Laagbetaalde arbeidsmigranten kampen veel vaker dan Nederlandse werkenden met mentale klachten. Dat komt naar voren uit een enquête die het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft laten houden onder enkele duizenden mensen, voor het merendeel afkomstig uit Oost-Europese EU-lidstaten. Verantwoordelijk minister Eddy van Hijum noemt de aantallen „schrikbarend hoog”.
De oorzaken worden uit deze enquête niet direct duidelijk, maar de onderzoekers halen eerdere studies aan waarin daar wel beter naar gekeken is. Zo zijn de woon- en werkomstandigheden van negatieve invloed op de mentale gezondheid van arbeidsmigranten. Bijvoorbeeld de flexibiliteit die van hen wordt verwacht in waar zij werken, wanneer en hoelang, zorgt voor stress.
Andere factoren zijn de financiële situatie en angst om werkloos te worden. Ook is er door lange werkdagen vaak weinig ruimte voor sociale contacten en ontspanning. Verder spelen discriminatie, cultuurverschillen, taalbarrières en het gemis van familie en vrienden mogelijk een rol.
Het merendeel van de arbeidsmigranten ervaart desondanks een goede gezondheid. Ook over hun werk en de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden oordelen de meesten positief. Maar op al deze terreinen blijft de tevredenheid wel achter bij het Nederlandse gemiddelde, en ook bij werkenden met een Turkse, Marokkaanse of Antilliaanse migratieachtergrond.
Het is volgens Van Hijum de eerste keer dat op deze schaal gevraagd is naar de ervaringen van arbeidsmigranten in Nederland. De komende jaren wordt het onderzoek een paar keer herhaald. „Met de volgende meting in 2026 wordt er hopelijk een verbetering in de positie ervaren door arbeidsmigranten”, schrijft de bewindsman aan de Tweede Kamer. „Arbeidsmigranten zijn en voelen zich nog te vaak tweederangsburgers in Nederland.”