Vijf redenen voor de kerk om de Holocaust te gedenken
Zouden de kerken, juist in het jaar waarin wij 75 jaar vrijheid vieren, geen woorden van troost en verbondenheid moeten spreken tot de Joodse gemeenschap in ons land?
Velen staan dit jaar stil bij 75 jaar vrijheid, in allerlei vormen en op tal van plaatsen. Het gedenken begint nu al. Vandaag, 27 januari 2020, gedenken tientallen regeringsleiders in Auschwitz de Holocaust.
Het is bemoedigend dat het gedenken nog zo breed leeft. Wie zegt: „nooit meer Auschwitz” (Auschwitzmonument, Amsterdam) zegt ook: „nooit vergeten.” Op het Joodse monument in Den Haag staat: ”Gedenk wat Amalek u gedaan heeft... vergeet het niet” (Deuteronomium 25:17 en 19). Mijn vraag is: horen wij de komende tijd ook iets van de kerken?
Het is eigenlijk overbodig, maar toch wil ik enkele argumenten noemen waarom juist kerken het voortouw moeten nemen om de Holocaust te gedenken.
Schaamte en schuld
1. Gedenken is het present stellen van het verleden. Het verleden gaat altijd mee, al is het slechts in de vorm van een schaduw. Naast het spreken van de kerk kan het gedenken door de kerk niet gemist worden. Het gedenken van 75 jaar vrijheid krijgt zijn diepste betekenis als wij de Holocaust gedenken. Van de naar schatting 250.000 Nederlanders die tijdens de oorlog omkwamen, was het merendeel Joods: 105.000 Joodse Nederlanders. Dat is ruim 40 procent.
2. De kerken hebben een unieke kans om in het jaar waarin wij 75 jaar vrijheid vieren de Joodse gemeenschap in ons land een hand toe te steken, in het besef dat het onvoorstelbare leed van 75 jaar geleden wonden heeft geslagen die niet geheeld zijn en waarschijnlijk nooit geheeld zullen worden.
Zouden de kerken juist nu geen woorden van troost en verbondenheid moeten spreken?
3. De taakopvatting van de kerk ”bestrijding van discriminatie, racisme en antisemitisme en verdediging van de mensenrechten” is te beperkt, omdat de kerk een bijzondere band heeft met het volk Israël. Wie in het algemeen over racisme of antisemitisme spreekt, laat deze specifieke band onbenoemd en gaat seculier spreken over iets wat de kerk als een geheim met zich meedraagt, namelijk de ”onopgeefbare verbondenheid” met dit volk.
4. Zouden de kerken, in de geest van het rapport ”Israël en de kerk” (1959, Hervormde Kerk), niet nog eens moeten erkennen dat „wij christenen met ons christendom van negentien eeuwen hen (de Joden) niet hebben kunnen redden”? Wie zich het verleden te binnen brengt, voelt dat woorden gevonden moeten worden om pijn, schaamte, tekortkoming en schuld te vertolken.
Daarbij hoeft niet uit het oog verloren te worden dat de kerken zich tijdens de oorlog niet stilgehouden hebben ten opzichte van de bezetter, ook niet wat betreft de wegvoering van de Joodse landgenoten. Maar was het krachtig genoeg? Werd niet te vaak gezwegen?
5. Het gedenken van de Holocaust is belangrijk omdat het de kerken moet aansporen om zich, diepgaander dan tot nu toe het geval was, te beraden op de aard van onze westerse cultuur. Welke krachten zijn daarin werkzaam, nu gebleken is dat in een beschaafde wereld demonische krachten zich ineens sterk kunnen maken? Een levende kerk is toch een waakzame kerk?
Oprechte woorden
Is zwijgen op dit cruciale moment niet hetzelfde als het wegkijken van destijds? Laten gewone, oprechte woorden hun weg mogen vinden naar het hart van de Joodse gemeenschap van ons land.
De auteur is emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland.