Geen vrouwen op de kansel, besloten de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) in april, na alle argumenten van voor- en tegenstanders te hebben gewogen. Andere kerken in Nederland kwamen tot een andere conclusie, niet zelden ingegeven door de tijdgeest.
De doopsgezinde gemeente in het Friese dorpje Bovenknijpe, bij Heerenveen, heeft op 6 november 1911 de landelijke primeur. De 24-jarige Anne Zernike uit Amsterdam, radicaal vrijzinnig, wordt de eerste vrouwelijke predikant van Nederland. Dat is groot nieuws in de dagbladen. „Of velen Mej. Zernike zullen volgen”, schrijft de Leeuwarder Courant twee dagen later, „zal de tijd leeren. Dit is althans zeker, dat met Mej. Zernike een vrouw het predikambt heeft aanvaard, die eene waardige voorgangster en baanbreekster kan worden genoemd.”
Veel discussie levert de openstelling van het predikantschap voor vrouwen binnen de Doopsgezinde Broederschap niet op. Plaatselijke gemeenten zijn zelfstandig en er zijn al tal van vrouwen actief als diacones of zuster in de armen- en ziekenzorg. Ook zijn ze maatschappelijk actief – dus waarom ook niet in het ambt?
Vrijzinnigen
De eerste discussies over de toelating van vrouwen tot het ambt spelen vooral bij vrijzinnigen. Het gaat hen niet zozeer om de juiste uitleg van de Bijbel, want die moet vooral inspiratie bieden. Vrijzinnigen die moeite hebben met vrouwelijke predikanten, zetten vooral vraagtekens bij hun geschiktheid: kan een vrouw het psychisch wel aan om een gemeente te leiden? Is ze niet te emotioneel? En is haar stemgeluid wel toereikend, en niet te hoog?
Het besluit van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit in 1905 om alle ambten te openen voor vrouwen, is op dat moment een trendbreuk in de Nederlandse kerkgeschiedenis. Tien jaar na de doopsgezinden gaat de Remonstrantse Broederschap om.
Luthersen
De Evangelisch-Lutherse Kerk volgt in 1922, precies honderd jaar geleden. Het Luther Museum in Amsterdam wijdt dan ook –tot eind deze week– een tentoonstelling aan lutherse vrouwen op de kansel. Zo is er een portret te zien van Jantine Auguste Haumersen, de eerste lutherse predikante in Nederland (en wereldwijd): ze staat onderaan de kansel in Kampen, zwarte toga aan, de Bijbel geopend in haar handen.
Een jarenlange discussie over de toelating van vrouwen in de ambten is er bij de luthersen niet geweest; alleen de gemeente in Amsterdam ligt nog wat dwars. Op de synode van 1922 betoogt preadviseur prof. dr. H. A. van Bakel, met een verwijzing naar Galaten 3:27-28, dat er in Christus geen verschil meer is tussen mannen en vrouwen. De vergadering spreekt even later uit dat de geldende reglementen het beroepen van vrouwen niet verbieden. De synode van 1928 bepaalt –in lijn met wat in de samenleving gebruikelijk is– dat een vrouwelijke predikant die trouwt, ontslag krijgt.
Hervormden
Nergens is zo lang gediscussieerd over de vrouw in het ambt als in de Nederlandse Hervormde Kerk. Het gesprek gaat gedeeltelijk gelijk op met het maatschappelijk debat over het algemeen kiesrecht voor vrouwen en de discussie over het stemrecht voor vrouwen in kerkelijke vergaderingen.
Godsdienstonderwijzeres K. W. J. Cremer vraagt in 1902 toelating tot het predikambt, maar zij krijgt diverse malen nul op rekest. De synode geeft in 1924 vrouwen wel de mogelijkheid om hulpprediker te worden. Dat betekent dat vrouwen alle predikantstaken vervullen, ook preken, behalve doop en heilig avondmaal bedienen en ambtsdragers bevestigen.
De synode gaat in 1930 akkoord met de toelating van vrouwen tot het ambt van predikant, vooral op grond van praktische argumenten: ze zijn er geschikt voor en ze werken al vruchtbaar in de kerk. Er wordt verwezen naar de inzet van vrouwen in andere kerken en in de maatschappij. De synode benadrukt vooral de geest van de Schrift, niet de letter.
Na een onderzoek naar de meningen van de provinciale kerkbesturen wordt het besluit toch teruggedraaid. Voorstanders van vrouwelijke ambtsdragers wijzen onder meer op het belang van de inschakeling van vrouwen in de kerk, hun specifieke gaven in godsdienstonderwijs en pastoraat, en de gelijkheid van mannen en vrouwen in het Nieuwe Testament. Tegenstanders noemen dat Jezus alleen mannen riep om Zijn discipelen te zijn en dat Paulus in de zogenoemde zwijgteksten vrouwen verbiedt in de gemeente leiding te geven. De scheppingsorde laat zien dat mannen en vrouwen ieder een eigen positie hebben; vrouwelijke ambtsdragers zijn een gevaarlijke aanpassing aan de tijdgeest, vinden ze.
