Wekelijkse meditatie: De heerlijkheid van Jeruzalem
Niet eenieder is het gegeven om een reis naar Israël te maken en Jeruzalem te bezoeken. Maar wie er geweest is, vergeet het heel zijn leven niet meer en raakt er niet over uitgesproken.

Ook in Psalm 48 gaat het over de diepe indruk die Jeruzalem achterlaat op wie de stad gezien heeft. Er wordt gesproken over haar ligging, haar paleizen en haar torens. Jeruzalem is ook de stad van de koningen. Daar staan de voetstappen van David, Salomo en zo veel anderen.
De eigenlijke heerlijkheid van Jeruzalem is echter niet gelegen in haar ligging, haar sterkte of haar paleizen. Haar diepste heerlijkheid is gelegen in haar Hoofdbewoner. God is in haar paleizen. De Heere Zelf woonde er in het heilige der heiligen. Daar kon Hij alleen wonen te midden van Zijn zondige volk vanwege de offers die gebracht werden. Omdat God in Jeruzalems paleizen was, waren daar ook vrede en bescherming.
Niet iedereen kan een reis naar het aardse Jeruzalem maken. Wel komt het er voor iedereen op aan om door genade te mogen weten een inwoner te zijn van het hemelse Jeruzalem. Voor een kind van de Heere geldt wat wij lezen in Hebreeën 12:22-24: „Maar gij zijt gekomen tot de berg Sion en de stad des levenden Gods, tot het hemelse Jeruzalem (…). En tot de Middelaar des Nieuwen Testaments, Jezus.” Er staat niet dat zij er zullen komen, hoe waar dat op zichzelf ook is. Er staat echter „gij zijt gekomen”. Dat is nu al werkelijkheid. Omdat Christus als het Hoofd van Zijn Kerk in de hemel is, zijn de Zijnen met Hem mede gezet in de hemel. Al zijn zij nog op de aarde, hun wandel is al in de hemelen.
Op welke wijze zal een zondig mens de stad des levenden Gods echter kunnen binnentreden? Is dat uw levensvraag al geworden? Hebben wij al gezien dat er geen mogelijkheid voor ons is om binnen te gaan? De poorten van deze stad zijn namelijk poorten der gerechtigheid. Alleen door het geloof in Christus en op grond van Zijn offerande is er toegang. Alleen voor hen die aan hun schuld en zonde ontdekt zijn en Hem te voet zijn gevallen Die het zegt: „Klopt en u zal worden opengedaan.”
Door zijn vergoten bloed is er een verse en levende weg gebaand tot het Vaderhuis
Daarom is het zo’n eeuwig wonder dat Hij die stad is uitgegaan om buiten de legerplaats smaadheid te dragen. Door Zijn vergoten bloed en door Zijn sterven is er een verse en levende weg gebaand tot het Vaderhuis. Waar Hij Zich openbaarde aan uw ziel mag u niet alleen weten van een vrije toegang tot die stad, maar valt u ook onder de bescherming van de Koning van die stad.
De bescherming van die stad is dus niet gelegen in haar torens, maar de Heere Zelf is er een hoog Vertrek voor de Zijnen. Wie in die stad woont, mag weten van een onoverwinbare hemelwacht en het wakend oog van Hem Die het zegt: „Ik zal voor ulieden strijden en gij zult stil zijn”. Wie daar woont, hoeft ook het stervensuur niet te vrezen, want Psalm 48 eindigt met de woorden: „Want deze God is onze God, eeuwiglijk en altoos; Hij zal ons geleiden tot de dood toe”.
Wonen u en jij in deze stad? Dan zult u daar ook eenmaal bij mogen zijn als het nieuwe Jeruzalem uit de hemel zal nederdalen en de volken die zalig worden in haar licht zullen wandelen. Het beste komt nog.