Kerk & religieWekelijkse meditatie
Meditatie: Een liefdevolle raad

De oude Johannes, kind en knecht des Allerhoogsten, begint deze brief met een apostolisch getuigenis. De discipelen waren oog- en oorgetuigen geweest van de Heere Jezus Christus.

Ds. C.L. Onderdelinden, Hendrik-Ido-Ambacht
beeld RD
beeld RD

Ze zijn drie jaar lang met Hem omgegaan. Ze hebben Zijn tekenen en wonderen gezien en Zijn waarschuwende, maar ook genaderijke prediking gehoord. Ze zijn getuige geweest van Zijn Borgtochtelijk en plaatsbekledend lijden en sterven. Na Goede Vrijdag en Pasen hebben ze pas werkelijk de diepte leren verstaan van wat Paulus later in Romeinen 4:25 schreef: „Welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.” Johannes wijst er met klem op dat Jezus Christus de Zoon van God is. Dit is een ontwijfelbaar getuigenis. God is een Licht en er is gans geen duisternis in Hem.

„Wie zegt gemeenschap met Hem te hebben, kan niet in de duisternis wandelen” - Ds. C.L. Onderdelinden

Wie zegt gemeenschap met Hem te hebben, kan niet in de duisternis wandelen. Johannes bedoelt met de duisternis de zonde in ons aller hart en leven en de zonde in deze Godevijandige wereld, een onheilig leven in goddeloosheid, wetteloosheid, normloosheid en zedeloosheid. Velen ontkennen in de duisternis van de zonde te leven, denkende dat ze wandelen in het licht. Blind voor hun zonden en hemelhoge schuld verleiden zij zichzelf en de waarheid is in hen niet. Hoeveel mensen in onze tijd menen met God verzoend te zijn en wel in vrede te kunnen sterven, zonder zelf ooit waarachtig zondaar voor God te zijn geworden, zonder zonde en schuld te gevoelen of te belijden. Maar ook niet door vrije gunst, die eeuwig God bewoog, genade, vergeving en verzoening te hebben ontvangen. Genade door recht! Ze denken dat ze met wat verstandelijke kennis deelhebben aan de genade van de Heere Jezus Christus. Een valse gerustheid heeft zich meester van hen gemaakt en ze zijn door niets of niemand te overtuigen van hun arme zondaarsbestaan. Als de persoonlijke, bevindelijke en zaligmakende kennis van het Lam Gods wordt gemist, dan mist men de enige troost, beide in leven en sterven. Zijn wij ooit voor God in de schuld gekomen door het ontdekkend werk van de Heilige Geest? Werd onze doodsstaat voor God ingeleefd en werd het oprecht beleden: „Ik heb gedaan wat kwaad was in Uw oog: dies ben ik, Heer’, Uw gramschap dubbel waardig”? Ontzaglijke werkelijkheid. Verloren, voor eeuwig verloren.

Anderzijds: kent u ook de schreeuw uit de diepte? „Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed; verschoon mij toch naar Uw barmhartigheden; delg uit mijn schuld, vergeef mijn overtreden.” Voor mensen als David, in de schuld voor God buigend in het stof, is er hoop en verwachting. Dat lezen we in onze tekst: „Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid.” Indien wij waar berouw tonen, zal God Zijn belofte waarmaken: „Die zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar die ze bekent en laat, zal barmhartigheid verkrijgen” (Spr. 28:13). Naast Zijn gerechtigheid stelt Hij Zijn barmhartigheid. Door Christus’ bloed en gerechtigheid is de Vader tevreden met het Borgtochtelijk en schuldovernemend werk van Zijn Zoon. Christus wast en reinigt Zijn Kerk door Zijn dierbaar bloed en schenkt hun Zijn gerechtigheid. God rechtvaardigt uit genade arme zondaren. Gods volk leert beide kennen: het verdoemend recht en het verzoenend recht. Gode tot lof en Zijn volk tot zaligheid.

Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid. - 1 Johannes 1:9

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer