Christus’ nederdaling sleutel tot verstaan van hel
In delen van de kerk lijkt de hel nagenoeg afgeschaft. Toch moeten we over de hel spreken, maar enkel na grondige bezinning. Alleen in het licht van Christus’ nederdaling ter hel valt zinvol over de hel te spreken.
Buiten kerk en theologie is het spreken over de hel aan een serieuze comeback bezig. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties, António Guterres, waarschuwde: „Wij rijden op de snelweg naar de klimaathel met onze voet nog altijd op het gaspedaal.” Ook mentale nood wordt als een hel omschreven. Door oorlog geteisterde plaatsen als Boetsja en Bachmoet worden geregeld als hel aangeduid. En hét zwarte gat van de Europese beschaving, Auschwitz, geldt als het voorbeeld bij uitstek van de hel op aarde: het donkerste kwaad dat mensen elkaar aandoen.
Maar waar de hel in het maatschappelijk spreken wordt opgestookt, lijkt ze in kerk en theologie uitgeblust. En dat is niet zo vreemd. Christenen zijn in Noordwest-Europa een kleine minderheid geworden in een dominante cultuur van ongeloof. Bij de buitenwacht kom je niet graag met de hel aan. Daarnaast past de hel voor velen niet bij het beeld dat ze van God hebben. Waarom zou een goede God mensen die Hem niet willen liefhebben eindeloos in de ellende laten?
Niet overal is de hel afgeschaft. Aan de rechterkant van het gereformeerd protestantisme worden de twee wegen, van redding én verloren gaan, hemel én hel, nadrukkelijk verkondigd. Verlegenheid met de thematiek van de hel neemt daar de vorm aan van ernstige bezorgdheid over het zielenheil van zichzelf en van anderen. Intussen is er reden om na te gaan hoe theologisch verantwoord over de hel gesproken kan worden. Waar hebben we het eigenlijk over?
Gaat het bij de hel om altijddurende pijniging, zoals Augustinus benadrukt? Of om vernietiging, zoals onder anderen de evangelicaal John Stott leert? Of komt het toch met alle mensen goed? Het accent ligt in de diverse Bijbelse teksten allereerst op uitsluiting, het buitengesloten zijn. Hoe die uitsluiting zich laat denken en hoe deze te verenigen is met het geloof in God die goed is, is een complexe theologische vraag. Ik stel voor deze vraag te beantwoorden vanuit het hart van de dogmatiek, de christologie. Specifiek gaat het dan om Christus’ nederdaling ter hel.
Nederdaling
Pas vanaf eind vierde eeuw verschijnt de nederdaling ter hel, die in de Bijbel bepaald geen prominente rol speelt, in vormen van de apostolische geloofsbelijdenis. De gedachte, met name in het Oosten, is dat Christus na zijn dood en voor zijn opstanding de hel (hier in de betekenis van dodenrijk) is binnengegaan. Allereerst om Zijn werk te verkondigen tot aan de grenzen van het bestaan. Ten tweede met het oog op de bevrijding van gevangen zielen, zoals de oudtestamentische gelovigen, Adam en Eva voorop. Het derde is het belangrijkste: Christus overwint duivel en dood definitief. Hij is de universele koning: zoals zijn koningschap zich uitstrekt tot het hoogste, de hemel, zo is er in de diepte niets wat zich aan zijn heerschappij onttrekt. De nederdaling ter hel toont Christus als overwinnaar van zonde, duivel en dood.
Johannes Calvijn heeft een andere, eigenzinnige interpretatie van de nederdaling ter hel geboden. Die is ook in de Heidelbergse Catechismus terechtgekomen. Inhoudelijk verbindt hij de nederdaling van Christus niet met de opstanding (zoals de oosterse traditie doet), maar met de kruisiging. Aan het kruis sterft Christus niet alleen de lichamelijke dood, maar ondervindt hij ook „de ernst van Gods wraak”, raakt Hij in gevecht met de machten van de hel en worstelt Hij met de verschrikking van de eeuwige dood. Nota bene: de hel is hier dus geen gegeven voor het hiernamaals, maar de existentiële confrontatie met de verschrikkingen van de eeuwige dood in het heden.
