Christiaan Vinkers, die het veelgeciteerde boek ”In de ban van burn-out” schreef, meent dat meer wetenschappelijk onderzoek nodig is naar de mogelijk unieke kenmerken van een burn-out. Ondertussen stellen huisartsen de diagnose wel, psychiaters niet; in de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), het handboek met alle stoornissen, komt burn-out niet voor. Al erkennen de meeste hulpverleners wel dat mensen er zwaar onder lijden.
Het Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP) trekt nu aan de bel: stop met het ontkennen van het bestaan van burn-out. „Een kwalijke zaak”, zegt ook psycholoog Maud van Aalderen, lid van de werkgroep Arbeid & Gezondheid van het NIP.
Wat is er zo kwalijk aan?
„Dat burn-out wel of niet bestaat, daar moet de discussie helemaal niet over gaan. Wij zien al jaren een sterke toename van mensen met burn-outklachten. Dan kun je wel blijven steggelen over een definitie, maar ondertussen vallen mensen uit met werkgerelateerde psychische klachten. Als we burn-out blijven ontkennen, krijgen deze mensen niet de aandacht en de goede behandeling die ze verdienen.”
Is dat nu al zichtbaar?
„In veel behandelingen wordt louter ingezoomd op het individu, en minder op de werksituatie. Terwijl reorganisaties, hoge werkdruk en veeleisende managers een zware wissel trekken op de mentale gezondheid. We willen werkgevers oproepen om beter te kijken naar wat ze van hun personeel vragen en mee te denken over oplossingen.”
Moet je niet eerst weten wat een burn-out inhoudt, voordat je mensen goed kunt behandelen?
„Wij definiëren het als een werkgerelateerde staat van uitputting, die onder meer gepaard gaat met extreme vermoeidheid, minder controle over je emoties, vergeetachtigheid en mentale afstand. Dat laatste kan zich uiten in cynisme. Zo van: het zal mijn tijd wel duren.”
Critici zeggen dat deze definities niet zijn gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek.
„Onze definitie wel. Wij gaan uit van het werk van de Utrechtse hoogleraar Wilmar Schaufeli, die burn-out grondig heeft onderzocht. Maar goed, er is wel discussie over wat het precies behelst. En als je strak in de leer bent, dan zeg je: Het staat niet in de DSM, dus het bestaat niet. Dat vinden wij niet terecht, want dan ontken je de problemen van mensen.”
Volgens professor Christiaan Vinkers is er ook geen betrouwbare test om burn-out vast te stellen.
„Er is een test, maar die is nog in ontwikkeling. En die meet burn-outklachten, geen burn-out. Maar als iemand niet meer van de bank komt, nul energie heeft en al die symptomen heeft die ik net noemde, dan duidt dat op een burn-out, lijkt me.”
Of een depressie.
„Ja, dat zou ook kunnen. Om dat als behandelaar goed te kunnen inschatten, heb je vakkennis nodig. Daar mag je vanuit gaan bij een gediplomeerd psycholoog.”
Zou u willen dat burn-out in de DSM wordt opgenomen?
„Ja, dat lijkt me wel goed. Maar hoe dan ook zal dat een hele tijd duren. De cijfers van burn-outklachten blijven intussen stijgen, dus in de tussentijd moet je wat. Uit cijfers van TNO blijkt dat 1,6 miljoen mensen in 2022 last hadden van burn-outklachten. Bizar toch? Die mensen kun je toch niet in de kou laten staan vanwege een definitiekwestie.”
Wat vindt u van de nieuwe definitie van het CBS: psychische vermoeidheid door het werk?
„Die is veel te kort door de bocht. Alsof een burn-out alleen door het werk komt. Mensen maken ook deel uit van een gezin en zijn wellicht mantelzorger, ook die rollen moet je meewegen. Je moet naar de hele mens kijken.”