Bestaat een synoniem eigenlijk wel?
Dom natuurlijk, dat ik de woorden ”nochtans, desniettegenstaande, overmits” in de vorige taalbijdrage aan Caspar Olevianus toeschreef. Hij is de opsteller van het Duitse formulier; Petrus Datheen vertaalde zijn tekst in het Nederlands, en is dus verantwoordelijk voor de genoemde frase. Gelukkig zette Sam Zwemer, promovendus aan de Protestantse Theologische Universiteit, die fout recht op de opiniepagina van afgelopen maandag.

In zijn mooie bijdrage stelt Zwemer dat ”nochtans, desniettegenstaande” geen tautologie is, wat wel mijn gedachte was. Hij geeft vervolgens een best wel ingewikkelde onderbouwing. Na een paar dagen mijmeren meen ik te begrijpen wat hij bedoelt, maar voor de vraag of ik het met hem eens ben, heb ik volgens mij nog een paar dagen extra nodig. Ik blijf ernaar neigen om ”nochtans” en ”desniettegenstaande” als synoniemen te beschouwen.
Nou, ik zal er wel naast zitten. Ik ben –in tegenstelling tot wat sommigen denken– ook geen neerlandicus. En het staat me eigenlijk tegen om zo technisch naar zo’n inhoudsvolle zin te kijken. Dus ik laat het maar rusten.
Uit sommige reacties op de bijdrage over de frase uit het avondmaalsformulier blijkt trouwens dat er wat onduidelijkheid bestaat over wat een tautologie precies is. Volgens Van Dale is het een woordcombinatie waarin de elementen (vrijwel) hetzelfde uitdrukken. Voorbeelden zijn: vast en zeker, wis en waarachtig, nooit ofte nimmer.
”Wis” gaat over zekerheid, ”waarachtig” over oprechtheid
In die definitie is de toevoeging ”(vrijwel)” wat mij betreft zeer terecht, en de haakjes zouden van mij zelfs weg mogen. Ik denk namelijk dat er (vrijwel) geen twee verschillende woorden zijn die exact dezelfde betekenis hebben. Een docent taalbeheersing zei ooit tegen me: „Synoniemen bestaan strikt genomen niet. Ieder woord heeft namelijk zijn eigen bestaansrecht, ontleend aan zijn eigen betekenis of lading.”
Klopt dat? Is er betekenisverschil tussen ”vast” en ”zeker”? Volgens mij wel. ”Vast” doet denken aan onbeweeglijkheid, ”zeker” aan iets waar geen twijfel over bestaat. ”Wis” gaat over zekerheid, ”waarachtig” over oprechtheid. ”Nooit” gebruik ik vooral als iets op geen enkel moment gebeurt, ”nimmer” als iets in geen enkele omstandigheid gebeurt – of als ik zin heb om archaïsche woorden te gebruiken.
Zo zit er ook een subtiel betekenisverschil tussen ”nochtans” en ”desniettegenstaande”: laatstgenoemde verwijst nog iets nadrukkelijker terug naar wat vooraf gezegd is. Maar dat is dus niet noodzakelijkerwijs een reden om de combinatie niet als een tautologie te beschouwen.
Wacht, ik zou het laten rusten…
Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie. Reageren? chris@rd.nl