Marinier Ivan tuurt door zijn ultramoderne Swarovski-kijker naar twee zwaarbewapende talibanstrijders. De elitemilitair bevindt zich op minder dan 200 meter afstand van de Afghanen. Onzichtbaar. Een infiltratieoperatie, ver achter de vijandelijke linies. „Er zit een vogeltje op mijn loop.”
Cursisten voor de elite-eenheid van het Korps Mariniers, de Maritime Special Operations Forces (Marsof), krijgen tijdens deze oefening de opdracht om 48 uur lang –ongezien en onafgebroken– inlichtingen te verzamelen over de rechterhand van moellah Omar, de grote talibanleider uit Pakistan.
De terrorist verschuilt zich in een boogtent op een heideveld, onder de rook van Ede. „Ik zie twee gewapende mannen met tulband”, rapporteert Ivan. „Eén met een AK-47, de ander met een RPG-raketwerper.” De mariniers zenden foto’s van elke verdachte beweging door naar Zero, het basiskamp van de geheime operatie, ergens in Nederland. „Ze gaan nu bidden.”
Loodzwaar
Het T-squadron van Marsof stoomt mariniers, na een loodzware selectie, klaar tot ”special forces”. De opleiding bestaat uit drie onderdelen: groen, grijs, blauw – natuur, stad en water. Het eerste onderdeel –groen– is de negen weken durende SOP-fase, de Standard Operation Procedures.
„We leren hun daarbij de basisvaardigheden aan”, legt instructeur Gerwin uit. De aanpak is gebaseerd op eenvoud, geheimhouding, verrassing, snelheid en doelmatigheid. „De standaard-”drills” moeten een tweede natuur van een operator worden, zodat hij z’n aandacht volledig kan richten op zijn missie.” De Marsof’ers worden aanvankelijk sterk gestuurd. Naarmate de opleiding vordert, trekken de instructeurs zich steeds verder terug. Uiteindelijk opereren de teams geheel zelfstandig.
De Marsof-cursisten krijgen les in verkenning, navigatie en medische verzorging, werken op hoogte, afdalen uit een heli en het afvoeren van gewonden. Schieten met losse flodders in Nederland, schieten met scherp op de Truppenübungsplatz in Wildflecken, in de Duitse deelstaat Beieren.
Het tempo tijdens de training is moordend. Ook voor de instructeurs is het intensief. „We draaien dagen van achttien uur”, vertelt T-squadroncommandant Douwe. Weinig mankracht, veel werk. „Bizar. De opleiding is vol te houden dankzij de inzet, betrokkenheid en loyaliteit van onze instructeurs.”
Nieuw-Milligen, een gehucht op de Veluwe. De elite-eenheid in opleiding bereidt zich in de Forward Operation Base, een kaal leslokaaltje op Kamp Nieuw-Milligen, minutieus voor op de geheime operatie. „’s Nachts verplaatsen, overdag niet bewegen.”
De wanden zijn behangen met strategische en tactische informatie. Top secret. Teamleider Huub praat zijn collega’s bij over het dreigingsbeeld. „De taliban tellen hier 400 hardcore strijders en 1000 matige.” Hun wapentuig varieert van klein kaliber tot raketten. „Het moreel is hoog.”
De special forces spreken de operatie tot in de kleinste details door. Neerslag, temperatuur, zicht – tot en met de baan van de maan. Check. „Let op, gents. Maanlicht schijnt vannacht precies in ons gezicht. Camoufleer je goed. Plak kijkers en camera’s af. Elke schittering kan fataal zijn.”
De gezichten staan strak. Oorlog is geen kinderspel. Sergeant Joey instrueert collega’s daarom over medische calamiteiten. Kort en krachtig. „Voor ernstige gewonden vraag ik asap een medevac aan bij de rotary wing.” Vertaald: ”as soon as possible”, zo snel mogelijk, een medische evacuatie per heli. De mariniers verblikken of verblozen niet. „Je weet dat je in gevaarlijk gebied kunt worden ingezet”, reageert cursist Gerwin, met dezelfde naam als de instructeur. „Maar daar trainen we ook voor. We gaan niet onvoorbereid de poort uit.”