Aan de interpretaties van de oosterse kerken en die van Calvijn voeg ik er nog een toe: de kruisiging toont niet alleen het oordeel van God, maar ook het oordeel van mensen. Het zijn mensen die Jezus uitsluiten en naar de dood verwijzen. Voor het spreken over de hel is van belang dat wij mensen Christus hebben buitengesloten. Waar Gods buitensluiten het gevolg is van menselijke overtreding, sluiten mensen Jezus uit terwijl Hij onschuldig is.
De drie interpretaties van de nederdaling ter hel sluiten elkaar niet uit, maar vullen elkaar aan. In de Bijbel heeft de hel vooral met uitsluiting te maken. Dat blijkt ook waar mensen Christus naar kruis, dood en hel verwijzen. De hel krijgt gestalte waar mensen elkaar radicaal en definitief uitsluiten en begint dus in kleinere vormen van uitsluiting en onrecht. Daarom lukt het ons mensen ook veel beter om de hel op aarde te scheppen dan de hemel op aarde te verwerkelijken. Christus’ kruis toont hoe onrechtvaardig en schadelijk zijn uitsluiting is. De diepste uitsluiting komt intussen niet van mensen, maar van Gods kant: Hij wordt uitgesloten opdat mensen ingesloten zouden worden.
Optimisme of hoop
Hoe raakt de concentratie op Christus’ nederdaling ter hel aan de genoemde voorbeelden: de klimaathel, de mentale hel en de hel van oorlogsgeweld?
Het christelijk denken over de hel kan helpen in het licht van existentiële dreiging zoals die van klimaatverandering. Allereerst om de dreiging van de dood op persoonlijk en collectief niveau voluit en ernstig onder ogen te zien. Calvijn lokaliseerde de hel niet alleen aan gene zijde van het graf, maar ook in het heden, als de verschrikking van de definitieve dood – niet alleen als biologisch gegeven, maar ook als radicale ondergang, de scheiding van God.
Dit klinkt nog duidelijker door bij Luther. „Het slechte geweten is de hel”, schrijft hij. Het geweten functioneert namelijk als aanklager. De verschrikking van de hel resoneert tot in de uithoeken van de ziel: je moet sterven, je hebt het verkeerd gedaan, het komt niet meer goed. De hel is de intensivering en de vereeuwiging van de aanklacht die uitgaat van de wet van God, die de mens veroordeelt.
Het onderscheid tussen existentiële dreiging in algemene zin en de dreiging van de hel in christelijke zin ligt in het verschil tussen optimisme en hoop. Voor de klimaatcrisis lijkt geen alternatief voorhanden, behalve voor wie optimistisch oplossingen van de techniek verwacht. De dreiging van de hel daarentegen staat altijd in het licht van de overwinning van Christus. Waar wet en geweten aanklagen, spreken Evangelie en Christus vrij.
Aangevochten hoop
Dit betekent niet dat alle onheil en dood uiteindelijk alsnog afgewend worden. Het gaat juist om een toekomst door de dood heen. Om een hel die niet ontweken maar opengebroken wordt, om een ondenkbare catastrofe waarna ongedacht een nieuwe morgen aanbreekt.
Spreken over de hel helpt om existentiële dreiging serieus te nemen en er toch van gered te worden. Wie de dreigende en elkaar versterkende catastrofes die op onze planeet afkomen onder ogen ziet, zou wanhopig worden. Velen sluiten daarom de ogen of denken er niet te veel aan. Christelijke taal helpt om het monster te benoemen en in het gezicht te kijken, met de hoop op een nieuwe toekomst. Die hoop is wel –klassiek gezegd– aangevochten; ze valt enkel vol te houden in geloof.
Gods oordeel
Een tweede reden waarom het spreken over de hel niet moet worden afgeschaft: de hel is de bestemming van het ultieme kwaad in Gods oordeel. De hel beschrijft niet alleen waarvan verlost wordt, maar ook waar het kwaad blijft.
