Bij de overheid is sprake van „overbeloven en onderpresteren”. Die harde conclusie trekt Thom de Graaf, de voorzitter van de Raad van State.
Dat schaadt volgens hem het vertrouwen van de burger. Die heeft niets aan een overheid die geen keuzes maakt en met alle winden meewaait. De Raad van State waarschuwt voor een politiek die vooral druk is met het afgeven van onhaalbare beloftes.
Met klem dringt De Graaf er bij de overheid op aan om scherpe en realistische keuzes te maken. „En kiezen betekent ook onomwonden zeggen dat je iets niet kunt of wilt doen. Dat schept duidelijkheid en wekt vertrouwen.”
Het probleem is volgens de Raad van State ook dat de bevolking wordt zoetgehouden met beloftes die de regering niet kan waarmaken. Daarnaast is de regering te veel geneigd om een probleem voortdurend vooruit te schuiven. Daar neemt volgens De Graaf de burger niet langer genoegen mee.
De conclusies van de Raad worden bevestigd door het rapport, deze week, van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daaruit blijkt dat 60 procent van de Nederlanders geen vertrouwen (meer) heeft in de politiek. Dat is een onrustbarend hoog percentage.
Voorbeelden dat de regering soms talmt, soms dingen op de lange baan schuift en soms beloftes doet die niet (kunnen) worden nagekomen, zijn er genoeg. Denk aan het stikstofdossier, denk aan de aardgasschade. Maar vergeet ook niet de beloftes aan ouders die getroffen zijn door de toeslagenaffaire. Zij zouden snel geholpen worden. Inmiddels is wel duidelijk dat de kinderen van die ouders zelf bijna opa en oma zullen zijn als het laatste dossier is afgehandeld. Rutte heeft inmiddels naam gemaakt als de premier die mooie en begripvolle woorden spreekt, maar geen boter bij de vis levert.
De Raad van State zegt ook dat de burger te veel van de overheid verwacht. Dat wordt gevoed door alle beloftes. Maar de burger moet meer beseffen dat de overheid niet alles kan oplossen, zegt De Graaf.
Toch wordt er ook nog een punt over het hoofd gezien. Er zijn ook terreinen waar de overheid tijd en energie zou kunnen winnen. Zij heeft de neiging om, vaak vanuit ideologische motieven, zich te bemoeien met zaken meer behorend tot de persoonlijke levenssfeer van de burger. Dat geldt vooral daar waar het gaat om de vorming van kinderen en beïnvloeding van de opvattingen van mensen.
Hoeveel tijd en geld zou het de overheid opleveren als die zich minder nadrukkelijk zou bemoeien met opvattingen over lhbti-emancipatie? Of met de acceptatie van progressieve ideeën rond de genderproblematiek? De opstelling van de overheid op dat punt draagt ook niet bij aan het vertrouwen bij de burger, met name niet bij die groepen waar gehoorzaamheid aan en vertrouwen in de overheid als het ware in de genen zit.