Hoop hebben voor samenleving is Bijbelse opdracht
Als onze hoop op God gevestigd is, hebben we vaste grond onder de voeten. Dan hebben we ook hoop voor de samenleving, juist als die op allerlei fronten afwijkt van wat Gods Woord ons voorhoudt.
Voor in mijn Bijbel zit al vele jaren een zogenaamd geeltje geplakt waarop ik het volgende lied heb geschreven: „Die hoop moet al ons leed verzachten. Komt reisgenoten, ’t hoofd omhoog! Voor hen, die ’t heil des Heeren wachten Zijn bergen vlak en zeeën droog.”
In dit lied gaat het niet over mijn hoop voor de samenleving. Lees je het complete lied, dan kom je erachter dat het gaat om hoop op God, omdat Hij alles in Zijn hand heeft: „Wat zou ooit Zijn macht beperken? ’t Heelal staat onder Zijn gebied! Wat Zijne liefde wil bewerken, ontzegt Hem Zijn vermogen niet.” En dan volgt die magistrale zin: „Die hoop moet al ons leed verzachten. Komt reisgenoten, ’t hoofd omhoog.” Ofwel hoop op God. Dat is de grondhouding van de SGP, vanuit de belijdenis dat de Heere regeert. Daarom is er hoop voor de samenleving.
Schietpartijen
Onze samenleving staat niettemin op springen. De problemen stapelen zich op. En dan hoop voor boeren, voor vluchtelingen, voor de zorg, voor het klimaat, voor de woningnood? Is in het buitenland alles niet beter, krachtiger, sneller en mooier? Nou, niet echt. Er zijn oorlogen en geruchten van oorlogen. Hongersnoden, ziekten, aardbevingen zoals in Marokko, een ramp als in Lybië. Niet bepaald hoopvol, toch?
Dat neemt niet weg dat ons eigen land en onze eigen samenleving ook geen verheffend beeld laten zien. Mensen ergeren zich aan elkaar. In grote steden worden regelmatig ontploffingen gehoord: even een explosief bij de deur van iemand die je dwars zit. Keer op keer hoor je van schietpartijen, vorige week nog in Groningen. In Den Haag komt een messenverbod want jongeren steken elkaar voor het minste of geringste overhoop. We halen honderden politieagenten dag in dag uit naar Den Haag omdat Extinction Rebbelion de aorta van de stad, de A12, blokkeert. Hoop voor de samenleving? Het lijkt zo tegenstrijdig. En toch hoop…
”Hoop” behoort tot de soort woorden waarvan we er niet veel hebben in onze woordenschat. Eigenlijk is de betekenis ervan niet zo goed te omschrijven. Natuurlijk, soms wordt het heel plat gebruikt, bijvoorbeeld in de zin: „Ik hoop dat het op Prinsjesdag mooi weer is.” Maar voor hoop die dieper gaat, is er eigenlijk geen sluitende definitie. Ik heb wel een paar pogingen gelezen, zoals: „Hoop is een wensende verwachting, dat iets goeds, dat nog onzeker is en in de toekomst ligt, werkelijkheid zal worden.” Of meer filosofisch: „De hoop is een deugd, dat wil zeggen een innerlijke houding (habitus, habit, attitude) die het fundamentele vertrouwen uitdrukt waarmee een mens of een gemeenschap de toekomst benadert.”
Niet alleen een wens
Vooralsnog klinkt dit me allemaal iets te hoogdravend. Misschien moeten we het maar heel praktisch maken. De leraar zegt: „Met deze cijfers blijf je zitten.” De leerling vraagt: „Maar als ik nu nog een keer een 10 haal?” Afhankelijk van het antwoord gaat de leerling aan het werk of laat hij alle hoop varen. De dokter zegt: „U bent ongeneeslijk ziek.” De patiënt zegt: „Wat kunt u nog doen?” En dan begint een proces van kuren. Want ook bij de ernstigste boodschap die een mens kan krijgen, zoekt hij toch nog naar een glimpje hoop. Daar grijpen we ons aan vast. En dat is begrijpelijk. Maar hoe vaak gebeurt het niet dat, als de arts ook die laatste hoop weg moet nemen, het vervolgens heel snel gaat. Geen hoop meer. Afgelopen. Terwijl hoop doet leven!
