Onvrede met polarisatie is begrijpelijk, omdat velen graag een stil en gerust leven leiden, zonder spanningen. Maar gaan zulke mensen niet te gemakkelijk voorbij aan allerlei negatieve ontwikkelingen?
Tegenover de roep om polarisatie tegen te gaan, sta ik zelf nogal ambivalent. Natuurlijk moeten verschillen tussen groepen niet groter gemaakt worden dan ze zijn. Soms is polarisatie echter niet veel meer dan aandacht vragen voor maatschappelijke problemen.
Wanneer we polarisatie menen waar te nemen, moeten we ons minstens drie dingen afvragen: Welk probleem ligt eraan ten grondslag? Wat is de beste manier om het probleem onder de aandacht te brengen? Wat kunnen we eraan doen om het op te lossen?
Grenzen
Kritiek op de genderideologie wordt door progressief Nederland polariserend gevonden. Hetzelfde geldt voor kritiek op het coronabeleid, de toenemende immigratie, het klimaatbeleid. Dat die kritiek polariserend zou zijn, is echter geen valide argument tegen die kritiek. De meesten van ons zijn het er wel over eens dat de huidige genderideologie een regelrechte aanval is op Gods scheppingsordeningen en het gezin als hoeksteen van de samenleving.
Over het coronabeleid werd in de gereformeerde gezindte verschillend gedacht. Kritiek daarop mogen we niet al bij voorbaat afdoen als ”ondermijning” van het gezag dat van Godswege over ons gesteld is. We hebben de overheid te gehoorzamen, tenzij die de haar gestelde grenzen overschrijdt. Dat doet ze wanneer ze zich mengt in het wetenschappelijke debat, zich bemoeit met kerkelijke aangelegenheden, ons verhindert onze kinderen naar eer en geweten op te voeden of onze lichamelijke integriteit aantast.
Kritiek op immigratie zou discriminerend zijn of zelfs getuigen van ”racisme”. Daarvan kan soms sprake zijn. Toch zijn er goede redenen om harde kritiek te leveren op het immigratiebeleid. Te weinig wordt erbij stilgestaan dat de komst van vooral niet-westerse migranten geleid heeft tot afnemende sociale cohesie in bepaalde achterstandswijken. Bovendien onderscheiden grote groepen migranten zich van de rest van de samenleving door ernstige vormen van racisme of antisemitisme.
Kritiek op het klimaatbeleid zou getuigen van minachting voor ”de wetenschap”, omdat die het erover eens is dat het einde van de wereld nadert als wij niet heel snel overschakelen op zogenaamd duurzame energiebronnen. Stellen dat zulke kritiek voortkomt uit onverschilligheid, egoïsme en genotzucht is onnodig polariserend. Politieke oplossingen moeten nu eenmaal haalbaar en betaalbaar zijn. De energietransitie leidt nu al tot zulke hoge belastingen en prijzen, dat steeds meer mensen hun energierekening niet langer kunnen betalen. Overigens gaan wij de klimaatverandering echt niet tegenhouden.
Revolutiegeest
Kritiek op instanties die voor genoemde problemen een oplossing hebben, wordt ook in de gereformeerde gezindte nogal eens afgedaan als ”complotdenken”. Maar Groen van Prinsterer waarschuwde ons al voor de moderne revolutiegeest, waarin alle bestaande structuren die hun waarde hebben bewezen worden gezien als een obstakel op weg naar een ”hemel op aarde”.
Zo’n revolutiegeest zou altijd en overal eindigen in terreur en totalitarisme, meende Groen stellig. Hij zag dat in het streven naar vrijheid, gelijkheid en solidariteit van de Franse Revolutie en in het bewind van Napoleon. Groens volgelingen zagen het bewaarheid in het streven naar radicale gelijkheid van de Russische Revolutie en het stalinisme. Het was ook zichtbaar in nazi-Duitsland. Zou het met de naar universele gelijkheid en solidariteit strevende Great Reset en haar utopische Duurzame Ontwikkelingsdoelen anders zijn?
Spaanse gezag
Is deze problematisering van de dominante politieke richting onterecht of zelfs onchristelijk en een uiting van ”valse profetie”? Critici in de gereformeerde gezindte gebruiken deze kwalificaties nog wel eens. Bijvoorbeeld dr. C.S.L. Janse in het artikel ”Christelijke politiek heeft christelijke partij nodig” (RD 18-2). Dat het vooral niet-kerkelijke christenen zijn die leiding geven aan niet-christelijke partijen in Nederland en Europa kan hiervoor toch geen doorslaggevend argument zijn? Bovendien zijn er veel christenen die de huidige politiek met zulke kwalificaties duiden.
Maakt de politieke stijl van deze (niet-)christenen hun kritiek ”onchristelijk”? Christenen moeten een ”zoutend zout” zijn, ook in de politiek. Mogen we dan niet ”bijten”, ”rebelleren” of ons keren tegen gezagsstructuren, wanneer dat nodig is? Zie voor zo’n pleidooi bijvoorbeeld het artikel ”Christenen zijn zoutend present maar bijten niet” van drs. Jan Kloosterman (RD 18-2).
Voor mensen die actief (geweest) zijn binnen verzuilde organisaties die nog altijd de ruimte krijgen om aan hun roeping in deze wereld gestalte te geven, kan ik me genoemde reacties wel voorstellen. Zij hebben belang bij een ”stil en gerust leven”.
Tegelijk moeten we ons ernstig afvragen of er daarnaast ook niet alle reden is om af en toe stevig te ageren, bijtende kritiek te leveren of zelfs te rebelleren? Hebben we onze onafhankelijkheid als natie niet mede te danken aan (niet-)christenen die streden tegen het Spaanse gezag? Lange tijd dachten sommigen in de gereformeerde gezindte dat we zelfs tegen Hitlers bewind, als zijnde het toenmalige gezag, niet mochten rebelleren. Maar langzaam groeide toch het besef dat die benadering niet was vol te houden. Ook nu kun je denken dat het wel meevalt of dat de politieke ontwikkelingen ons misschien tot een oordeel zijn. Maar mogen wij daartegen dan niet in opstand komen?
Gezond verstand
Laten we (niet-)christenen die waarschuwen tegen een politiek die volgens hen getuigt van de revolutiegeest niet te snel als ”valse profeten” wegzetten. Dat overkwam ook Groen en Alexis de Tocqueville, een van Groens belangrijkste inspiratiebronnen. Hun profetische overtuiging dat revolutie per definitie eindigt in terreur en totalitarisme gold echter niet alleen de twintigste eeuw. Ze is nog steeds zeer actueel.
Laten we daarom waakzaam zijn en niet vergeten met hoeveel bloed, zweet en tranen onze vrijheid gekocht is. En als we geroepen zijn om kritiek te leveren op hen die deze vrijheid met voeten treden en om op te komen voor hen die door het overheidsbeleid aan de bedelstaf raken, mogen we niet lijdzaam toezien.
Laten wij als christenen niet achterblijven bij hen die op basis van hun cultuurchristelijk geweten en gezond verstand concluderen dat de revolutiegeest die de politiek in haar greep heeft van een krachtig weerwoord moet worden voorzien. Zulke polarisatie is broodnodig.
De auteur is historicus, godsdienstwetenschapper, senior onderzoeker aan het Renaissance Instituut in Amsterdam en namens Forum voor Democratie kandidaat voor Provinciale Staten in Zuid-Holland.