Apocriefe boeken: nuttig, maar niet om het geloof te bevestigen
Apocriefe boeken kunnen wel onderwijzen, maar ze kunnen de christelijke leer niet bevestigen. Toch heeft de kerk ze altijd hoog gehouden. Calvijn noemde het boek Jezus Sirach een boek vol wijsheid. Wat zijn de apocriefe boeken? Ze zijn recent opnieuw in het Nederlands uitgegeven.
Een boek over Ezra, wijsheden van Salomo, een toevoeging aan het Bijbelboek Esther, het gebed van koning Manasse. Zo op het eerste gezicht klinken de namen van de apocriefe boeken vertrouwd.
Toch besloot de Synode van Dordrecht van 1618/1619 bij de vertaling ervan een ernstige „waarschuwing aan de lezer” te plaatsen. Waarom wees de synode de boeken toch af? De Bijbelboeken van het Oude Testament hebben vier kenmerken waaraan ze allemaal voldoen: ze zijn geschreven door een profeet, in het Hebreeuws, erkend door de Joden en er staan geen dingen in die strijdig zijn met de „Goddelijke waarheid”. De apocriefe boeken voldoen echter niet aan deze vier punten, zo concludeerde de synode.
Fabel
De schrijvers van de waarschuwing sommen daarna voorbeelden op waaruit blijkt dat een apocrief boek niet als canoniek, Bijbelgetrouw kan worden erkend. In het boek Tobit (Tobias) zien zij verhalen die de vertalers als „fabelen” betitelen. Judith misbruikt Gods Naam en pleegt meineed; dat kan geen voorbeeld zijn, stelt de waarschuwing. In het boek Jezus Sirach staan diverse zaken die strijden met wat de Bijbelboeken, de canonieke, zeggen.
Na de uitvoerige opsomming concludeert de synode dat de boeken „geen Canonieke, maar Apocriefe schriften zijn, die derhalve niet openlijk in de gemeente behoren gelezen te worden, en waaruit, als zijnde menselijke schriften, geen bewijsredenen mogen worden genomen om enig artikel des geloofs te bevestigen, daar ons geloof gebouwd moet worden op het fundament der profeten en der apostelen, Efeze 2:20.”
Zijn ze dan helemaal nutteloos? Nee, omdat „enige goede spreuken, vermaningen, en voorbeelden gevonden worden, zo is het niet geheel ondienstig, dat zij persoonlijk soms ook gelezen worden”.
In oude Statenbijbels zijn de apocriefe boeken na Openbaring opgenomen. De Synode van Dordrecht besloot daar niet geheel van harte toe, maar omdat geen van de andere buitenlandse „gereformeerde Kerken” ze had weggelaten uit de Bijbel. En ook omdat weglaten tot „grote opspraak en vele lasteringen” zou leiden, „is goedgevonden, dat ze, van nieuws overgezet zijnde, wel in de Bijbel zouden gelaten worden”, maar wel achterin.
Het zijn woorden die lijken op die in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 6: „De Apocriefe boeken kan de Kerk wel lezen en daaruit ook onderwijzingen nemen, voor zoveel als zij overeenkomen met de Kanonieke boeken; maar zij hebben niet die kracht en vermogen dat men daardoor enig getuigenis van de stukken des geloofs of der Christelijke religie zou kunnen bevestigen.”
Kunst
De apocriefe boeken hebben de eeuwen door wel een erkende plaats gekregen. Luther neemt ze op in zijn Bijbelvertaling. Johannes Calvijn haalt het boek Jezus Sirach regelmatig instemmend aan.
Ook kunstenaars lieten zich inspireren door gebeurtenissen uit de apocriefe boeken. Rembrandt van Rijn schilderde de geschiedenis van Tobit en ook andere meesters verbeeldden de engel Rafaël. De componist Händel schreef muziekstukken over Susanna en Judas Makkabeüs. De melodie van de triomfmars uit het laatste oratorium kreeg breed bekendheid als melodie van het opstandingslied ”U zij de glorie”. Mozart schreef het libretto La Betulia Liberata naar aanleiding van Judiths verhaal. En zo zijn er meer voorbeelden.
Dat de apocriefe boeken tot op de dag van vandaag studieonderwerp zijn, blijkt nu ook uit de heruitgave ervan bij Den Hertog. De Houtense uitgever bracht in 2001 en 2004 ook een editie op de markt. Nu, bijna twintig jaar later, volgt een derde druk. Wel in een nieuw jasje: niet op het formaat van de driedelige Statenvertalinguitgave, maar in een grijze band van wat kleinere afmetingen. In de uitgave is het oude ”Ten geleide” van de editie van 2001 opgenomen.
Verrijking
Er is „een regelmatig terugkerende vraag” naar de apocriefe boeken, merken ze bij Den Hertog. Dat was aanleiding voor de herdruk. De betekenis van de uitgave ligt er volgens de uitgever in dat het lezen ervan wel degelijk „een verrijking” kan zijn, zo meldt het voorwoord. „Sommige boeken kenmerken zich door oprechte godsvrucht en diepe ernst, terwijl andere een bron van historische informatie zijn. Tussen de jongste boeken van het Oude Testament en de oudste van het Nieuwe Testament liggen enkele eeuwen. In die periode heeft de geestelijke ontwikkeling van het Joodse volk niet stilgestaan. De apocriefe boeken vormen een belangrijke bron om de geschiedenis, en vooral de gedachten, te leren kennen van het Jodendom in de tijd tussen het Oude en Nieuwe Testament. Als zodanig bieden zij ook inzicht in het geestelijk milieu waarin de Heere Jezus en Zijn discipelen geleefd hebben.”
De apocriefe boeken, uitg. Den Hertog, 288 blz., € 26,90
en, bij het Nieuwe Testament.