Tijd dringt voor schuldbelijdenis aan Joodse volk
Wat houdt kerken tegen om schuld te belijden aan Joodse medemens?
De toespraak van onze koning op de Dam ter gelegenheid van de dodenherdenking heeft velen getroffen. Natuurlijk, het is verdrietig dat hij de Naam van God niet noemde. En zeker, het wat naïeve geloof in de mensheid delen wij op Bijbelse gronden niet. Maar laten we hem niet al te haastig in de rede vallen. Laten we veeleer zwijgen en de hand in eigen boezem steken. Laten we, persoonlijk en als kerk, schuld belijden. Voor God en voor de mensen. En zéker ook voor het Joodse volk. Het is de hoogste tijd!
Koning Willem-Alexander had het in zijn toespraak onder meer over de razzia’s en de volle trams waarmee onze Joodse medeburgers werden afgevoerd terwijl velen toekeken. Hij raakte diep onder de indruk van het verhaal van een Joodse overlevende van kamp Sobibor. Eerlijk benoemde hij ook de rol van zijn overgrootmoeder, koningin Wilhelmina. Telkens weer sprak zij zich uit tegen de Duitse bezetting, maar het lot van haar Joodse onderdanen verzweeg zij bijna geheel. Onze koning had het daar moeilijk mee. Het was moedig en integer dat hij dit liet merken. Want het ís wat als een staatshoofd zoiets uitspreekt voor het forum van het hele land en de wereldpers!
Oorverdovend stil
De vraag nu die oprijst is: waar blijven de kerken? De laatste tijd is er verschillende malen toe opgeroepen onze Joodse medemensen excuses aan te bieden voor het oorverdovende zwijgen van vele kerken en christenen in de oorlog. Wat houdt ons tegen? Het gaat om vooral twee zaken.
In de eerste plaats zijn er die zeggen: „Wij kunnen toch geen schuld belijden voor anderen? Wij waren er toch persoonlijk niet bij betrokken?” Ik begrijp dat argument, maar ik vind het niet sterk. Horen wij dan niet bij het Nederlandse volk? Dat zou een vorm van ahistorisch denken zijn die niemand past en zeker een christen niet. Nu kan men zeggen dat we wél schaamte moeten tonen, maar dat we geen schuld kunnen belijden namens anderen. Vonden de Bijbelheiligen dat ook? Juist bij hen vinden wij een oprecht schuldbesef en een diepe solidariteit met het voorgeslacht.
In de tweede plaats is er soms de vrees dat een dergelijk schuld-belijden afbreuk zou doen aan het gezag van bepaalde kerkleiders uit de genoemde periode en aan de boodschap die zij uitdroegen. Ik kan dat begrijpen. Ik zou het erg vinden als men de prediking zou gaan verachten om de persoon. Maar ook die Godsgezanten waren toch niet volmaakt? De zonden en nalatigheden van Gods kinderen worden in de Schrift toch ook niet verdoezeld? Dat geldt ook van de oorlog. Het grootste deel van ons volk deed niets. Het maakte het de bezetter in ieder geval makkelijk om het ”Joodse vraagstuk” op te lossen. Zouden wij het beter gedaan hebben dan zij die meewerkten of wegkeken? Het blijft beschamend dat socialisten en christenen die wij soms wegzetten als ”licht-gereformeerd” méér voor de Joden gedaan hebben dan velen die rechtzinnig waren in de leer.
Waarom is het dan zo moeilijk om schuld te belijden? Omdat we zo’n hoog hart hebben? Omdat we onszelf handhaven en ook ons kerkelijk blazoen zo graag schoon willen houden? Schuld belijden valt nooit mee. Tenzij we oprecht in de schuld komen. Dan gaat het vanzelf en begeren we ook niet anders. Een ware schuldbelijdenis wordt geboren in de diepte en brengt ons aan de voeten van de Enige Die vergeving kan schenken, en Die dat doet om Jezus’ wil.
Verzachting
Inmiddels leven we 75 jaar na de bevrijding. Slechts een kwart van de 140.000 Nederlandse Joden heeft de oorlog overleefd. Nog even en dan is heel die generatie weggevallen. De tijd dringt dus! Het is nu de tijd voor zelfonderzoek en schuld-belijden. Onze koning en onze minister-president gingen daarin voor.
Laten we overigens niet denken dat dan alles is opgelost. Een officiële schuldbelijdenis van kerkelijke zijde strijkt geen plooien glad en heelt geen wonden. Maar ze mag, onder Gods zegen, misschien wel dienen tot verzachting van die wonden.
De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Alblasserdam.