Ingaan tegen kerkorde zet bestaansrecht CGK op het spel
De CGK zullen niet meer gereformeerd zijn als men afwijking van de gereformeerde visie op bijvoorbeeld vrouwen in het ambt blijft gedogen.
Als je in het kerkelijk Jeruzalem geen vreemdeling bent, dan weet je van de grote spanningen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK). Kerken die in het verleden een geestelijke bloeitijd hebben gekend. Laat ik daar een voorbeeld van noemen. Toen ik als beginnend student aan onze universiteit op zoek ging naar de eerste ingebonden jaargangen van ”De Levensbron”, bij het toen nog bestaande antiquariaat J.P. van den Tol in Dordrecht, werd mij verteld dat er voor deze uitgave een flinke wachtlijst was. Kauwend op zijn sigaar vertrouwde Van den Tol mij toe dat boven aan de lijst predikanten uit de Gereformeerde Gemeenten stonden. Zij hadden grote belangstelling voor deze preken, vanwege de grondige uitleg van de tekst en de bevindelijke toepassing die daarbij geboden werd.
Schepping
Helaas is dat alles veranderd. Toen prof. J.J. van der Schuit (1882-1968) op zijn ziekbed lag, vroeg een jonge predikant hoe het met hem ging. Van der Schuit antwoordde: „Jongen, met mij gaat het goed, ik mag naar Huis. Maar met mijn kerk gaat het niet goed.” De verschillen in geestelijke ligging, die er overigens altijd geweest zijn, werden toen steeds zichtbaarder. Zo kwam er een verlangen naar vernieuwing van de liturgie met dans, drama en muziekgroepjes. De ambtskleding werd afgeschaft, er werd meer ruimte gezocht voor gezangen en opwekkingsliederen en allerlei Bijbelvertalingen vonden ingang.
Meer recent werd duidelijk dat er, onder invloed van de moderne cultuur, nu ook sprake is van verschillen in het verstaan van de Heilige Schrift. Zo wordt het bestaan van de hel ontkend en wordt er getwijfeld aan de scheppingsgeschiedenis van Genesis. Ook zoekt men ruimte om evolutie en schepping met elkaar te verbinden. Verder veranderde de visie op homoseksualiteit en konden homostellen die samenwoonden toegang krijgen tot het heilig avondmaal.
De meest recente ontwikkeling is die van de bevestiging van vrouwen in het ambt. Die gaat duidelijk in tegen de onder ons eeuwenlang aanvaarde uitleg van Gods Woord en tegen de kerkorde, met de daarbij behorende synodale besluiten. Toch wordt er van verschillende kanten openlijk gepleit voor het gedogen en verdragen van deze ontwikkeling. Zo pleitte onlangs in De Wekker emeritus hoogleraar H.G.L Peels ervoor aan de besluiten vast te houden, maar ondertussen de gemeenten met vrouwen in het ambt te blijven aanvaarden.
Naïef
Prof. dr. H.J. Selderhuis meent dat we deze vrouwen ook op de classis als wettige afgevaardigden hun plaats moeten laten innemen (RD 2-6). Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat zulke geluiden, bedoeld of onbedoeld, onder ons kerkvolk de weg plaveien voor de gedachte dat we nu maar moeten leren leven met deze ontwikkeling. Maar dat kan en mag niet!
Allereerst heb ik grote twijfels bij de opvatting dat vrouwelijke ambtsdragers wettig verkozen zijn. Duidelijk is dat onze kerkorde geen vrouwelijke ambtsdragers kent en onze synode heeft meermalen onomwonden uitgesproken dat hun bevestiging tegen de Schrift is. Onze kerkorde vormt de grondslag voor de verkiezing tot het ambt. Een bevestiging die hiermee strijdig is, kan dus nooit wettig zijn.
Wanneer in de rechtszaal bewijsstukken door de partijen worden ingebracht, is een van de eerste vragen die de rechter zich stelt deze: Zijn deze bewijzen rechtmatig verkregen? Wanneer duidelijk wordt dat deze bewijzen, hoe waar ze op zichzelf ook zijn, onwettig zijn verkregen, mogen ze niet bij de rechtszaak worden betrokken.
Als we de denktrant van prof. Selderhuis verder volgen, zouden kerkenraden, wanneer ze naar de regels van hun gemeente handelen en gerechtigd zijn om af te vaardigen wie zij willen, door middel van hun lastbrief ook een jongen van 12 jaar of zelfs een onkerkelijk persoon kunnen afvaardigen.
Verder is het toch wat naïef om te denken dat een classis met gemeenten die vrouwen in het ambt bevestigden, terwijl ze die gemeenten daarover niet wil vermanen, nu zou besluiten om die vrouwen op de classisvergadering te weigeren.
Nu nog geen synode?
Daarnaast is het idee van prof. Selderhuis om nu nog geen synode te houden, maar een conventie te beleggen, opnieuw een geitenpaadje om te ontlopen waartoe de synode nu dringend geroepen is: duidelijk uitspreken hoe het nu verder moet met ons kerkverband. Ziet hij niet in dat de ontwikkelingen steeds verder gaan? Dat steeds meer gemeenten zullen overgaan tot bevestiging van een vrouw in het ambt, waarmee de crisis alleen maar vergroot en verdiept wordt? Toonde de achterliggende tijd, na het synodebesluit van 2022, dit niet aan? Nog meer gesprekken zullen de oplossing echt niet brengen.
Uittreding
Welke weg moet gewezen worden? In de eerste plaats dat naast verootmoediging, waartoe van verschillende kanten al is opgeroepen, nu ook bekering moet plaatsvinden. Gemeenten die de vrouw in het ambt hebben bevestigd, moeten hierover schuldbelijdenis doen en terugkomen op hun genomen besluiten. Indien zij dat weigeren –helaas gebeurt het nu al dat men na verschillende classicale vermaningen toch volhardt– dan is niets anders mogelijk dan overgaan tot het nemen van tuchtmaatregelen vanwege scheurmakerij. De synode heeft immers duidelijk uitgesproken dat deze besluiten aan de eenheid van de kerk raken, dat ze zonde zijn en dat er sprake is van censurabel handelen.
Een tweede weg is dat deze gemeenten eerlijk onder ogen zien dat ze zo geen deel kunnen blijven uitmaken van de CGK. Ik wil echt niemand zomaar kwijt. Als echter gemeenten zich op deze wijze onmogelijk maken en het kerkverband op de rand van een scheuring brengen, is ook oprechtheid nodig. Dan is aansluiting bij de Protestantse Kerk of de pas ontstane Nederlandse Gereformeerde Kerken een keuze die van wijsheid en oprechtheid getuigt. Dit omdat men zelf afgeweken is van de kerkelijke lijn en niet meer past binnen het kerkverband van de CGK. Onze kerkorde kent een artikel dat uittreding uit het kerkverband regelt. Dat laat zien dat toetreding tot ons kerkverband een vrijwillige keuze is, waarvan men om gewichtige redenen ook weer kan terugkomen.
Als deze wegen niet bewandeld worden, zullen onze kerken in de praktijk geen gereformeerde kerken meer zijn. Welk bestaansrecht hebben ze dan nog, wanneer het afwijken van de gereformeerde visie op schepping, homoseksualiteit en vrouwen in het ambt worden gedoogd? Dan verloochenen we het beginsel van de Afscheiding en kan de ”Acte van Afscheiding of Wederkeer” in de prullenbak. Immers een huis dat zo tegen zichzelf verdeeld is, kan niet bestaan.
De auteur is christelijk gereformeerd predikant te Damwoude en voorzitter van het Christelijk Gereformeerd Beraad. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titel.