Een pleidooi voor tien punten
Het is tijd voor een breed strategisch beraad dat opkomt voor de betekenis van religie in de samenleving. Daar pleitte ds. W. Visscher, predikant van de Gereformeerde Gemeenten en voorzitter van reformatorische scholen, donderdag voor op de opiniepagina in deze krant. Hoe landt zijn pleidooi voor een ’monsterverbond’ tussen christenen en moslims?
Waar liggen anno 2005 de fronten? Moet de gereformeerde gezindte schouder aan schouder met liberalen strijden tegen de islam? Directeur Bart Jan Spruyt van de conservatieve Edmund Burke Stichting betoogde dat afgelopen najaar op de opiniepagina van deze krant. Ds. Visscher stelde daarentegen deze week, in aanvulling op de hervormde theoloog dr. G. van den Brink, dat de zwaarste strijd momenteel niet te voeren is tegen moslims, maar juist sámen met hen tegen de groeiende intolerantie bij seculiere liberalen.
Spruyt heeft zich, zacht gezegd, flink opgewonden over deze correctie van ds. Visscher. Diverse opmerkingen die hij in een reactie tegenover deze krant maakt, worden door de redactie beschouwd als niet-publicabel, omdat ze de persoon en het ambt van ds. Visscher raken. Ze zijn nadere uitwerkingen van Spruyts algemenere stelling dat „je beter met Wilders te maken kunt hebben dan met ds. Visscher.” Dit onafhankelijke conservatief-liberale kamerlid „peilt de nood van de tijd veel dieper”, meent Spruyt. Expliciet verwijst hij naar Wilders’ „anti-islamagenda.”
Spruyt heeft op meer mensen dan op ds. Visscher kritiek. Diens stuk is voor hem slechts uitdrukking van een bredere trend: „Het reformatorische volksdeel wordt steeds blinder.” Als íéts aantoont dat het oordeel begint bij het huis Gods, zoals ds. Visscher aan het einde van zijn artikel betoogt, dan is het dat, meent Spruyt. „Er is sprake van een jammerlijk gebrek aan politiek inzicht en een onthutsende naïviteit.” Dat laatste betrekt Spruyt vooral op „de drang tot dominantie en de drang tot onderdrukking” bij de islam.
Levensgevaarlijk
Het voorstel van ds. Visscher voor een strategisch beraad met onder meer de moslimgemeenschap is in de ogen van Spruyt „levensgevaarlijk.” Volgens hem tonen „alle demografische ontwikkelingen aan dat we juist van de islam in de nabije toekomst het meest te vrezen zullen hebben.” Dat ds. Visscher medisch-ethische vraagstukken als abortus en euthanasie erbij betrekt, is volgens Spruyt geheel verkeerd. „Dan begrijp je niet waar de werkelijke fronten liggen. De bescherming van de rechtstaat tegen de gevaren van binnenuit en buitenaf is hét front van dit moment.”
Het grootste gevaar schuilt volgens de conservatieve denker in „een groep moslims die de rechtstaat als een façade misbruiken en met een beroep op grondwettelijke vrijheden de rechtstaat willen afschaffen.” Gereformeerden zouden daar samen met „liberalen van het Engelse snit” een dam tegen moeten opwerpen. „Dat zijn liberalen die een hekel hebben aan alle ”monomanakkialen” die de bevolking onder een eenvormige deken van moderniteit willen stoppen.” Spruyt bestempelde ze in zijn eerdergenoemde artikel als „goed geïnformeerde liberalen.”
De keuze van ds. Visscher om niet hier een bondgenootschap te zoeken, heeft volgens Spruyt grote consequenties. Hij vreest dan de dominantie van de meer monomanakkiale stroming binnen het liberalisme: de jacobijnen met hun sterke belangstelling voor de seculiere staat. „Wie zich nu verzwagert met de islam, zal het slachtoffer van de liberale jihad van de jacobijnen worden. Maar wie met conservatieve liberalen en liberale conservatieven de strijd op het juiste front strijdt, toont daarmee te weten wat burgerschap is, en zal aanspraken kunnen doen gelden op alle grondwettelijke rechten en vrijheden”, aldus Spruyt.