De nacht valt. De mannen staan op scherp. Slaapzak, water, rantsoen, radio, munitie, verband. Alles op een vaste plek. Iedere marinier pakt een Heckler & Koch 416, een aanvalswapen met 254 mm loop, uit de wapenkamer. Eén operator neemt een zwaar Minimi-machinegeweer mee.
„Doe het met elkaar”, benadrukt teamleider Huub, nog eens. „Alleen red je het niet.” Kameraadschap staat hoog in het vaandel. Marsof’ers moeten op elkaar kunnen vertrouwen. Blindelings. Nog één advies: „Neem extra sokken mee. Het bos is nat.”
Op scherp
Acht instructeurs observeren de vier teams van elk zeven man. „We checken de aangeleerde vaardigheden”, legt sergeant Erik uit. „Altijd met z’n tweeën, om willekeur te voorkomen. Bovendien rouleren we voortdurend van team.” De eisen zijn hoog. Ondanks de grondige voorbereiding vallen er van de dertig cursisten nog vijf of zes tijdens de opleiding af door mentale overbelasting en slaapgebrek. „Helaas.”
Tijd voor actie. Een bestelbusje dropt –met gedoofde verlichting– zeven zwaarbewapende mariniers ten noorden van Otterlo. Camouflagestrepen op het gezicht. Een mars van 5,5 kilometer naar het vijandelijke talibankamp wacht. Met volle bepakking.
Het is stikdonker. De operators banen zich –met nachtzichtkijkers– een weg door het bos. Van checkpoint naar checkpoint, via een vooraf uitgestippelde route. De Koeweg is kritiek. Links en rechts bevinden zich taliban.
Het valt niet mee. De praktijk blijkt weerbarstiger dan de theorie in het verwarmde leslokaaltje. De mariniers missen een checkpoint en raken het spoor bijster. En nog eens. De bepakking drukt zwaar, de vermoeidheid slaat toe. Vlakbij briest een hert van boosheid.
„Nu is het zaak alert te blijven”, legt instructeur Jasper uit. Het lukt – niet helemaal. Een uitgeput team zoekt –midden op de weg– de juiste gps-coördinaten. Een leermoment: blijf altijd ongezien opereren. Dik drie uur later dan gepland arriveren ze uiteindelijk bij het talibankamp.
Geen tijd te verliezen. Nog even en de ochtend gloort. Langs de bosrand vinden de operators een geschikte plek om een observatiepost (OP) in te richten. Denken ze. De beschutting blijkt echter bagger. Er zit niks anders op dan zich in te graven.
De tijd dringt. Twee man spitten haastig een gat in de grond en camoufleert de boel. Het team duikt in het veel te krappe gat. Zeven zwetende lijven zitten stijf tegen elkaar. Een sergeant installeert zijn kijker, een luitenant z’n machinegeweer. De vijand loert.
Pakweg 100 meter verderop bivakkeren instructeurs. Instructeur Wim hapt onder een camouflagezeiltje uit een pakje van z’n rantsoen, aangelengd met water. Wat hij eet? „Geen idee.”
Tijgeren
Sergeant Erik sluipt naar de OP. Inspectie. ”Lessons learned” zijn er genoeg. Het gat in de grond meet hooguit 2 bij 2,5 meter. „Véél te klein.” Ook de camouflage laat te wensen over. Het team rest twee opties: verkassen of verbouwen. „Dat kost hun hun nachtrust”, verklaart instructeur Jasper.
Een cursist kruipt moeizaam uit de OP en tijgert over de bosgrond. Pakweg 25 meter verderop blijft hij liggen, draait zich op zijn zij en ritst z’n broek open. Opgelucht keert hij terug. „Vaste plasplaats?” informeert de verslaggever. „Nee”, reageert de marinier. „Die is daar. Waar jouw tas staat.”
