Grensvervagingen roepen op tot bezinning
In de Kunsthal in Rotterdam is momenteel een tentoonstelling te zien met de titel ”Metamorphosis”. Deze bestaat uit sculpturen van Patricia Piccinini die hybride wezens voorstellen. Meestal zijn het wezens tussen mens en dier in.
Als je erdoorheen loopt, denk je in eerste instantie die wezens wel te herkennen aan hun menselijke of dierlijke eigenschappen. Maar als je beter kijkt, zie je dat ze zowel menselijke als dierlijke kenmerken hebben. Dat roept meteen juist een gevoel van vervreemding in plaats van herkenning op. Zo ligt er een baby met varkensoren en een varkensstaart, maar wel met menselijke armen en benen. Veel van de wezens lijken op mensen, maar zijn veel hariger. Er zijn ook wezens die half menselijk, half technologisch zijn. Voor die laatste wordt wel de term ”cyborg” gebruikt. In sciencefictionromans en -films zijn daar diverse voorbeelden van te vinden. Ik citeer de beeldhouwster uit de folder bij de tentoonstelling: „We moeten een nieuwe manier vinden om na te denken over de natuur waarvan wij –zoals we nu zijn– onderdeel uitmaken, maar die er niet alleen voor ons is.” Op zich past die gedachte prima bij een christelijke wereld- en mensbeschouwing. Maar de vertaling ervan in grensvervagingen met deze tentoonstelling roept wel veel vragen op. En in mijn geval sterke emoties.
Computerkunst
Er zijn meer voorbeelden van dit soort grensvervagingen die in de kunst worden vormgegeven. In het CODA-museum in Apeldoorn loopt op dit moment een tentoonstelling getiteld ”Behind the Screens”. Deze is helemaal gewijd aan grensvervaging tussen mens en machine. In de tentoonstelling vervaagt de grens tussen menselijke creativiteit en de (ogenschijnlijke) creativiteit van computers. Soms is nauwelijks te onderscheiden wie het kunstwerk gemaakt heeft. Uiteindelijk zit er natuurlijk achter elk door een computer voortgebracht kunstwerk de creativiteit van de kunstenaar die de computer geprogrammeerd heeft. Maar die creativiteit blijft uit beeld en wat zichtbaar is, lijkt een hybride kunstwerk, net als de hybride wezens in Rotterdam.
Een ander voorbeeld van kunst die grensvervaging weergeeft, staat in Leiden. In de Lakenhal is een tentoonstelling getiteld ”Intuïtie verbeeld”, waarin eveneens de grens tussen mens en technologie poreus gemaakt wordt. In het kunstwerk ”Mother and child” van Bram Ellens bijvoorbeeld worden aan robots menselijke waarden toegedicht. Een grote robotarm beweegt om haar ‘kind’ te beschermen en te koesteren. Daarvoor deed Ellens uitgebreid onderzoek naar hoe moeders zich gedragen ten opzichte van hun (pasgeboren) kindje.
Het is niet toevallig dat technologie een belangrijke rol speelt in deze grensvervagingen. Nieuwe technologische ontwikkelingen zorgen steeds vaker voor grensvervagingen. Het Rathenau Instituut in Den Haag publiceerde in 2009 al een rapport met als titel ”Leven als bouwpakket”. Het gaat met name in op de vraag wat de consequentie van grensvervagingen is voor morele oordeelsvorming. Traditioneel konden we onderscheid maken tussen mens en robot en op basis daarvan vaststellen dat de mens meer beschermwaardig is dan de robot. Maar hoe zit het met de beschermwaardigheid van een cyborg als tussenvorm? Vroeger maakten we onderscheid tussen gezond en ziek en je ging alleen naar de dokter als je ziek was of om te voorkomen dat je het werd. Ziekte was in dat schema ongewenst en gezondheid gewenst. Maar nu komen er mogelijkheden om de mens eigenschappen te geven die hij van nature niet heeft, zoals het kunnen zien van infrarood licht. Zijn mensen die straks die eigenschap niet hebben omdat ze dat niet wilden, nu gezond of ziek? In de synthetische biologie wordt gewerkt aan het maken van een levende cel uit niet-levend materiaal. De titel van het rapport is aan dit voorbeeld van grensvervaging ontleend. Want is er dan nog wel een duidelijke grens tussen leven en niet-leven? Wat voor gevolgen heeft dat voor de beoordeling van beschermwaardigheid van leven?
Niet in dit rapport vermeld, maar wel een belangrijk voorbeeld van technologische grensvervaging, is dat tussen menselijke en kunstmatige intelligentie. Velen menen dat de mens principieel niet anders is dan een robot, omdat de intelligentie van beiden bestaat uit software die op hardware draait. Moet een robot dan ook rechten krijgen en als burger worden beschouwd? In Saudi-Arabië is in 2017 aan de robot Sophia al burgerschap toegekend. Robots worden in toenemende mate ingezet in de zorg als vervangers van menselijke verplegenden. Door die robots menselijke trekken te geven wordt de suggestie gewekt dat zij op eenzelfde manier liefde en zorg kunnen geven als een mens dat kan.
Unheimisch
Hoe hebben we nu vanuit de Schrift aan te kijken tegen deze grensvervagende ontwikkelingen? Enerzijds ligt het erg eenvoudig. Bijbels gezien is een mens principieel verschillend van zowel dieren als robots. De mens is een uniek schepsel waarmee God een speciale bedoeling heeft. Alle grensvervagingen zijn in dat perspectief schijn en geen werkelijkheid. Dat geldt eveneens voor de vermeende grensvervaging tussen leven en niet-leven. De Heere geeft leven en niet de mens. Wat er uit de synthetische biologie voortkomt, zal misschien veel lijken op leven, zoals kunstmatige intelligentie op den duur bijna niet te onderscheiden zal zijn van menselijke intelligentie, maar er blijft een principiële grens tussen die beide. Intuïtief voelen we die grens aan als we door een tentoonstelling als ”Metamorphosis” lopen en een sterk ”unheimisch” gevoel krijgen, alsof er iets niet klopt.
De grenzen tussen mens en machine en tussen leven en niet-leven moeten bepalend blijven voor onze morele beoordeling van beschermwaardigheid. Eenvoudig als dat lijkt, wordt het complex wanneer steeds meer mensen ervan overtuigd raken dat er werkelijk sprake is van grensvervagingen. Op den duur zal een Bijbels wereldbeeld nog de enige aanleiding zijn om vast te houden aan het bestaan van de grenzen omdat we de schijn steeds meer tegen hebben. Wie dat Bijbels wereldbeeld niet deelt, zal geen aanleiding meer zien om aan de grensvervaging te twijfelen. Dat zal ongetwijfeld doorwerken in morele oordeelsvorming en op den duur ook wetgeving. We gaan wat dat betreft nog spannende tijden tegemoet. Des te belangrijker is het ons voortdurend te bezinnen op de inhoud en betekenis van een Bijbels mens- en wereldbeeld voor de christelijke ethiek.
De auteur is hoogleraar christelijke filosofie aan de Technische Universiteit Delft.