Proberen waard
Jenö Sebök, hoofd publiciteit van de stichting Open Doors in Nederland, vindt het door ds. Visscher voorgestelde breed strategisch beraad „het proberen waard.” Open Doors staat wereldwijd op de bres voor vervolgde christenen, die vooral in communistische én islamitische landen wonen. Dat feit stempelt zijn reactie. „Christenen worden in landen waar de islam de toon aangeeft, op z’n best gedoogd. Er is dus niet veel reden tot optimisme over samenwerking tussen christenen en moslims in Nederland. Ik verwacht daarom niet zo veel van zo’n beraad, maar aan de andere kant hebben we elkaar gewoon nodig in deze tijd. Daarom vind ik zo’n beraad toch wenselijk. Ik zou er zelfs deel van willen uitmaken. Niet namens Open Doors, maar op persoonlijke titel.”
Sebök steunt de door ds. Visscher bepleite „werkafspraken” tussen christenen en moslims over concrete zaken als het behoud van eigen, levensbeschouwelijke scholen en het recht om een religieuze overtuiging ook in het openbare leven te belijden. „Christenen en moslims zouden inderdaad „schouder aan schouder” moeten staan bij ethische onderwerpen als abortus, euthanasie en het homohuwelijk. Dat is mogelijk, zonder dat we de theologische verschillen tussen beide religies wegpoetsen. Dat laatste moeten we nooit doen.” Sebök noemt het hoofddoekje, een maatschappelijk omstreden fenomeen, als voorbeeld. „We kunnen onze bedenkingen bij het hoofddoekje hebben, maar laten we als christenen voorzichtig zijn. Straks worden de rokken bij refo’s op dezelfde manier aangepakt. Ik weet dat sommige moslimvrouwen het hoofddoekje niet uit religieuze motieven dragen, maar om te provoceren. Zelfs dat moeten we maar accepteren.”
Moslimpartij
Praktisch gezien ziet Sebök vooral mogelijkheden in de politiek om christenen en moslims te laten samenwerken. „Het is wenselijk dat er snel een islamitische partij in Nederland komt. Dat geeft duidelijkheid te midden van de vele verschillen die er onder moslims zijn. Een islamitische partij kan namens de moslimgemeenschap in Nederland standpunten formuleren en uitdragen. In een aantal gevallen zullen die standpunten dezelfde zijn als die van christenen. We moeten, waar het kan, elkaar zoeken en één lijn trekken tegenover de seculiere hoofdstroom in Nederland.”
Ook al zouden christenen en moslims meer gaan samenwerken, desondanks moet er ruimte blijven om „de waarheid” te zeggen, aldus Sebök. „In Australië is onlangs iemand veroordeeld wegens het beledigen van de islam, omdat hij met teksten uit de koran had aangetoond dat de islam vrouwonvriendelijk is. Zo’n veroordeling vind ik bedenkelijk. Er moet ruimte blijven om te zeggen dat het christendom de enige ware religie is. Alleen zullen we dat in gesprekken met moslims met liefde en diplomatiek onder woorden moeten brengen. Niet kwetsend. Ik weet dat het snel genoeg uitlekt hoe christenen ten diepste over moslims denken, maar dat geldt andersom ook. Wij weten hoe moslims ten diepste over christenen denken, maar dat zullen ze, als het goed is, met andere woorden in ons gezicht zeggen.”