Christelijk spreken over de hel onderscheidt zich van diverse maatschappelijke taaluitingen over de hel vanwege degene die oordeelt: het is God die oordeelt. Daarmee markeert Hij de grens tussen binnen en buiten, tussen goed en kwaad en wat met beide gebeurt. Het kwaad wordt weggedaan en het goede blijft over. In Gods oordeel blijken goed en kwaad werkelijkheden te zijn en niet enkel een kwestie van voorkeur.
Toch blijft de vraag of de gedachte van de hel het kwaad niet vereeuwigt en het dus groter maakt dan het hoeft te zijn. Het kwaad wordt echter in Gods oordeel van zijn dreigende karakter ontdaan. Als overwonnen werkelijkheid, als afgesloten geschiedenis kan erop teruggekeken worden. Vergelijk de manier waarop volgens het boek Openbaring Christus als het Lam van God nog altijd de slachtwonden draagt die bij zijn kruisiging zijn geslagen. Als tekenen van overwonnen pijn, kwaad en dood zijn ze waardevoller dan wanneer de wonden volledig genezen waren, het leed onzichtbaar zou zijn gemaakt.
Dat het kwaad uiteindelijk door de goede God overwonnen wordt, mag rijkelijk naïef klinken in een wereld vol groot en klein kwaad. Wanneer Jezus Christus echter daadwerkelijk de dood heeft overwonnen, is het goede reëler dan het kwade. Zonder dat geloof zijn niet alleen Auschwitz en Bachmoet de hel op aarde, maar staat het er met de aarde en de mensheid hopeloos voor.
Een derde aspect betreft de vraag naar concrete mensen. Zijn er mensen in de hel en, zo ja, wie dan? Enkel de grootste misdadigers uit de wereldgeschiedenis of ook vriendelijke mensen die echter niet in Christus geloofden? Het doet er nogal toe of verloren gaan een reële mogelijkheid of een onmogelijke mogelijkheid is.
In dit verband heeft C.S. Lewis aanzetten gegeven die sporen met het Bijbelse accent op uitsluiting als hét kenmerk van de hel. De verdoemden zijn volgens Lewis succesvol als rebellen: zij houden de deur van de hel aan de bínnenzijde vergrendeld. God geeft aan hen wat ze willen: alleen gelaten te worden, door God en door de mens. Zij sluiten zichzelf dus uit. Daarmee legt Lewis alle verantwoordelijkheid bij de mens.
Totaal alleen-zijn
Lewis’ spreken over de hel als zelfuitsluiting loopt het risico het oordeel van God te reduceren tot enkel respect voor de menselijke keuze. De spannende theologische vraag blijft hoe het denkbaar is dat God die liefde is niet enkel tijdelijk maar ook definitief ”nee” zegt tegen mensen die Hij geschapen heeft. De inhoud van Gods ”nee” kan Bijbels en theologisch gezien enkel op Golgotha worden verstaan, de plek die tegelijkertijd Gods ”ja” van liefde en vergeving toont en dus de redding van het ”nee”. Gods vrijheid en Gods liefde laten zich niet tegen elkaar uitspelen.
De Franse filosoof Jean-Paul Sartre heeft gezegd: „De hel, dat zijn de anderen”, omdat de ander de eigen vrijheid om te leven zou bedreigen. Het is echter precies anders. Zoals die andere filosoof, Emmanuel Levinas, stelt: enkel door het gelaat van de ander kan ik mijzelf worden en vrij leven in liefde.
De hel bestaat dus niet in de aanwezigheid, maar juist in het ontbreken van anderen, in het radicale en totale alleen-zijn. In die werkelijkheid van de hel is Christus neergedaald en die heeft hij opengebroken door voor verloren mensen de Ander te zijn.
De auteur is hoogleraar dogmatiek aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). Dit artikel is een samenvatting van zijn inaugurele rede, die hij op 1 september uitsprak. Eind oktober verschijnt zijn essay ”Waarom de wereld een hel nodig heeft”.