Een geheime missie kan altijd onverwacht op vijandelijke troepen stuiten. Met slachtoffers tot gevolg. Marsof traint z’n manschappen daarom uitgebreid op noodscenario’s. Behoedzaam sluipen zeven militairen door het bos. Heuveltje op, heuveltje af. Zweet parelt op hun voorhoofden. Plotseling opent de vijand het vuur. De voorste militair stort gewond ter aarde. „Contact”, brult een collega. De mannen zoeken ijlings dekking.
Een marinier legt met een 40 millimeter granaat een rookgordijn aan. Oranje rook vult het bos. Twee zwarte baretten sleuren –onder dekking van het rookgordijn– hun gewonde kameraad tussen zich in naar achteren. Een machinegeweer spuwt vuur. Hete hulzen vallen in het natte gras. De special forces trekken zich terug. „Achter de vijandelijke linies moet je met een klein team niet het gevecht aangaan”, legt instructeur Gerwin uit. „Tactisch terugtrekken is verstandiger.”
Instructeur korporaal Bas hurkt op de grond. Met zeven dennenappels in het zand –drie rechts, vier links– legt hij de ”skills and drills” van de gewondenafvoer nog eens uit. „Meer tempo graag.” Gevaar dreigt niet alleen van voren. „Hou ook je achteruitbeveiliging in de gaten.”
Uitputting
Wildflecken, Duitsland. De opleiding vergt het uiterste van de vechtjassen. Bijvoorbeeld tijdens een 72 uur durende zoektocht naar twee piloten uit een neergehaald jachtvliegtuig. Uitputting eist haar tol. Verschillende mariniers krijgen waanbeelden. „Er zit een vogeltje op mijn loop”, zegt marinier der eerste klasse Casper. „Echt.” Hij knippert een keer met zijn ogen, en weg is de vogel. „Ik zie een kat op z’n kop staan”, meldt cursist Niels. „Niet te geloven.”
Marinier Mike moet vanwege bloed in de urine naar het ziekenhuis. De diagnose –na alle ontberingen– wijst richting de nieren. Dezelfde dag is hij –nog wat zwabberend– weer op de been. Bikkel.
Het T-squadron test tijdens een „meetmoment” in Wildflecken de aangeleerde vaardigheden. De eisen zijn hoog. Het observeren van een verdachte tulband, het aanvragen van mortiervuur en het versleuteld versturen van foto’s. Of het verzorgen van een neergeschoten collega.
De elf instructeurs evalueren de prestaties van de mariniers tijdens de DUB in de OPS, de Dagelijkse Update Briefing in de ”Operations”. In slaap vallen tijdens een operatie is ernstig. Voor de geweerloop van een collega langslopen eveneens. Twee keer een ernstige veiligheidsfout maken, betekent vaak einde oefening.
Zes cursisten vallen af, ook na een herkansing. „Persoonlijk vind ik het een gemis dat we hen niet over de streep hebben kunnen trekken”, reageert T-squadroncommandant Douwe. „Maar de mannen moeten wel laten zien dat ze deze vaardigheden beheersen.”
serie Mee met Marsof
Terreur houdt Europa in z’n greep. Deze krant biedt een unieke blik achter de schermen van Marsof, dat onder meer de zwaarste antiterreureenheid van Nederland kent. Woensdag deel 6.
Keihard knokken voor Marsof
Marinier der eerste klasse Casper (25) loopt met zijn Heckler & Koch 416 door het bos achter de Generaal-majoor Kootkazerne in Stroe. De marinier –een van de oudere cursisten van de opleiding tot special forces van het Korps Mariniers– heeft net een ”wounded man drill” achter de kiezen, een gevechtsoefening met gewonden.
De eisen voor Marsof liggen een stuk hoger dan voor de ‘gewone’ mariniersopleiding. „Het is drie weken lang knokken”, zegt marinier Casper, terugblikkend op het succesvol afronden van de selectiefase. Casper –drie keer uitgeloot voor de studie fysiotherapie– heeft het er graag voor over. „Dit is het echte werk, dit is rammen.”
Het opereren in een klein team spreekt hem aan. Mocht hij de eindstreep voor de toelating tot Marsof halen, dan wil hij graag mountainleader (berggids) of medic (medisch operator) worden. „Dankbare taak.”
Hij blijft voorzichtig. „Ik ben er nog niet.”