Tik meekrijgen
De door ds. Visscher bepleite werkafspraken zouden bijvoorbeeld gemaakt kunnen worden op onderwijsgebied. Christenen willen eigen scholen, moslims ook. H. Vos, directeur van de reformatorische scholenorganisatie VGS, komt zijn collega’s van de Islamitische Scholen Besturen Organisatie (ISBO) af en toe tegen. „Na de moord op Theo van Gogh hebben we beide een verklaring van de gezamenlijke onderwijsorganisaties ondertekend, waarin werd opgeroepen tot verdraagzaamheid. Die oproep heeft in verschillende kranten gestaan. Soms zien we elkaar tijdens een overlegvergadering met het ministerie van Onderwijs of in een discussieforum. We gaan vriendelijk met elkaar om en hebben een aantal gedeelde belangen. De VGS én de ISBO komen beide op voor het recht op eigen scholen. We doen dat voor onze eigen achterban. Daar lopen parallellen, maar dat is nog iets anders dan samen een front tegen de seculiere hoofdstroom vormen. Daar ben ik toch een beetje huiverig voor.”
Vos legt uit waarom. „De islamitische scholen in ons land worden sterk gestigmatiseerd. Ze zouden zo’n beetje synoniem zijn voor haat, geweld en onverdraagzaamheid. Geheel ten onrechte. Deze zaken zijn bij hen geen regel, maar uitzondering. Een kleine groep radicale moslims komt steeds in de publiciteit en stempelt het beeld. Dat betreur ik. Toch ben ik bang dat reformatorische scholen er een tik van meekrijgen als ze zich nadrukkelijk gaan manifesteren samen met islamitische scholen. Het is al eerder gebeurd dat er in de publieke opinie werd gesproken over de ayatollahs van de Veluwe. Dat soort verkeerde beeldvorming moeten we op geen enkele manier aanwakkeren.”
Niettemin acht Vos het mogelijk dat VGS en ISBO samen hun handtekening onder een officieel document zetten. „Bijvoorbeeld onder een reactie richting de politiek als er weer een aanval op de vrijheid van onderwijs wordt gedaan.” In gezamenlijke werkafspraken ziet hij op dit moment weinig. „Dan moet je eerst concrete onderwerpen hebben. Dan kun je afspreken: Jullie doen dit, wij dat. Ik kan zo’n onderwerp niet zo gauw bedenken.”
Herkenning is er wel, bekent Vos. „Net als moslims worden wij als reformatorische christenen vaak in een hoek gedrukt waar we niet graag zitten. De hoek waar de klappen vallen. Het gaat me echter te ver om daar de conclusie uit te trekken dat we in elkaars armen worden gedreven. Dat klinkt mij te veel als een noodlot. Als we elkaar tegenkomen, vind ik dat we samenwerking niet uit de weg hoeven te gaan. We zouden daar als reformatorische gezindte best wat actiever in kunnen zijn.”
Buffer
Prominenten binnen de moslimwereld reageren positief op het pleidooi van ds. Visscher. „De maatschappelijke druk richt zich nu voornamelijk op moslims. Ik denk dat christenen en ook joden de situatie eens goed zouden moeten analyseren. Als ze dat doen, zullen ze zien dat moslims op dit moment de buffer vormen tussen seculieren en hen. Wij staan nu aan de frontlinie, maar als het probleem van de moslims de wereld uit is, zijn zij de volgenden”, zegt Nabil Marmouch, voorzitter van de Nederlandse tak van de Arabisch Europese Liga (AEL). De Belgische afdeling kwam vorig jaar veelvuldig in het nieuws vanwege de radicale toon van haar omstreden voorzitter, Abou Jahjah.
Marmouch vindt dat de banden tussen verschillende religieuze groeperingen in Nederland strakker aangehaald moeten worden. „Het gaat erom het spirituele element in de maatschappij vast te houden. Daar zijn zowel moslims als christenen bij gebaat.”
Zelfs op theologisch gebied zijn er de nodige raakvlakken, denkt de moslimleider. „Vaak zijn dat minder positieve raakvlakken, zoals bepaalde religieuze teksten over homoseksuelen of de positie van vrouwen. Ik denk dat iedere religieuze gemeenschap te maken heeft met aanvallen op die gebieden, waarbij teksten uit hun verband worden gerukt.”
