Kerkhoven moeten we samen in stand houden; „Ze zijn te waardevol om te laten verslonzen”
Protestantse kerkelijke begraafplaatsen hebben te maken met grote uitdagingen op het gebied van beheer en onderhoud. Meer dan de helft van de beheerders is enigszins tot zeer bezorgd over de toekomst, blijkt uit onderzoek.

Verspreid over het land zijn er ruim 400 protestantse kerkelijke begraafplaatsen, waarvan een relatief groot deel –rond de 30 procent– in Friesland, zegt Jetze Kempenaar. Hij voerde voor VKB Kerkrentmeesters, een vereniging binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN), een onderzoek uit. Aan de enquête, waarvan de uitkomsten de komende tijd naar buiten komen, werkten 160 personen mee, die betrokken zijn bij in totaal bijna 250 kerkhoven.
De onderlinge verschillen zijn groot, stelt Kempenaar vast. „De omvang loopt uiteen van 40 tot 6000 graven. Het gemiddelde ligt rond de 200. Ook als het gaat om de organisatie, tarifering, communicatie en het voeren van de administratie zijn er aanzienlijke verschillen.”
Circa 60 procent van de ondervraagden is enigszins tot zeer bezorgd over de toekomst. Daarbij gaat het onder meer over het onderhoud van begraafplaatsen en een goed financieel beheer.
Kempenaar: „Vaak doen gepensioneerden het werk. Er is onvoldoende zicht op wie dat in de toekomst van hen kan overnemen. Zorgen op het financiële vlak hebben er onder meer mee te maken dat het aantal begrafenissen afneemt door een toename van het aantal crematies. Sommige beheerders redden het financieel maar net.”
Afstoten
„In een beperkt aantal plaatsen wordt gedacht aan het afstoten of sluiten van een kerkelijke begraafplaats. Dan merk je dat de nood echt hoog is”, vult Kees van Tilborg aan, die vanuit de commissie begraafplaatsen van de VKB eveneens bij het onderzoek betrokken was.
„Andere partijen, zoals de burgerlijke overheid of een algemene stichting, staan vaak niet te springen om de zorg voor een kerkelijke begraafplaats over te nemen”, weet Kempenaar. „Het is van belang dat we deze belangrijke cultuurhistorische plekken, letterlijk de tuinen om de kerk, goed in stand houden met elkaar. Ze zijn te belangrijk en te waardevol om ze te laten verslonzen.”
Voor VKB Kerkrentmeesters zijn de uitkomsten van het onderzoek extra reden om te kijken hoe ze het werk van beheerders „maximaal kan ondersteunen”. Kempenaar noemt als voorbeelden het beter toegankelijk maken van relevante informatie, het zo veel mogelijk uniformeren van reglementen en tarieven en het aanbieden van een systeem om de administratieve lasten te verlichten.
„We willen het werk van de beheerders zo gemakkelijk mogelijk maken. Daarin denken we stappen te kunnen zetten. Ook willen we kijken hoe we een betere samenwerking tussen begraafplaatsen onderling kunnen bevorderen, zoals dat ook op andere terreinen van kerkelijk beheer gebeurt.”
Studenten
VKB Kerkrentmeesters gaat zich bezinnen op mogelijkheden om nieuwe groepen vrijwilligers te betrekken bij het werk, waarbij Kempenaar als voorbeeld niet-kerkelijke dorpsgenoten noemt. „Als je in beeld bent bij deze groep, kun je als kerk meteen laten zien dat je een hechte gemeenschap bent, die ook verder iets te bieden heeft.”
VKB-directeur Joost Schelling zou ook graag jongere generaties betrekken bij het onderhoud en beheer van kerkhoven. „Bij een begrafenis worden niet alleen vaak gepensioneerden ingeschakeld als dragers, maar ook studenten. Wie als student zo’n bijbaantje heeft gehad, heeft al affiniteit met wat er op en rond een begraafplaats gebeurt. Het is een interessante vraag hoe je deze categorie ook verder bij dat werk zou kunnen betrekken.”