Stel dat ik als politicus van de SGP geen enkele hoop had voor de samenleving, dan was ons werken zinloos. Dan zouden we de hoop en de moed verliezen. Dan verviel ook de samenleving en kwamen we terecht in volstrekte eenzaamheid, hoe vol Nederland ook is. Daarom houdt ”hoop voor de samenleving” niet zomaar een wens in. Zo van: laten we maar hopen dat het goed gaat in de samenleving. Nee, het is juist een opdracht! Vanuit het eerste, hoop op God, hoop omdat Hij alle dingen regeert en bestuurt, kan het niet anders of we hopen op het goede voor ons land. We hopen dat we onze naasten terzijde kunnen staan. We hopen dat de politieke situatie in ons land in normaler vaarwater komt. Vanuit de hoop en de verwachting, ja, de zekerheid dat God alle dingen bestuurt, blijven we het goede zoeken.
Natuurlijk zit dat goede ook in praktische politiek, als het gaat over wet- en regelgeving. We kijken in de Eerste Kamer niet voor niets naar wetten vanuit rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Doorbraak
Het gaat niet alleen over de wetgeving. Je hoopt dat de nieuwe regering straks tot een doorbraak weet te komen in de crises waarmee we te maken hebben. Je hoopt dat de samenleving tot bezinning komt en dat het barre individualisme wordt omgebogen naar omzien naar elkaar. Je hoopt dat ons politieke handelen de ogen opent voor het belang van voedselvoorziening, voor ruimte om te bouwen, voor de balans tussen barmhartigheid en rechtvaardigheid in de bejegening van vluchtelingen, voor de werkelijkheid van leven en dood.
Een collega in de Senaat zei een keer tegen me: „Peter, ik ben een groot voorstander van abortus, maar je zet me zo aan het denken.” Dan hoop je dat hij blijft nadenken en dat er iets gebeurt! Een andere collega zei naar aanleiding van een discussie over de genderideologie tegen me: „Ik ben het wel met je eens, maar ik kan dat niet zeggen, want dan sta ik de volgende keer niet op de lijst.” Dan hoop je dat de wal toch het schip gaat keren.
Daarom moeten we hoop blijven houden en uitstralen. Maar dan is het ook nodig om de toekomst tegemoet te treden met redenen voor hoop! En dan komen we uit bij het fundament waarop onze hoop is gebouwd.
Tekort
Waarop is onze hoop gevestigd? Op politici? Op een goede verkiezingsuitslag? Op de nieuwe regering? Of hopen we allereerst en vooral op God? Dan is onze belijdenis: „Hoop op God, en ik zal Hem nog loven. Hij is de menigvuldige verlossing mijns aangezichts, en mijn God.” (Psalm 42/43).
Als je hoop op God gevestigd is, heb je vaste grond onder de voeten. Dan sta je op een fundament dat goed en heilzaam is voor de samenleving. Dan komt je politieke handelen in een ander licht te staan. Dan hebben we ook hoop voor de samenleving, ook al wijkt die op allerlei fronten af van wat Gods Woord ons voorhoudt. Of sterker nog: hoop voor de samenleving juist als die samenleving op allerlei fronten afwijkt van Gods Woord. Pas als er een tekort is, als je ergens naar uitziet of als je ergens verwachting van hebt, ontstaat er hoop. Hoop die wordt verwoord in genoemd lied, nu inclusief de slotregels:
„Die hoop moet al ons leed verzachten. Komt reisgenoten, ’t hoofd omhoog! Voor hen, die ’t heil des Heeren wachten, Zijn bergen vlak en zeeën droog.
O zaligheid niet af te meten, O vreugd, die alle smart verbant! Daar is de vreemd’lingschap vergeten. En wij, wij zijn in ’t Vaderland!”
Dat is een hoopvol perspectief!
De auteur is fractievoorzitter van de SGP in de Eerste Kamer. Dit artikel is een verkorte weergave van de toespraak die hij op 18 september hield tijdens de residentiepauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.