Marmouch erkent dat ook onder moslims niet iedereen blij is met toenaderingspogingen in de richting van andere religies, omdat de uniciteit van de islam dat voor hen niet toestaat. „Dat zijn echter maar kleine groepen”, zegt hij. „Bovendien denk ik dat de uniciteit van je geloof helemaal niet bedreigd hoeft te worden door op maatschappelijk terrein samen te werken. Als moslim heb ik in elk geval een groot vertrouwen in mijn eigen ideologische en theologische onderbouwing. Die komt echt niet in gevaar door samenwerking. Ik zie dat argument een beetje als excuus om niet samen te hoeven werken.”
Rustdag
Dezelfde argumenten klinken uit meer gematigde moslimhoek bij monde van Ayhan Tonca, voorzitter van het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO). „Volgens mij is het duidelijk dat geloof steeds meer naar het privé-domein wordt verbannen. Ik zeg daarmee niet dat juist religie allesoverheersend moet worden, maar wel dat er ruimte moet zijn voor religie in een seculiere samenleving. Die ruimte wordt steeds minder. Dat merk je bijvoorbeeld aan de zondag, die als rustdag wordt verdrongen. Of aan de discussie over godslastering. De seculiere moraal wordt een moraal die zelf geen ruimte meer biedt aan andersdenkenden in plaats van andersom.”
Voor Tonca staat voorop dat in een seculiere samenleving alle godsdiensten „gelijk behandeld worden.” Dat geldt ook voor de gelovigen zelf: ze moeten elkaar niet gaan bevechten op waarheid. Volgens de voorzitter van het CMO hoeft dat een waarheidsclaim desondanks niet in de weg te staan. „Je mag best geloven dat jouw religie de waarheid is, maar we moeten tegelijkertijd anderen ruimte bieden voor hun geloof.”
Voor het door ds. Visscher bepleite breed strategisch beraad is het volgens Tonca en Marmouch hoog tijd. „Religie mag niet langer geridiculiseerd worden”, vindt Marmouch van de AEL. „Wat mij opvalt, is dat niet alleen moslims in de verdrukking zitten, maar dat christenen net zo goed verlegen zijn of zich zelfs schamen voor het feit dat ze op zondag naar de kerk gaan. Het godsbesef in deze samenleving wordt belachelijk gemaakt. Door zij aan zij samen te werken, kunnen we daar iets tegenover zetten.”
Tien punten
Ook vanuit joodse hoek klinken weinig bezwaren tegen een interreligieuze samenwerking op maatschappelijk gebied. „Dat zal tijd worden”, verzucht de Amsterdamse rabbijn R. Evers als hij hoort van het idee voor een breed strategisch beraad. „We kunnen bijvoorbeeld tien punten opstellen die we gezamenlijk belangrijk vinden”, oppert de rabbijn. „Voor zo veel mensen in de Nederlandse samenleving vormt religie de essentie van hun bestaan. Waarom mogen religieuzen niet opkomen voor hun belangen? Dat gebeurt nu veel te weinig, en dat ligt ook aan de religieuzen zelf. Ze komen veel te weinig op voor hun rechten.”
Evers denkt niet dat de verschillende geloofsinhouden bedreigd worden door een dergelijke samenwerking. „Je moet natuurlijk wel heel duidelijk grenzen stellen. Het gaat hier over praktische punten waar we het met z’n allen over eens kunnen zijn. Aan de uniciteit van het geloof moet je niet willen komen.”
De rabbijn denkt dat een gemeenschappelijk beraad nu meer dan ooit nodig is. „Er zijn nooit zo veel atheïsten in Nederland geweest als nu. Overigens was er altijd al sprake van een seculiere meerderheid, maar nu krijgt het wat scherpere kantjes. En dat merk je op allerlei manieren. Alles waar religie voor staat, van het standpunt tegen abortus tot en met het onderhouden van een speciale rustdag, is aan marginalisering onderhevig.”