Na de nieuwe kerkorde in 1951 gaat het snel. Vanaf 1958 mogen vrouwen diaken of ouderling worden; vanaf 1967 ook predikant. Bij de bespreking geven niet-theologische argumenten de doorslag: alle nadruk valt op het pastorale belang van de openstelling van de ambten voor de kerk. Ook wordt er verwezen naar de „tijdgebondenheid” van Bijbelteksten en het partnerschap van man en vrouw in huwelijk, gezin en kerk.
Vanuit de Gereformeerde Bond klinkt protest. De hervormd-gereformeerden hebben vooral moeite met de heersende visie op de Schrift en de manier waarop die naar het heden wordt vertaald (hermeneutiek). De zorgen klinken later onder meer door in de publicatie ”Man en vrouw in Bijbels perspectief” (1987), samengesteld onder leiding van ds. C. den Boer, en de brochure ”Mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen”, geschreven door dr. P. F. Bouter. De lijn is dat man en vrouw een eigen roeping vervullen, ook in de kerk. Een kerk die vrouwen niet toelaat tot het ambt, gehoorzaamt daarmee „de heilige ordening van God die stamt uit het paradijs, die Christus door Zijn genade heeft teruggebracht, en waarin we door de Heilige Geest (via de apostelen) worden binnengebracht.”
Gereformeerden
In de Gereformeerde Kerken in Nederland duurt de discussie over de openstelling van de ambten voor vrouwen nog geen tien jaar. Het gesprek –met alle argumenten voor en tegen– wordt vooral gevoerd vóór de invoering van actief kiesrecht van vrouwen in de kerk in 1952. De gereformeerden zeggen dat het gezag van de Bijbel niet ter discussie staat, maar dat er oog moet zijn voor de tijdgebondenheid van bepaalde voorschriften, bijvoorbeeld over het zwijgen van vrouwen in de gemeente. De kerk is geroepen „altijd weer naar de meest zinvolle toepassing van de goddelijke ordinantie” ten aanzien van het „met de schepping gegeven onderscheid tussen man en vrouw” te zoeken.
Uit de discussies onder gereformeerden en hervormden blijkt dat de mate van openheid ten opzichte van de moderne samenleving correspondeert met de mate van bereidheid om de ambten open te stellen voor vrouwen. Een synoderapport neemt in 1927 nog nadrukkelijk afstand van de emancipatiebeweging, die alle verschillen tussen mannen en vrouwen wil opheffen. Aan „den tijdgeest” mogen de gereformeerden geen „offer” brengen, stelt het rapport. Vijfentwintig jaar later, na de Tweede Wereldoorlog, wordt de veranderende maatschappelijke situatie van vrouwen met veel meer instemming begroet: die is in overeenstemming met „de diepste bedoelingen van Christus’ verlossingswerk.”
Maar nog niet alle seinen staan op groen. De synode spreekt in 1961 uit dat een vrouw geen meditatie mag houden in een kerkdienst. Na bezwaren tegen dit besluit komt er in 1965 een deputatenrapport uit over de vrouw in het ambt. De deputaten zien ruimte voor vrouwelijke ambtsdragers waar die de man aanvullen. Op basis van de Schrift en de praktijk in de kerk zijn vrouwen en mannen gelijkwaardig, betogen zij. De generale synode hakt in 1969 de knoop door: alle ambten worden geopend voor vrouwen.
Nederlands gereformeerden
De Nederlands Gereformeerde Kerken, in de jaren zestig ontstaan vanuit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, zijn aanvankelijk tegen de vrouw in het ambt. In 1994 klinkt in de landelijke vergadering een ”nee” richting een vrouw die preekconsent aanvraagt. Wel wordt in dat jaar het diakenambt geopend voor vrouwen. Een voorstel om ook het ouderlingenambt open te stellen, krijgt onvoldoende steun.
Ondertussen wordt er verder gestudeerd. Een commissie pleit er in het rapport ”Vrouwelijke ouderlingen en predikanten?” (2003) voor vrouwen tot de ambten toe te laten. In de Schrift ligt niet de nadruk op de scheppingsorde, aldus het rapport, maar bij de voortgang van het heil in Christus. Hij is het kloppend hart van de Schrift; niet alle Bijbelse voorschriften kun je rechtstreeks toepassen op deze tijd, vinden de schrijvers. De landelijke vergadering besluit in 2004 tot het openstellen van de ambten voor vrouwen.
Vrijgemaakten
In minder dan tien jaar tijd kantelt het denken binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt over de vrouw in het ambt. De synode van Ommen spreekt in 1993 uit dat de vrouw geen leer- of regeerambt mag vervullen in de gemeente. Wel krijgen vrouwen stemrecht in ledenvergaderingen.
De generale synode van Harderwijk geeft in 2011 deputaten m/v in de kerk de opdracht om te onderzoeken of het op grond van de Schrift geoorloofd is de ambten van predikant, ouderling en diaken voor vrouwen te openen. In september 2013 verschijnt het rapport van de deputaten, die vinden dat op basis van de hermeneutiek (de toepassing van Bijbelteksten op het heden) het aanstellen van vrouwelijke ambtsdragers past „binnen de bandbreedte van wat als Schriftuurlijk en gereformeerd kan worden bestempeld.”
De synode van 2014 in Ede neemt het rapport niet over en besluit verder te studeren op de ambten en de rol van mannen en vrouwen in de eredienst. Drie jaar later gaat de synode in Elspeet alsnog akkoord, maar op basis van een andere manier van beoordelen van gegevens uit de Bijbel. De conclusie is min of meer dat er nergens in de Bijbel een expliciet verbod op vrouwelijke ambtsdragers staat. Dat in het Nieuwe Testament de rolverdeling man-vrouw uit het Oude Testament goeddeels wordt overgenomen, zien de deputaten als passend bij de cultuur waarin de apostel Paulus zijn instructies schreef.
Dr. Almatine Leene wordt in 2020 de eerste vrouwelijke predikant binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt.
Christelijke gereformeerden
Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken pleit de landelijke werkgroep kerk en vrouw in de jaren negentig voor het openstellen van de ambten voor de vrouw. De generale synode stelt in 1995 een deputaatschap in dat studie moet verrichten naar een „Schriftuurlijke onderbouwing van het standpunt van de CGK ten aanzien van de vrouw in het ambt.” Drie jaar later presenteren de deputaten een meerderheidsrapport dat de bestaande visie ondersteunt: vrouwen mogen niet dienen in de ambten. Een minderheidsrapport vraagt ruimte voor de visie dat vrouwen wél ambtsdrager kunnen zijn. De synode spreekt in 1998 uit dat „uit het geheel van de Heilige Schrift duidelijk wordt dat het onderwijzen en geestelijk leidinggeven aan de gemeente aan de man en niet aan de vrouw toekomt.” Dat besluit wordt in 2001 nog eens onderstreept.
Op plaatselijk vlak houdt niet iedereen zich aan de synode-uitspraken. De samenwerkingsgemeente van christelijke gereformeerden en vrijgemaakt gereformeerden in IJmuiden is in juni 2019 de eerste binnen de CGK die een vrouw in het ambt (dat van ouderling) bevestigt. Het onderwerp vrouw en ambt ligt inmiddels opnieuw op het bordje van de generale synode. Die spreekt in april van dit jaar uit dat vrouwen niet bevestigd mogen worden in de ambten van diaken, ouderling of predikant. Dat is volgens de kerkvergadering in strijd met de doorgaande lijn in de Schriften inzake de eigen positie van man en vrouw, de expliciete teksten over de plaats van de vrouw in de nieuwtestamentische gemeente en de katholieke traditie van bijna tweeduizend jaar. De synode wijst de argumenten van de voorstanders van de vrouw in het ambt af. Die noemen onder meer het onderscheid tussen „letter en Geest”, de „tijdgebonden toepassingen” van bijvoorbeeld de zwijgteksten en de spanning tussen de positie van man en vrouw in de gemeente en die in de samenleving.
Andere kerken
Veel andere kerken in Nederland houden hun kansels niet voor vrouwen gesloten. De algemene vergadering van de Unie van Baptistengemeenten besluit in 1998 dat de gemeenten elkaar de ruimte moeten geven om voor vrouwelijke voorgangers te kiezen. Dat is ook de praktijk in een groeiend aantal evangelische gemeenten. In datzelfde jaar stelt de Oud-Katholieke Kerk in Nederland het priesterambt open voor vrouwen.
De Anglicaanse Kerk in Nederland stelt in 1992 het priesterambt voor vrouwen open. Een van de argumenten is Christus’ menswording: een priester is geroepen Zijn menselijkheid te representeren, niet Zijn mannelijkheid. In de Rooms-Katholieke Kerk en de Oosters-Orthodoxe Kerk kunnen echter alleen mannen –als ‘vaders’– het sacramentele priesterschap bekleden.
Uit de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt ontstaan na 2003 De Gereformeerde Kerken (hersteld) en de Gereformeerde Kerken Nederland, mede uit zorgen over ontwikkelingen rond vrouw en ambt. Zij willen dan ook geen vrouwelijke predikanten, ouderlingen en diakenen.
De Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk –die allemaal de vrouw in het ambt kennen– vormen in 2004 de Protestantse Kerk in Nederland. De voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland, ontstaan uit enkele gereformeerde kerken die niet meewilden, hebben ook vrouwelijke predikanten. De Hersteld Hervormde Kerk niet. Ook de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) kennen geen vrouwelijke ambtsdragers – en ook niet de discussie daarover.